Gedroogde dierlijke mest nuttig produkt voor ontwikkelingslanden Minister moet zich aan afspraken houden Gang van varken" zegt meest over levensduur Hinder van de hinderwet Algemene vergadering KNLC keurt nieuwe statuten goed KNLC: taakstelling per lidstaat Landbouwschap naar rechter als schadevergoeding uitblijft Hoogleraar ziet goede mogelijkheden voor uitvoer mest Gezond pluimvee Rose kalveren Volgens professor doctor ingenieur A. van Diest wordt in Nederland nog te vaak voorbijgegaan aan de mogelijke uitvoer van mest. In zijn afscheidscollege zei de hoogleraar bodemvruchtbaarheid en bemesting aan de Landbouwuniversiteit Wage- ningen dat de hier geproduceerde mest "weliswaar niet handzaam, maar wel een uiterst nuttig produkt voor het verhogen van de agrarische produktie in ontwikkelingslanden Van Diest betoogde dat de verstoor de balans tussen import en export van nutriënten (voedingsstoffen) in Nederland alleen echt in evenwicht zou kunnen worden gebracht door het afschaffen van de niet- grondgebonden intensieve land bouw, met als gevolg een beëindi ging van de nutriëntenstroom rich ting Nederland in de vorm van grondstoffen voor veevoeders. "Daar zijn de agrarische beleids- instanties in Nederland echter nog niet aan toe", constateerde Van Diest. Met handhaving van de inten sieve veehouderij moet dus, om de balans meer in evenwicht te brengen, de nutriëntenexport verhoogd wor den. Dat moet dan volgens de hoog leraar wel in veel grotere mate dan via de agrarische exportprodukten. Hij vindt dat ook gedroogde dierlij ke mest in korrel- of pelletvorm een heel nuttig produkt kan zijn voor ontwikkelingslanden. De mest zou daarvoor gemengd moeten worden met kunstmesten. "Met een uitge breid assortiment van de meng- mesten kunnen wij in het kader van ontwikkelingshulp de landbouw in tropische gebieden uitstekende dien sten bewijzen". Van Diest vindt dat deze mengmesten de plaats van kunstmest moeten innemen in het kunstmesthulpprogramma waaraan Nederland een grote bijdrage levert. Gemengd bedrijf In de ontwikkelingslanden is een te- Het KNLC kan zich in grote lijnen vinden in de voorstellen van het Landbouwschap over produktiebe- heersing van granen. Dit zei W. Trip, tijdens de laatstgehouden openbare bestuursvergadering van het Landbouwschap. Het Landbouw-comité vindt wel dat de taakstelling per lidstaat meer nadruk moet krijgen. Er moet zo snel moge lijk met de andere lidstaten overlegd worden of die dat ook willen. Daar na kan over de verdere invulling gesproken worden. Trip pleitte namens het KNLC voor een verplichte taakstelling per land en een vrijwillige regeling voor de in dividuele boer. Mocht die vrijwillige regeling niets opleveren dan kan ge dacht worden aan een verplichting per bedrijf. Gezien de hoeveelheid land dat al in Nederland braak is ge legd is hij er van overtuigd dat een vrijwillige produktiebeperking zal lukken. Trip sprak in diezelfde openbare bestuursvergadering zijn zorgen uit over de prijsdaling van de fabrieks aardappelen. Boven de onont koombare prijsdaling is ook nog een gedeelte van de planten onlangs be vroren. Trip pleitte namens het KNLC voor een gesprek tussen het Dagelijks Bestuur van het Land bouwschap en AVEBE over de pro blemen in het gebied en of AVEBE mogelijk wat kan doen om de nood te ledigen. Na dat gesprek zouden AVEBE en Landbouwschap geza menlijk met voorstellen naar de mi nister moeten gaan. Het Landbouw schap nam deze suggestie over. Het hoofdbestuur van het KNLC heeft in de openbare bestuursver gadering van het Landbouw schap op 6 juni jl. zijn grote zorg uitgesproken over de comple mentaire regeling. Op 1 maart zegde de Minister van Landbouw verbetering toe van de comple mentaire regelingen. Nu wil hij echter eerst de plannen van de re gionale herstructureringscom missies afwachten, voordat hij tot verbetering van de regels overgaat. Het KNLC vindt dat de minister zich hierbij niet aan zijn afspraken houdt. Het KNLC wil verder dat er op 1 oktober van dit jaar een evaluatie komt van de besteding van de toegezegde gelden. Het bestuur is baang dat de toegezegde gelden door het langzame werken van de overheid zullen terugvloeien in de staatskas. Verder moeten boe ren die menen in aanmerking te komen voor de inkomenssteunre geling dit melden bij hun boek- houdbureaus. Het Landbouwschap zal juridische stappen ondernemen als bedrijven in "fosfaatgevoelige" gebieden van de overheid geen schadevergoeding krijgen. Drs. Jef Mares, de voorzit ter van het schap, zei tijdens de openbare bestuursvergadering vori ge week woensdag dat het niet niet aanvaardbaar is dat de overheid in bepaalde gebieden extra strenge mestnormen oplegt en de financiële gevolgen daarvan afwentelt op de veehouders die buiten hun schuld door deze maatregelen gedupeerd worden. Mares wees erop dat ook een ver snelde aanscherping van de landelij ke bemestingsnormen voor maisland niet zonder meer aanvaardbaar is. Over de uitbreiding van het uitrijver- bod zei de Landbouwschapsvoorzit- Vrijdag 15 juni 1990 kort aan voedingsstoffen in het alge meen de belangrijkste belemmering voor de produktiviteit in de land bouw. Meer aandacht voor de be mesting zou de overgang van zwerf- landbouw naar permanente land bouw gemakkelijker maken. Een ge mengd boerenbedrijf maakt dit mo gelijk. Het enige dat de boeren moe ten doen is de mest met daarin de stikstof uit het voer, opnieuw ge bruiken ten behoeve van hun be drijf. Door mest en gier in biogas installaties te vergisten blijven de daarin aanwezige nutriënten beter behouden dan in een open mest hoop. Bovendien ontstaat er op die manier methaangas dat te gebruiken is als brandstof in plaats van hout. Een goede biogasinstallatie kan nu goedkoop worden gebouwd met be hulp van landbouwplastic. Aldus de ideeën van prof. Van Diest in zijn afscheidscollege. De pluimveegezondheidszorg is niet zo georganiseerd dat ze de ontwikke lingen 'in het veld' bij kan benen. Dat stelt een onderzoek van 'bureau Bakkenist vast. Bakkenist wil de tweedelijns-gezondheidszorg (de die renartsen vormen de eerste lijn) re organiseren. Er blijkt verschil van mening over de vraag wat regionaal en wat centraal moet worden ge daan. Bakkenist meent dat de taken van de Gezondheidsdienst voor Pluimvee in Doorn verdeeld moeten worden over ^e vijf regionale ge zondheidsdiensten. De pluimvee houders in de veredelingskommissie van het KNLC zijn voor een centra lisatie in Doorn, met regionale steunpunten. Dat is goedkoper me nen zij. Kalverhouders die zijn overgescha keld op de produktie van rose kalve ren komen in sommige gemeenten in aanvaring met de mestregels. De ro se kalveren hebben door een ander voergebruik (ruwvoer in plaats van melkpoeder) ook een andere mest- produktie. Sommige gemeenten wil len daarom nu rose kalveren voor de hinderwet gelijk stellen aan een stier. Dat is onterecht vindt de verede lingskommissie van het KNLC. Er moet met objektieve normen geke ken worden. Dat kan betekenen een aparte kategorie in de mestwet, net als die er voor scharrelvarkens is. Het selekteren van varkens op uiterlijke kenmerken, met de be doeling groei, spekdikte en le vensduur te voorspellen, is niet altijd zo relevant als nu door fokkerij-experts vaak gedacht wordt. Dat konkludeert onder zoeker ir. E. van Steenbergen, die onlangs aan de Landbouw universiteit Wageningen promo veerde op een onderzoek naar het belang van selektie op uiterlijke kenmerken in de varkens fokkerij. Het onderzoek zal zeker leiden tot een bijstelling van selektiekri- teria in de fokkerijwereld, zo ver wacht Van Steenbergen. Daarin wordt nu bijvoorbeeld nog veel belang gehecht aan lichaams bouw en -omvang van het varken (hoogte, lengte, breedte), terwijl de voorspellende waarde voor groei en spekdikte betrekkelijk gering is. Hetzelfde geldt voor de voorspellende waarde van de grootte en de stand van de klau wen van de achterpoten. De rele vantie van dergelijke waarnemin gen is zo gering dat ze volgens de onderzoeker net zo goed achter wege gelaten kunnen worden. Van Steenbergen denkt dat de vi suele beoordeling zich beter kan concentreren op eerr paar aspek- ten, waarvan het belang na zijn onderzoek wel onomstotelijk vaststaat. De "gang van het var ken" blijkt een van de belang rijkste voorspellende kenmerken. Daarvan is komen vast te staan dat het van alle exterieurkenmer- ken het meeste zegt over de te verwachten levensduur. Bepaalde artikelen in de hinderwet zijn voor meerderlei uitleg vatbaar. Dit brengt interpretatieverschillen met zich mee, waardoor niet alle be drijven gelijk behandeld worden bij een aanvraag of verlenging van een hinderwetvergunning. In de hinderwet staat 'wanneer een gedeelte van de inrichting gedurende drie achtereenvolgende jaren buiten werking is geweest, vervalt de ver gunning voor dat deel'. Dit is zo'n voorbeeld dat gemeenten verschil lend kunnen interpreteren. Bijvoor beeld een ligboxenstal met 80 boxen en 60 koeien is wel volledig in ge bruik. Sommige gemeenten denken daar anders over. Dit geldt trouwens ook voor het bepalen van de be drijfsomvang waarvoor een vergun ning geldt. Bedrijven kunnen hierbij uitgaan van de accountantsverkla ringen, van hun veebestand op het bedrijf of van de meitelling. On danks deze verschillen is er geen aan leiding hiervoor actie te on dernemen. Vergunning Een veel groter probleem vormen de bedrijven die geen of een onvoldoen de vergunning hebben. Volgens een uitspraak van de Raad van State zou bij het bepalen van een nieuwe ver gunning uitgegaan moeten worden van de situatie in 1981. Vanaf dit jaartal moet bij de vergunningtoe kenning rekening gehouden worden met natuur- en landschap. De uit spraak van de Raad van State kan echter ook weer verschillend geïnter preteerd worden. Het is wel verve lend dat bedrijven de dupe worden van het niet of onvoldoende hebben van een hinderwetvergunning door adviezen of achterstanden bij de ge meenten. Via de Vereniging Neder landse Gemeenten is men bezig met het zoeken naar een oplossing. Landbouworganisaties kunnen hun steentje bijdragen door voorlichting te geven over deze zaak aan bijvoor beeld wethouders. ter dat de overheid aan koud watervrees lijdt. Verschillende bestuursleden wezen op het gevaar dat bij een uitbreiding van het uitrij- verbod voor dierlijke mest met o.a. de maand september het kunstmest- verbruik kan toenemen. Het bestuur is van mening dat een korting van 25 procent bij verplaat sing van niet-grondgebonden mest- pfoduktie het maximum is. Een ver hoging tot 30 procent acht tiet bestuur van het Landbouwschap on nodig en niet onderbouwd. Unaniem was men van mening dat er nu snel een verplaatsingsbesluit moet ko men. Ook een maximum grootte van 225 intensieve veehouderijeenheden voor bedrijven die mest willen ver plaatsen, ondervond kritiek vanuit het bestuur. De algemene vergadering van het KNLC die op 5 juni 1990 is gehou den heeft de statutenwijzigingen goedgekeurd. Door deze wijzigingen zijn de sectoren akkerbouw, veehou derij, intensieve veehouderij en tuin bouw rechtstreeks vertegenwoordigd in het bestuur. Ze hebben ook stemrecht. In de nieuwe structuur vaan het KNLC vervangt een bestuur het hoofdbestuur. Dit nieuwe bestuur is samengesteld uit vertegenwoordigers van de gewone leden, zijnde de rigio- nale maatschappijen (per maat schappij een vertegenwoordiger) en de vertegenwoordigers van de afde ling veehouderij, tuinbouw, akker bouw en veredelingslandbouw. Elke afdeling mag één vertegenwoordiger afvaardigen, behalve de afdeling tuinbouw, die met twee leden verte genwoordigd zal zijn. De vertegen woordigers van de afdelingen krij gen stemrecht, een stem per afde ling; de stemverhouding van de overige landen blijft gebaseerd op de contributie-afdracht. Belangenbehartiging KNLC-voorzitter Varekamp opende de algemene vergadering met enkele woorden over de belangenbeharti ging. "Het doel van de structuurwij ziging moet zowel in de vorm als in uitvoering tegemoet komen aan een eigentijdse belangenbehartiging in KNLC-verband. Er wordt op het ogenblik veel gevraagd van de belan genbehartiging in algemene zin. De periode van produktiegroei in de land- en tuinbouw heeft plaatsge maakt voor- produktiebeheersing. Verschillende nagenoeg tegelijk op tredende omstandigheden, zoals ver zadigde markten in traditionele zin, omgevingsfactoren zoals natuur, mi lieu en landschap hebben voor deze omslag zorg gedragen". Varekamp is van mening dat de structuurwijzi ging een aanzet is tot een gewijzigde belangenbehartiging. Hij vraagt zich daarbij af of bijvoorbeeld de discus sie over de doorlichting van het landbouwschap als samenwerkings orgaan ook niet betrekking moet hebben op de eigen organisatie. Zijn tien maatschappijen met vol ledige bemande secretariaten en besturen met eigen bladen en een lichte overkoepelende organisatie nog wel van deze tijd! Ik vind dat we door moeten gaan met het ontwikke len van een visie op de belangenbe hartiging", hield Varekamp zijn ge hoor voor. "En daarbij mogen we de discussie niet verleggen naar an deren, maar we zullen nadrukkelijk ons zelf moeten bekijken". Ingeborg Schuitemaker 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 13