Tijdstip en methoden van graszaad oogsten Opletten en uitkijken Werkgroep gaat gebruik inlandse tarwe bevorderen Straffere kontrole op toepassing lijnzaadregeling De methode zwadmaaien en maaidorsen heeft bij Engels raai (en ook bij roodzwenk) op percelen met een ongelijke afrijping de voorkeur, en ook bij percelen met veel ondergras. Het maaidorsen van stam is bij deze rassen ook goed mogelijk. Een gewas graszaad bestaat in het voorjaar uit spruiten van verschil lende ouderdom. De oudere spruiten blijken vaak iets eerder door te schieten dan de jongere. Niettemin valt de hoofdbloei van vroeg en wat later geschoten spruiten gelijk. Naarmate de oogsttijd nadert, wor den de verschillen dus kleiner. Tegen de afrijping worden de hal men en bloeiwijze geel tot geelbruin. Omdat er dan nog steeds verschillen aanwezig zijn, moeten meerdere aren of pluimen, ook onderin het ge was, bekeken worden ter vaststelling van het oogsttijdstip. Bij veldbeemd dient men vooral te zorgen dat de topzaden boven in de pluim niet ver loren gaan; dus niet wachten tot alle toppen wit verkleurd zijn. Rood zwenk en raaigrassen zijn soorten die gemakkelijk uitvallen. Het oogsttijdstip kontroleert men dan door een bosje halmen zacht op de hand te kloppen. De eerste rijpe zaden vallen dan uit. Oogst men vroeger dan zal de zaadvulling van de jongere aren/pluimen nog volop aan de gang zijn. Oogst men later dan neemt het zaadverlies bij de oudere aren/pluimen toe. Om er zeker van te zijn dat het zaad voldoende rijp is, past men de nagel proef toe door middel van het stuk- drukken van het zaad tussen de na gels. Over het algemeen is de beste tijd voor zwadmaaien het deegrijpe tot volrijpe stadium. De inhoud van het zaad is dan geheel droog en vrij hard. De oogsttijd van maaidorsen is en kele dagen later dan die van zwad maaien. Toch blijft het op het oog en met de hand bepalen van het oogsttijdstip een vrij onnauwkeurige en subjektieve methode. Beter is het door middel van een bepaling van het vochtgehalte de juiste rijpingsfa- se vast te stellen. Een veilige en be trouwbare methode hiervoor is het bemonsteren van de bovenste hal men op 10 plaatsen, verspreid over het perceel. Het monster dient genomen te worden als het gewas winddroog is. In het afgeriste zaad wordt dan het vochtgehalte bepaald. Tussen het afrissen van het zaad en het bemonsteringstijdstip moet ver damping worden voorkomen door het zaad in een dichte plastic zak te bewaren. Met een infra rood droog- lamp of droogstoof dient dan het vochtgehalte nauwkeurig te worden vastgesteld. Proefondervindelijk is vastgesteld hoe hoog het vochtgehal te van het zaad moet zijn voor het meest optimale oogsttijdstip. Vochtgehalte zaad bij het optimale oogsttijdstip Engels rood- veld- raai zwenk beemd Bij zwad maaien 45-50% 37-42% 20-30% Bij van stam dorsen 38% 30% Maaidorsen of eerst in het zwad? Voor sommige grassen, o.a. veld beemd, is de methode maaidorsen niet aan te bevelen. Het is moeilijk het zaad goed uit te dorsen wanneer het gewas niet doodrijp of enigszins verweerd is. De noodzaak is er ook niet omdat zaaduitval bij dit gewas maar zeer beperkt is. Zelfs wanneer door slechte weersomstandigheden het zwad vastgegroeid is en met de maaibalk onderdoor gemaaid of met een zwadlichter losgemaakt moet worden valt veldbeemd niet uit. Bij roodzwenk en Engels raaigras is het maaidorsen rechtstreeks van stam heel goed mogelijk. Beide me thoden hebben hun voor- en nade len. De methode zwadmaaien en opraapdorsen heeft de voorkeur bij percelen met een onregelmatige af rij ping en bij percelen waarin veel ondergras voorkomt. Het vochtge halte van het zaad is bij zwaddorsen meestal veel lager dan bij maaidor sen. Wanneer de droogvoorzienin- gen goed en relatief goedkoop zijn, heeft maaidorsen enkele voordelen. Vaak zijn de afvalpercentages wat later en de zaad verliezen minder. Bij gewassen waarvan het zaad los zit en het gewas weinig gelegerd is, dient men op de weerberichten te let ten. Wordt er harde wind verwacht, dan kan beter worden gemaaid om zo het risiko van uitwaaien te ver mijden. Zwadmaaien Het maaien onder droge omstandig heden kan het zaadverlies met meer dan 100 kg per ha doen toenemen. Bij droog weer wordt het gewas 's morgens, 's avonds of 's nachts in het zwad gemaaid om zo het gevaar van uitval te beperken. De zwaarte en de ligging van het gewas bepalen of het geheel rondom of van één kant gemaaid moet worden. Naast de dubbele messenbalk kan in gelegerde gewassen met cirkelmaai ers goed in graszaad worden ge werkt. In lichte percelen zal de dub bele messenbalk beter op zijn plaats zijn. Mogelijk dat met de dubbele messenbalk in droge gewassen lan ger door gemaaid kan worden met iets minder verlies. De hoge capaci teit van de cirkelmaaiers zal dit ech ter gemakkelijk kunnen compense ren in de kortere maaitijd per ha. Ook zal met de cirkelmaaier op meer percelen van twee zijden gemaaid kunnen worden. Zonder dat men het merkt maait men bij een te diepe af stelling van de cirkelmaaier gemak kelijk delen van de zode mee. Deze plaggen gaan bij het dorsen door de machine en geven uiteindelijk grond (afval) in het geoogste produkt. Een voldoende breed rijpad van de trek- kerwielen is noodzakelijk. Er van uitgaande dat met smalle banden wordt gereden, kan met een rijpad breedte van 25 cm worden volstaan. De spoorbreedte van de trekker dient dan wel nauwkeurig te worden afgestemd op de zwadbreedte. Bre dere rijpaden bij de scheiding gaan ten koste van de regelmaat van het zwad. Het zwad wordt dan door de zwadborden versmald waardoor het opschuiven toeneemt en het zwad onregelmatiger wordt. De zwad breedte moet aangepast zijn aan de breedte van de opraapinrichting van de maaidorser. Een regelmatig niet De Europese Commissie wil een wat straffere kontrole op de toepassing van de lijnzaadregeling. Op grond hiervan zal de AID scherper gaan letten op wat nu wel en wat geen dauwrootvlas is. Dit deelde ir. H.O.G. Boerma mee op de onlangs in Koewacht gehouden vlasmiddag van de Algemene Nederlandse Vlas- sersbond. Zoals bekend verschillen de indika- tieve rendementen van vlas al naar gelang de methode van roten. Voor dauwroot wordt daarom een andere EG-bijdrage gegeven als voor geen- dauwroot. Bepalend voor de EG- steun zijn de oppervlakte, de indika- tieve rendementen en de definitie van dauwrootvlas. De kenmerken waaraan dauwroot moet voldoen zijn: niet ontzaad vlas dat langer op het veld heeft gelegen dan alleen voor droging nodig is. De kleur moet donkerbruin of zwart zijn, het zaad moet gemakkelijk uit de zaaddozen loslaten en de vezel moet gemakkelijker loslaten dan bij vlas dat niet langer dan strikt nodig op het veld heeft gelegen. Over 1989/1990 bedroeg de steun per ha vezelvlas 989,19. Tien pro cent wordt ingehouden voor promo tiedoeleinden, waardoor per ha 890,27 uitgekeerd wordt. Hiervan is de helft voor de teler en de helft voor de verwerker. Over het seizoen 1990/1991 is de steun met 0,17 pro cent verlaagd. Deze bedraagt daar door in totaal 888,75. Voor lijnzaad bedraagt de EG-steun per 100 kg in het seizoen 1990/1991 voor vezelvlas 62,68 en voor olie- vlas 49,58, op basis van een streef- prijs van 1.461,60 per ton lijn zaad. Deze steun is met hetzelfde percentage (0,17 procent) gedaald als de ha-steun voor het vezelvlas. Vlas 2000 De heer Boerma, die sekretaris is van de Kommissie voor Vlas van het Hoofdproduktschap voor Akker- bouwprodukten, vermeldde dat de te dik zwad droogt gelijkmatig en snel, zodat na 3 a 5 dagen gedorst kan worden. Het Produktschap voor Granen, Za den en Peulvruchten heeft een werk groep samengesteld die tot taak heeft het bevorderen van het gebruik van inlandse tarwe in bloem(- melanges) voor brood, biscuit en deegwaren en voor industriële ver werking. Daarnaast zal aandacht worden geschonken aan non-food toepassingen. Het produktschap wil hiermee inspe len op de ontwikkeling dat er vol gens de maalindustrie in Nederland een potentiële belangstelling lijkt te bestaan voor de verwerking van in landse tarwe in bloemmelange, ge zien de kwaliteitsontwikkeling elders in de EG. Van de 979.500 ton tarwe die in de periode van 16 juli t/m 24 maart werd vermalen had 295.000 ton be trekking op inlandse tarwe, dat is kommissie een begin heeft gemaakt met de aanpak van de aanbevelingen die in het LEI-rapport "Vlas 2000" zijn gedaan. Drs. R. Koster van het LEI gaf op de bijeenkomst een toe lichting op het rapport. Aanbevelin gen uit het rapport zijn o.m. dat er toegewerkt moet worden naar schaalvergroting, ook op het gebied van de teelt. Uit de zaal werd nader hand naar voren gebracht dat de faktor kwaliteit een grotere rol speelt dan de schaal, en dat ook in landen als Frankrijk grootschalig heid niet voorkomt ("Iedere Franse boer root voor zichzelf, dat betreft een oppervlakte van vijf tot vijftien ha. Het zwingelen vindt in Frankrijk wel op grote schaal plaats"). De heer Koster betoogde dat de sektor zich goed moet realiseren dat andere marktpartijen, waaronder in Frank rijk, niet stilzitten en door steeds groter te worden schaalvoordelen binnenhalen. Andere aanbevelingen uit het rapport: bundeling van het aanbod, selekteren op kwaliteit, op stellen van kwaliteitsklassen en nor meringen, de haalbaarheid van nieu we toepassingen onderzoeken en on derzoek doen naar nieuwe processen om van vlas linnen te maken. De be langrijkste aanbeveling is dat de sek tor eerst moet kijken waar de vraag van hef produkt ligt, en dat daarop het aanbod moet worden afgestemd. De titel van het rapport zou overi gens eerst 'De vlassektor over de he kel gehaald' heten. Gaande het sa menstellen van het rapport kreeg men een positievere indruk en zag men mogelijkheden, daarom is de ti tel veranderd in 'Vlas 2000'. Volgens de Kommissie voor Vlas heeft het onderzoeksteam zich be perkt tot het aangeven van een aan tal technische potenties van vlas, daarbij voorbijgaand aan de reële ekonomische haalbaarheid van de genoemde alternatieven. Ook be treurt de kommissie het dat geen duidelijkheid is verkregen over de feitelijke afzet van Nederlands vlas: "Door een gebrek aan statistieken De bedriifsdeskundige, L.N. Bax 54.000 ton meer dan vorig jaar. Dat betekent dat het aandeel inlandse tarwe met 5,5% is gestegen tot 30,1%. Het gros van de vermalingen te weten bijna 68% had betrekking op EG-tarwe. Bestemming oogst '89 De tarweoogst 1989 is nagenoeg ge ruimd. Inklusief beginvoorraden van 84.000 ton was in 1989/90 voor afzet 1.064.000 ton beschikbaar, waarvan tot 22 mei 991.000 ton was afgezet. Daarbij is op te merken dat het grootste deel van de afleveringen plaats vond naar de veevoederin dustrie, namelijk 420.000 ton, wat 140.000 ton meer is dan vorig jaar. De konsumptie nam 415.000 ton op vergeleken met 330.000 ton vorig jaar. heeft het LEI zich op subjektieve in formatie moeten baseren, waardoor niet altijd juiste konklusies zijn ge trokken". De kommissie stoort zich aan de konstatering in het rapport dat er in Nederland als gevolg van de nadrukkelijke aandacht voor de (zaai-)zaadwinning geen eersteklas vezelproduktie plaatsvindt. Naar het oordeel van de kommissie is (nog) niet feitelijk aangetoond dat aan dacht voor de zaadwinning onher roepelijk ten koste gaat van de vezel kwaliteit. De kommissie toont zich overigens ingenomen met de algemene konklu- sie dat er perspektieven zijn voor de vlasteelt. Ook deelt de kommissie de opvatting van het LEI dat er in Ne derland te weinig aandacht is voor vlas binnen het landbouwkundig on derzoek. De heer Koster lichtte toe dat Nederland bovendien een speci fieke vlasvoorlichter ontbeert, in te genstelling tot andere landen. "De kennis is er wel, maar de toeganke lijkheid voor de teler is te klein". Negatieve beeldvorming De aanbeveling dat het aanbod van vlasvezels meer gebundeld moet worden onderschrijft de kommissie, omdat hierdoor grotere en meer ho mogene partijen op de markt kun nen worden gebracht. De kommissie meent dat er gezien de interessante perspektieven mogelijk belangstel ling is vanuit de (grote) landbouw- koöperaties en het grootkapitaal. Ze stelt wel dat samenwerking tussen bedrijven of bundelen van aanbod in de eerste plaats een zaak voor die be drijven zelf is. Een aantal konstateringen van het LEI leiden volgens de Kommissie voor Vlas tot een negatieve beeld vorming van de sektor. "Om die re den is het van groot belang in de pu bliciteit de aandacht te vragen voor de positieve eigenschappen van vlas, namelijk het milieuvriendelijk ka rakter en de mogelijkheid tot het ex- tensiveren van het bouwplan", aldus de kommissie. De maand juni is bij ons jagers goed bekend. Fazanten en patrij zen komen op de wereld. Stillet jes hopen we op mooi droog weer met veel vliegen en muggen voor dat jonge spul. Ook de eenden kinderen hebben het dan goed. De grote vraag is waar het nest ligt. In wintertarwe of gerst zijn er weinig problemen maar in de lucerne ligt de zaak heel anders. Ik herinner me een lap met lucer ne waar we, nadat de maaimachi- nes hun werk gedaan hadden, meer dan 100 kapot gemaaide ei eren telden. We vroegen ons be zorgd af of er dat jaar nog wel wat over zouden blijven, maar dat viel gelukkig mee. Buiten alle diskussie staat dat zij die hun da gelijks brood op het land moeten verdienen hun produkten moeten kunnen oogsten op een tijdstip dat het gewas het toelaat en het de landbouwer of grasdroger uitkomt. Toch kunnen we wat doen tegen maai verliezen. Verontrusten in het voorjaar bijvoorbeeld. Vraag of je vlaggen of iets anders wat beweegt mag plaatsen, het liefst vrij hoog! Stuur de hond er eens door als u bezig bent met de trai ning in het voorjaar. Duiven lusten graag jonge blaadjes van de lucerne, ik zou bijna zeggen bij gebrek aan beter. Ga daar eens een avond met een jonge jachtvriend naar toe. Het jacht mes snijdt aan twee kanten: duiven-afschot plus dat fazant en patrijs een voor hen rustiger plaats opzoeken. Bovendien doet u er iemand nog een genoegen mee ook. Ik hoorde dat hoogtonige geluids apparatuur het wild zou af schrikken. Natuurlijk denk ik dan onmiddellijk aan bovenge noemde maai verliezen. U weet toch dat de "oude" vertrouwde wildredder er ook nog is? Weet u niet waar deze te verkrijgen zijn, vraag de KNJV en u krijgt gega randeerd antwoord. Beschermen en beheren komt eerst en dan pas oogsten. Sommigen zien dit niet of willen dit niet zien, maar het is wel zo! Er komt een wat warmere tijd, die gunstig is voor het ontstaan van botulisme. Botulisme ont staat in ondiep water met weinig of geen stroming en als de tempe ratuur boven 20 graden Celsius is. De bacterie is resistent en komt dus gewoon terug, tot el lende van het waterwild en bij voorbeeld kokmeeuw, knobbel zwaan en meerkoet. Als het goed raak is, zijn de vissen aan de beurt. Waarschuw de KNJV als u waarneemt dat de ziekte zich zo ver ontwikkeld heeft en licht bo vendien de waterbeheerder en de gemeente in. Ik hoop dat het niet nodig is, maar mocht het toch zover komen, jammer voor hem of haar: de hond blijft thuis!!! T. Huis in 't Veld 10 Vrijdag 15 juni 1990

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1990 | | pagina 10