Boeren in De Kempen lopen te hoop tegen beregeningsverbod
Milieu niet langer spookbeeld voor landbouw!
Mestwetgeving bedreigt weidevogels
Praktijkdag 'Boer en Milieu'
De doodsteek voor de rundveehouderij. Dat zeggen de boeren op de
hoger gelegen zandgronden in De Kempen naar aanleiding van het
beregeningsverbod dat het provinciebestuur van Brabant met ingang
van volgend jaar wil instellen. Enkele honderden boeren uit de regio
Eindhoven trokken vorige week naar het Provinciehuis in Den Bosch
om de Commissaris van de Koningin, mr. F. Houben, een petitie aan
ie bieden.
Als de plannen van de provincie
doorgaan mogen de boeren hun wei
landen tot 1 juni helemaal niet bere
genen en in de maand juni niet op
het heetst van de dag, namelijk tus
sen 11.00 en 17.00 uur. Daar zijn
overigens, in een uiterst droog voor-
Jaar, uitzonderingen op mogelijk.
Het beregeningsverbod is onderdeel
van de beperkingen voor de onttrek
king van grondwater, die ook wor
den opgelegd aan industrie en drin
kwaterbedrijven. Deze beperkingen
zijn volgens de provincie nodig om
de grondwaterstand op het huidige,
al lage peil te houden. De ZLM heeft
zich in grote lijnen akkoord ver
klaard met het sproeiverbod met de
aantekening dat snel duidelijk moet
worden in welke gevallen en onder
welke voorwaarden ontheffingen
mogelijk zijn. Het standpunt van de
ZLM korrespondeert met dat van de
NCB, dat eerder eveneens - ondanks
verzet uit de achterban - node ak
koord ging met het voornemen van
G.S.
Boerenvoorman Van Meijel vindt
dat de boeren absoluut niet serieus
worden genomen op het Provincie
huis. Hij waarschuwde het provin
ciebestuur, dat de boeren hun bere-
geningsinstallaties niet stil zetten,
zolang burgers hun tuinen mogen
besproeien en hun toilet met schoon
drinkwater mogen doorspoelen.
"Voor de boeren is de maat nu on
derhand vol. Het moet duidelijk
worden, dat dit nieuwe verbod voor
teel boeren de doodsteek betekent".
De Pielis
Eén van de gebieden, waar boeren
extra veel van de droogte te lijden
hebben, is ontginning De Pielis in
Bergeyk. Dertig jaar geleden vestig
den zich daar 28 boeren op hoog ge
legen (+41 NAP), zanderige gron
den. De familie Houbraken uit De
Pielis is verbitterd over het dreigen
de beregeningsverbod van de provin
cie Noord-Brabant en over de hou
ding van de NCB in die kwestie. "De
meeste NCB-leden boeren op lage,
natte gronden. Die hebben geen idee
hoe droog het hier is".
Op het weiland achter zijn huis laat
•hij met behulp van de grondboor
zien dat deze grond écht niet buiten
kunstmatige beregening kan. De eer
ste 20 tot 25 centimeter bestaat uit
goede humusgrond, die het water
ook enigszins kan vasthouden.
Daaronder begint de zandgrond, die
zelfs nu - na een week regenachtig
weer - droog is. Op een centimeter of
30 diep haalt de boor al onvruchtba
re, gele grond naar boven.
De boeren van De Pielis achter Ber
geyk hebben niet voor niets al vaker
in Den Bosch tegen een dreigend be-
De familie Houbraken uit Bergeijk is verbitterd iver het dreigende beregeningsverbod. "In een zomer zoals vorig jaar
zouden we zonder beregening tweederde minder opbrengst hebben gehad", zegt zoon Hans Houbraken. "We hebben
toen van half mei tot half september bijna aan een stuk door, dag en nacht gesproeid, (foto: Zuid Nederlands Fo-
toburo).
regeningsverbod geprotesteerd.
"Als de maatregelen die de provin
cie nu voorstelt worden ingevoerd,
dan kunnen wij het wel vergeten",
De landbouw is bereid financiële en technische inspanningen te leve
ren om te voldoen aan de eisen die door de overheid aan de agrari
sche bedrijfsvoering worden gesteld, maar de sektor vraagt wel steun
en tijd van de overheid om op verantwoorde wijze dit aanpas
singsproces te voltrekken. Dit werd duidelijk op de praktijkdag
"Boer en Milieu" die donderdag 7 juni jl. te Dordrecht werd gehou
den. De Agrarische Hogeschool Delft nam daarmee afscheid van de
ze stad als vestigingsplaats.
Het begrip duurzame landbouw
stond centraal in de ope
ningstoespraak van de heer H.J.
Slijkhuis, voorzitter van de OLM.
Hij ging nader in op de resultaten
van het KNLC-diskussiethema 'mi
lieu en bedrijf'. Slijkhuis gaf aan dat
het begrip duurzaamheid niet alleen
van toepassing is op de kwaliteit van
het produktiemilieu voor de land- en
tuinbouw, maar ook een duidelijk
ekonomische component kent. Prin
cipieel bestaat er naar zijn inzicht
geen tegenstelling tussen beide
doelstellingen. In de praktijk is er
echter een duidelijk spanningsveld
tussen milieu en landbouwekono-
mie. De konsument stelt terecht ho
ge eisen aan de agrarische produk-
ten. Voorkomen dient echter te wor
den dat de konsument een door de
pers opgedrongen 'chemofobie' ont
wikkelt die tot een aversie ten aan
zien van agrarische produkten leidt.
Een duurzaam produktiesysteem
zonder landbouw is dan ook voor
Slijkhuis geen reële optie.
Mestproblematiek
Ing. J.H. Uenk van de Landelijke
Mestbank belichtte o.m. de verbe
terde mestdistributie in de afgelopen
jaren. Van gedistribueerde mest is
het gemiddelde drogestofgehalte van
8,5% naar 10,6% gestegen. In de
akkerbouw werd in 1989 ongeveer
1,25 miljoen ton mest aangevoerd
(0,5 miljoen ton meer dan in 1988).
Een belangrijke pijler van het distri
butiebeleid is het proefprojekt
mestopslagfaciliteiten dat met een
verhuurcapaciteit van 275.000 m2
aan afgedekte mestopslagen en 220
aanvragen reeds is volgetekend.
Mestdistributie blijkt nu zo'n
12,a 16,per m3 varkens-
drijfmest goedkoper dan mestver
werking. In een recent gepresenteerd
plan ziet de Mestbank mogelijkhe
den om distributie en verwerking fi
nancieel aan elkaar te koppelen. Een
doelmatige afzet van met name in de
Vrijdag 15 juni 1990
kwalitatief goede
blijft echter het
akkerbouw van
dierlijke mest
hoofddoel.
Ing. C.J. Kloet van het Informatie-
en Kenniscentrum te Lelystad be
pleitte dat de ontwikkeling van ap
paratuur om ook in het voorjaar
mest op klei uit te rijden met kracht
wordt voortgezet. De regels voor
mestaanwending zullen de komende
tijd worden aangescherpt waarbij de
najaarstoediening op termijn zal
verdwijnen, te beginnen op de zand
gronden. "Neem daarom ontbin
dende voorwaarden in een af te slui
ten mestafzetkontrakt op", was zijn
advies.
Ruimte in regelgeving
De heer Boelm, specialist Ruimtelij
ke Ordening, Landinrichting en Mi
lieuzaken van de OLM, toonde zich
bezorgd over de werking van de rela
tienota in het kader waarvan in ons
land nu ruim 100.000 ha min of
meer concreet is ingevuld (uiteinde
lijk doel: 200.000 ha). De boer dient
volgens hem zichzelf te kunnen blij
ven herkennen in het daartoe op
gestelde beheersplan. Hierbij zijn
grote verschillen per provincie waar
te nemen. Duidelijk is wel geworden
dat een volledig beheer door de over
heid niet leidt tot een betere ontwik
keling van de natuurwaarden. De sa
menleving kan zich dan ook beter
richten op het leveren van een reële
financiële bijdrage aan een aange
past agrarisch beheer volgens het
principe: 'de genieter draagt bij'.
Landbouwer ing. H.J. Scheele te 's-
Gravendeel deed in het middagge
deelte op een heldere wijze verslag
van zijn nog prille ervaringen met
een landelijk projekt om in 4 jaar
tijd naar een- volledig geïntegreerd
akkerbouwbedrijf om te schakelen.
Scheele ziet goede mogelijkheden
om door een intensieve teeltkontrole
en 'n betere afweging van teeltmaat
regelen te komen tot een verminde
ring van het gebruik van meststoffen
en gewasbeschermingsmiddelen zon
der dat het ekonomisch rendement
wordt verlaagd. Integendeel door
een betere kwaliteit en verminderde
input wordt verwacht dat een beter
saldo wordt behaald.
Het akkerbouw-item werd afgeslo
ten door ir. L. de Wit, koördinator
van de Zeeuwse Stichting Stimule
ring Plantaardige Produktie. Hij
pleitte voor een marketingplan ten
behoeve van akkerbouw. Op basis
van een integraal marktonderzoek
kan worden aangegeven welke ge
wassen betere kansen voor (alterna
tieve) aanwending hebben.
Noordhollands veehouder en tevens
voorzitter van het Centrum Land
bouw en Milieu, H. de Gier, toonde
de aanwezigen dat door het bijhou
den van een mineralenbalans een
goed inzicht verkregen kan worden
in de mineralenstroom op het be
drijf. Deze relatief eenvoudige boek
houdkundige meetmethode bepaalt
het evenwicht tussen mineralenaan-
voer en -afvoer, waardoor de vee
houder een beter zicht krijgt op de
mineralenstroom op zijn bedrijf en
hij/zij gericht maatregelen kan ne
men om de verliezen te beperken.
Vervolgens gaf ing. J.V. Klarenbeek
van het IMAG een inleiding over de
mogelijkheden om de ammoniak-
emissie op een rundveehouderijbe
drijf te verminderen. De ammoniak-
emissie vindt plaats vanuit de stal,
de mestsilo en bij het uitrijden van
de mest. Door toepassing van spoel-
system in de stal kan een aanzienlij
ke reduktie worden bereikt. Hetzelf
de geldt voor een goed afgedichte
mestopslag. Naast het inbrengen van
de mest in de grond blijkt ook inre
genen tot goede resultaten te leiden.
Samenwerking
De dag werd afgesloten met een fo-
rumdiskussie waarin de dagvoorzit
ter, W. Ruiterkamp, kon konstate
ren dat de verbeterde relatie tussen
natuur- en landbouworganisaties
een basis biedt voor een konstruktie-
ve dialoog waarin beide belangen
groeperingen zich kunnen herken
nen. De woordvoerder van de Zuid
hollandse Milieufederatie benadruk
te dat deze wens mede is ingegeven
door het betere resultaat dat wordt
behaald indien samen wordt gewerkt
dan wanneer de - niet weg te poetsen
- tegenstellingen op de spits worden
gedreven. Pieter Vaandrager
zegt zoon Hans Houbraken fel. "In
een zomer zoals we die vorig jaar
hadden, zouden we zonder berege
ning tweederde minder opbrengst
hebben gehad. We hebben toen van
15 mei tot 15 september gesproeid,
bijna aan een stuk door, dag en
nacht".
De familie Houbraken boert met 80
melkkoeien en 70 stuks jongvee plus
300 mest var kens. De andere boeren
bedrijven op De Pielis kennen onge
veer vergelijkbare omstandigheden.
Zonder uitzondering beschikken ze
over regeninstallaties, zonder uit
zondering ook waren ze er zeer
vroeg bij. Eind jaren zestig schaften
de meesten al een buizeninstallatie
Waterputten in België
Jan Houbraken twijfelt ernstig aan
de zin van een beregeningsverbod
voor deze streek. In België, nauwe
lijks een kilometer verderop, liggen
negen waterputten met een vergun
ning om jaarlijks 9 miljoen kuub
water te onttrekken. Aan de andere
kant, in het grensdorp Luyksgestel,
ligt een waterstation dat 1 miljoen
kuub onttrekt en een optie heeft op
nog eens 1 miljoen. "Wij ziten daar
midden tussen in, dus de grondwa
terstand daalt sowieso. Als door on
ze putten de grondwaterstand met
nog eens een half procent verder
daalt, is het wel op. In België vragen
ze ons niets, daar bestaat geen enke
le beperking".
Houbraken benadrukt dat iets te
lang wachten met kunstmatige bere
gening al rampzalige gevolgen kan
hebben. ".We kunnen nu eenmaal
niet in één dag overal komen. We
hebben een week nodig om alle
grond te besproeien. Wacht je met
sproeien tot je van de overheid mag,
dan ben je te laat. Dan is je gras al
verdroogd en duurt het minstens een
maand voordat je er weer wat groei
in krijgt", aldus Jan Houbraken.
De haspelinstallatie van Houbraken
heeft een lengte van 300 meter en
kan met een druk van 9 atmosfeer
zo'n 25 tot 30 mm water per etmaal
opbrengen, als de verdamping over
dag tenminste niet te groot is, of als
de wind geen roet in het eten gooit.
Het apparaat, dat destijds een halve
ton heeft gekost, is acht jaar oud en
kan over twee jaar als afgeschreven
worden beschouwd.
Dikkere slang
Hans Houbraken laat duidelijk mer
ken dat de aanschaf van de volgende
installatie vooral afhangt van het al
of niet doorvoeren van beregenings-
verboden. "Als we alleen 's nachts
mogen beregenen, ligt het voor de
hand om een haspelinstallatie met
een grotere slangdiameter aan te
schaffen. In België zijn er al slangen
van 125 mm in gebruik".
Harry de Bot
De voorstellen voor de nieuwe mest
wetgeving dreigen de milieuproble
men af te wentelen op de weidevo
gels. Dit stellen Vogelbescherming
en het Centrum Landbouw Milieu
(CLM) in het rapport "Mestwetge
ving en weidevogels: knelpunten en
oplossingen", dat dinsdag 12 juni
werd aangeboden aan minister
Braks van Landbouw en Natuur
beheer.
Op 1 januari 1991 treedt de zoge
naamde tweede fase van de mestwet
geving in werking. In deze fase vindt
gefaseerd een aanscherping plaats
van het huidige beleid. Dit zal er in
1995 volgens de huidige voorstellen
o.a. toe moeten leiden dat tussen 1
september en 1 februari geen mest
wordt uitgereden en dat de mest bij
aanwending direkt wordt onder
gewerkt.
Uit het rapport, dat door het Cen
trum Landbouw en Milieu (CLM) in
opdracht van Vogelbescherming is
opgesteld, blijkt dat ten opzichte
van de huidige situatie met name in
de minder draagkrachtige veenwei-
degebieden veel meer mest in het
vroege voorjaar zal worden uitgere
den en dat de hierbij" gehanteerde
onderwerktechnieken desastreuze
gevolgen kunnen hebben voor broe
dende weidevogels. Beide organisa
ties vinden dat mestaanwending
moet plaatsvinden vóór het broed-
seizoen. Dit is niet alleen gunstig
voor het milieu maar ook voor wei
devogels. Vogelbescherming en het
Centrum Landbouw en Milieu
(CLM) bepleiten dan ook een krach
tig stimuleringsbeleid in deze rich
ting, waarbij naast extra voorlich
ting ook de ontwikkeling en aan
schaf van aangepaste onderwerkap-
paratuur mogelijk wordt gemaakt,
waarmee voor het broedseizoen ook
op de minder draagkrachtige gron
den mest kan worden aangewend.
Het Centrum Landbouw en Milieu
verwacht veel van een dergelijk sti
muleringsbeleid.
Vogelbescherming stelt dat als dit
stimuleringsbeleid niet binnen enke
le jaren van de grond komt en aan
slaat er op het moment dat de onder
werkplicht ook voor de veenweide-
gebieden gaat gelden (1994), een ex
tra uitrij-verbod in de broedperiode
(22 maart - 15 mei) moet komen.
17