"Geen ontheffing boeteclausule bij doorverkoop pachtgrond" Claims natuur en recreatie te ambitieus Dertig procent korting bij overdracht mestrechten Verplichte registratie diervoederbedrijven Vraagtekens bij kerntaken DLV Groei van de schapenstapel Mengelingen In nieuwe verplaatsingsregeling Het verlenen van ontheffing van de boeteclausule wanneer een pachter gekochte grond direkt doorverkoopt aan een belegger levert onoverkome lijke bezwaren op. Dat stelt de kom missie Grondgebruik van het Land bouwschap in een beschouwing over de boeteclausule die geldt wanneer pachters van Domeinen gekochte grond doorverkopen aan een andere belegger. Wel is er volgens de kommissie iets voor te zeggen om een regeling op te stellen die het beleggers mogelijk maakt verpachte grond onderling aan elkaar over te dragen zonder dat de pachter van zijn voorkeursrecht gebruik mag maken. Met dit door schuiven van de grond komt de be- drijfskontinuïteit van de pachter niet in gevaar terwijl het niet gebruik kunnen maken van het voorkeurs recht mogelijk tot een vertraging van het ontpachtingsproces kan leiden. Wel moet de nieuwe verpachter een "veilige" verpachter zijn, een begrip dat in zo'n regeling overigens moei lijk valt te definiëren, merkt de kom missie op. De ZLM kaartte het probleem van de boeteclausule onlangs via het KNLC aan bij het Landbouwschap. Deze standsorganisatie vindt het Dr.ir. G. van Dijk benoemd tot bijzonder hoogleraar Aan de Landbouwuniversiteit Wa- geningen is dr.ir. G. van Dijk be noemd tot bijzonder hoogleraar 'Coöperatie, in het bijzonder in de land- en tuinbouw'. Hij volgt hier mee prof.dr. G.J. ter Woorst op die per 1 september met emeritaat zal gaan. De leerstoel werd in 1982 door de Nationale Coöperatieve Raad voor Land- en Tuinbouw (NCR) aan de LU gevestigd. Prof. Van Dijk (44) studeerde vee teelt en agrarische ekonomie aan de Landbouwuniversiteit in Wagenin- gen. Aan de universiteit van Aber deen in Schotland promoveerde hij in 1978 op een proefschrift over prijsvorming en marktgedrag in de vee- en vleessektor. Hij was geruime tijd (1972-1982) als wetenschappe lijk (hoofd)medewerker verbonden aan de vakgroep Algemene Agrari sche Economie van de LUW. Van 1982-1986 werkte hij als studiesecre taris van de Afdeling Landbouw in de Samenleving van de Nationale Raad voor Landbouwkundig Onder zoek - TNO- Gedurende de periode 1979-1984 fungeerde hij enkele ma len als adviseur van de OESO. Sinds 1986 was hij Universitair Hoofd Do cent Landbouwpolitiek aan de LUW en werd onlangs benoemd als Direk- teur van de NCR. In de periode 1988-1990 was hij secretaris van de Commissie Van der Stee (Perspectie ven voor de Agrarische Sector) die rapport uitbracht onder de titel: 'Om Schone Zakelijkheid'. buitengewoon onrechtvaardig wan neer een domeinpachter die de grond voor 60% van de vrije waarde heeft gekocht van Domeinen en deze ver volgens doorverkoopt aan een ande re belegger zonder vermogenswinst gemaakt te hebben, gekonfronteerd wordt met een boete. De ZLM zou in zo'n geval vrijstelling willen van de boeteclausule. De kommissie Grondgebruik van het Landbouw schap zegt hier dus onoverkomelijke bezwaren in te zien en spreekt van willekeur, papieren rompslomp, de moeilijke kontroleerbaarheid en de fiskale problematiek. Deze terughoudende opstelling van de kommi^ie houdt nauw verband met het vrijwillige karakter van de transaktie. "Niet Domeinen maar de pachter wil kopen tegen 60% van de verkeerswaarde". Bij onmiddellijke doorverkoop aan een belegger wordt weliswaar geen winst gemaakt, maar aangenomen mag worden dat de pachter wel het voordeel heeft dat de "nieuwe" voorwaarden iets gunsti ger zijn dan die bij de vroegere be legger. De belangen van de oude ver^ pachter daarentegen worden natuur lijk geschaad. Het aankooprecht is een exklusief voorrecht voor de pachter die bedoeld is om de konti- nuatie in eigendom mogelijk te ma ken. Wanneer de pachter de grond meteen doorverkoopt heeft hij die bedoeling kennelijk niet gehad en komt de nieuwe belegger wel aan goedkope grond; bij pachtvrijko- men realiseert hij 40% vermogens winst. Volgens de kommissie zal Do meinen dan - zoals trouwens elke verpachter - redeneren dat hij het verpachte onder die omstandigheden helemaal niet kwijt had gewild. Deze praktijk zal dan ook op de kortst mogelijke termijn het aankooprecht tegen de verpachte waarde op de tocht zetten, zo vreest de kommissie. Vrijstelling van de boeteclausule zou volgens de kommissie naast onder linge overdracht tussen beleggers al leen rechtvaardig kunnen zijn in die gevallen waarin is gekocht met de bedoeling om het bedrijf zelf te ex ploiteren maar waarbij dit door fi- Behalve de ZLM-kring West Zeeuws-Vlaanderen en individuele agrariërs heeft ook de Gewestelijk raad voor Zeeland van het Land bouwschap een aantal bezwaren in gebracht tegen de streekplanuitwer king voor de kuststrook West Zeeuws-Vlaanderen. De raad is van mening dat de claims ten behoeve van niet-agrarische functies in het gebied te ambitieus zijn, mede om dat geen enkel inzicht bestaat in de onderbouwing en de financiële con sequenties van deze claims. De reservering voor bosbouw is naar de mening van de Raad te groot en te verbrokkeld. Grote boscomplexen in open polderlandschap worden af gewezen. De raad mist een visie op de positie van de landbouw. Op dit De Dienst Landbouwvoorlichting (DLV) gaat zich steeds meer als be drijf profileren. Een van de belang rijkste vragen daarbij is wat zijn de kerntaken van de DLV. Het is drin gend gewenst dat de overeenkomst tussen de overheid en het Land bouwschap over de voorlichting kri tisch bekeken wordt. Het is nog steeds niet duidelijk bin nen welke kaders de DLV als bedrijf kan opereren en wat de financiële consequenties daarvan zijn. Wat ge beurt er bijvoorbeeld met het geld dat nu voor bepaalde diensten ge vraagd wordt? nanciële tegenvallers niet mogelijk blijkt te zijn. Zou de ex-pachter dan willen herfinancieren door verkoop tegen pacht en hij maakt daarbij geen vermogenswinst dan zou hij moeten kunnen worden vrijgesteld van de boeteclausule. J.W. Bij overdracht van mestproduktie- rechten gaat een korting van 30 pro cent gelden. Het is verboden mestrechten te verplaatsen naar be paalde gebieden. Meer bedrijven ko men in aanmerking voor het aan schaffen van mestproduktierechten. Dat staat in de nieuwe verplaatsings regeling die onderdeel uitmaakt van de Notitie Mestbeleid Tweede Fase, die 27 juni jl. door minister Braks naar de Tweede Kamer is gestuurd. De tweede fase gaat in op 1 januari 1991. De notitie bevat regels met betrek king tot het gebruik van dierlijke mest, de verplaatsing van mestpro- duktie, het voorkomen van uitbrei ding van de mestproduktie, met na me in de overschotgebieden, de sti mulering van mestverwerking en de stimulering van de vermindering van de ammoniakemissie. De Notitie Tweede Fase Mestbeleid is een vervolg op de Eerste Fase Mestbeleid, waarvan de evaluatie op 5 april jl. aan de Kamer is gestuurd. Daaruit bleek onder meer dat de be langrijkste doelen uit dé eerste fase zijn gehaald, namelijk dat de toena me van de mestproduktie tot staan is gebracht. Ook hebben de betrokken veehouders goed ingespeeld op de problematiek door zelf met een aan- moment lijkt de streekplanuitwer king eerder een geest uit te ademen van een landbouw welke slechts gronden afstaat voor niet-agrarische doeleinden. De betekenis van sterke agrarische bedrijven klinkt onvol doende door. Gepleit wordt voor ruime ontwikkelingsmogelijkheden voor de landbouw, inclusief niet- grondgebonden bedrijfstakken. Er kan niet staande worden gehouden dat allerlei nieuwe produktiesyste- men als het houden van scharrelkip- pen of scharrelvarkens, maar ook de vestiging van glastuinbouw bij voor baat aan beperkingen onderhevig zijn of zelfs soms worden afgewe zen. Overigens staat de raad positief tegen verweving van functies in be paalde gebieden en wil daar ook haar medewerking aan verlenen. Mag de dienst zoals een echt bedrijf reservekapitaal vormen voor slechte re tijden? Het blijkt dat de DLV het profijtbe ginsel hoog in het vaandel heeft en" een algehele heffing als sluitstuk ziet. De Dienst is nu op de toer van produktontwikkeling en profijtbe ginsel. De manier om aan middelen te komen. Het bestuur van het KNLC vindt het zeer belangrijk dat de nota over de taken van de DLV eerst in het bestuur van het KNLC behandeld wordt vQordat de sectorcommissies er een oordeel over vellen. Het Produktschap voor Veevoeder gaat alle ondernemingen die werk zaam zijn in de produktie, verwer king en handel in diervoeder registreren. Daartoe heeft bestuur onlangs besloten. De regis'tratie is noodzakelijk in verband met het in 1991 in te voeren nieuwe heffingen systeem. De ondernemingen zijn ver plicht zich voor 1 oktober van dit tal initiatieven te komen, gericht op mogelijke oplossingen. Om de oorspronkelijke doelstellin gen te halen zijn aanpassingen op het tot nu toe gevoerde beleid nood zakelijk. Deze doelstellingen zijn evenwichtsbemesting in het jaar 2000 en een perspectiefbiedende vee houderij. Konkreet worden, behalve de nieu we verplaatsingsregeling, de volgen de maatregelen voorgesteld: - naast kippen, varkens, rundvee en kalkoenen worden ook eenden, ko nijnen en pelsdieren onder de mest wetgeving gebracht; vanaf 1995 mag niet meer mest worden geproduceerd dan er door de veehouder kan wor den verwerkt of afgezet. Voor diege nen die mestproduktierechten aan kopen gaat dit systeem in per bij het ingaan van de nieuwe verplaatsings regeling; jaar bij het produktschap te melden. Nieuwe bedrijven dienen zich binnen 30 dagen na het tijdstip waarop de onderneming is gevestigd aan te melden. De verplichte registratie geldt niet voor veehouderijen die grondstoffen of diervoeders telen of kopen uitslui tend ten behoeve van vervoedering op het eigen bedrijf. - een heffing ten behoeve van mest verwerking is noodzakelijk en zal in beginsel door het bedrijfsleven wor den ingesteld; - in de Meststoffenwet zal de moge lijkheid worden opgenomen voor een heffing ter bestrijding van am moniakemissie; - in 1991 en 1992 wordt in verband met fosfaatverzadiging zo'n 60 tot 80.000 ha bouwland, grasland en snijmaisgrond aangewezen waar niet meer fosfaat op terecht mag komen dan het gewas er zelf aan kan ont trekken. Daarnaast zal de fosfaat norm voor gebruik van dierlijke mest op maisgrond versneld worden aangescherpt; - het uitrijverbod zal op grasland en bouw- en maisland, op zand-, dal en lössgronden gefaseerd worden verlengd totdat per 1-1-1995 een uit rijverbod geldt van 1 september tot 1 februari. De omvang van de Nederlandse schapenstapel is in de achterlig gende 1 Zi eeuw nogal aan veran deringen onderhevig geweest. In de vorige eeuw was er tot 1860 een toename van het aantal die ren. In dat jaar werd een top be reikt van 1 miljoen stuks. Daarna was er met schommelingen een teruggang tot een dieptepunt van 360.000 stuks in 1951. Nadien is er een toename die in de laatste jaren opzienbarend is. In vroeger tijd werd verreweg het grootste deel van de schapensta pel gehouden in kudden op hei develden, dijken en schorren. Vooral door het in kuituur bren gen van heidevelden van eind vo rige eeuw tot in deze eeuw ver- dwenen grote oppervlakten '^raasgronden voor schapen en dus ook de schapen van die ter reinen. Daarnaast kwam er in de loop van de tijd een verschuiving van kuddeschapen naar meer weideschapen. Dit ging gepaard met verandering van het soort schaap dat werd gehouden. Door de betere kwaliteit van het voed sel kwamen er de produktiever kuituurrassen in plaats van de weinig produktieve landrassen. Naar gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het verloop van het aantal schapen in Zeeland en Nederland naar een aantal peiljaren afgerond als volgt: jaar Zeeland Nederland in Zeeland 1880 33.000 896.000 3.7 1901 27.000 752.000 3.6 1921 24.000 668.000 3.6 1939 24.000 690.000 3.5 1950 11.000 390.000 2.8 1960 12.000 456.000 2.6 1970 11.000 575.000 1.9 1980 30.000 858.000 3.5 1989 55.000 1.404.000 3.9 Vooral in de laatste jaren is de groei van de schapenstapel spec taculair. Tot 1940 bleef het Zeeuwse aan deel procentueel gelijk^ tred hou den met de terugloop. De toena me vond in Zeeland in een later stadium plaats dan in het totaal van Nederland. Procentueel is Zeeland terug op het percentage van een eeuw geleden, maar het aantal is omvangrijker gewor den. Friesland heeft met 22% van het totaal de omvangrijkste schapenstapel in ons land. J.H. Lantinga 4 Vrijdag 6 juli 1990

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 4