Nederlandse Aardappel Associatie pleit voor een beperking
van de stikstofbemesting op konsumptie- aardappelen
Betere strovertering door strosplijten
Kalktips voor groenvoergewassen
Nieuwe
landbouwgewassen op
Rassenlijst
Onlangs wijdde de Nederlandse Aardappel Associatie, waarin het ge
hele aardappelbedrijfsleven is vertegenwoordigd, een bijeenkomst
aan de bemesting van aardappelen. De Associatie kwam tot de kon-
klusie, dat met het oog op de kwaliteit van de knol de stikstofbe
mesting van konsumptie-aardappelen moet worden verlaagd. Niet
minder dan een achttal kwaliteitseigenschappen wordt ongunstig
beïnvloed door een hoge stikstofbemesting. Dit betreft uiterlijke
kwaliteitskenmerken, zoals de knolvorm, maar ook de inwendige
kwaliteitseigenschappen zoals het drogestofgehalte en het nitraatge
halte. Verder zijn enkele eigenschappen in het geding, die van groot
belang zijn voor de aardappelverwerkende industrie. Hierbij wordt
gedoeld op de bakkleur van frites en chips, op de grauwkleuring na
voorbakken en op de textuur van frites.
Tabel 3. Effekt van de stikstofbe
mesting op het nitraatgehalte
(mg/kg) van aardappelen (Rusthoe-
ve, 1988)
Een recente studie van het Instituut
voor Bodemvruchtbaarheid te Ha
ren heeft verder uitgewezen, dat een
vermindering van de huidige ad
viesstikstofgift met 25% slechts een
geringe opbrengstderving van ca.
2% oplevert. Deze opbrengstderving
wordt ruimschoots gekompenseerd
door het kwaliteitsvoordeel dat een
verlaging van de stikstofgift met zich
meebrengt.
Een verlaging van de stikstofbe
mesting op konsumptie-aardappelen
is uiteraard ook gunstig voor het mi
lieu. Het beperkt thans op uitspoe
ling van stikstof en daarmee van te
hoge nitraatgehalten in het drink- en
oppervlaktewater. Verwacht wordt
dat de praktijk snel op deze nieuwe
informatie zal inspelen.
Hieronder wordt door ir. C.D. van
Loon (PAGV) en dr.ir. J. Neeteson
(IB) nader ingegaan op het effekt
van een hoge stikstofbemesting op
kwaliteiten op opbrengst en nitraat
uitspoeling.
Stikstof en kwaliteit
Uit kasproeven is al lang bekend,
dat veel stikstof een doorwasinduk-
tie kan versterken. In 1986 is dat in
een PAG V-proef ook in het veld
aangetoond. Zonder stikstof was er
in deze proef nauwelijks sprake van
doorwasverschijnselen. Een stikstof
deling leidde tot minder doorwas
dan alle stikstof ineens voor poten,
waarschijnlijk omdat de 2e gift pas
na de doorwasinduktie was gegeven.
Knolmisvorming
Knolmisvorming treedt vooral op als
gevolg van een onregelmatig pro-
duktiepatroon, bijvoorbeeld als ge
volg van een onregelmatige vocht-
voorziening. Tijdens droogte neemt
de produktiesnelheid van de knol af.
Deze begint daardoor als het ware
min of meer af te rijpen. Als de pro-
duktie na regen weer op gang komt,
groeien alleen de jongste delen van
de knol (topeind, ogen) nog uit. Dit
leidt tot popperigheid en flesvor-
ming. Stikstof kan dit proces ver
sterken. Uit tabel 1 valt af te lezen
dat stikstof in regenrijke jaren
(1981) geen invloed heeft op het op
treden van knolmisvorming.
Tabel 1. Invloed van de stikstofbe
mesting op het optreden van knol
misvorming op lössgrond (Wij-
nandsrade)
N
misvormde knollen
giften
1981 1982
100
11,2 5,5
200
9,5 7,9
300
11,5 10,5
400
11,2 10,2
Drogestofgehalte
We meten het drogestofgehalte als
regel als onderwatergewicht. Het on
derwatergewicht neemt in de loop
van het groeiseizoen toe. De uitein
delijke hoogte ervan is dikwijls mede
afhankelijk van de mate van afrij
ping van het gewas bij loofvernieti-
ging. Kort voor het gewas volledig is
afgestorven is het onderwaterge
wicht het hoogst. Stikstof verlaagt
het onderwatergewicht duidelijk (ta
bel 2).
Holheid
Holheid van knollen treedt op zand
grond meer op dan op kleigrond.
Bovendien is het optreden sterk ras-
afhankelijk. Holheid kan vooral
Vrijdag 11 augustus 1989
N-bemesting
1980
1981
0
484
484
100
453
440
150
439
424
200
415
409
250
402
391
300
398
383
Textuur van frites
De textuur of hoedanigheid van een
fritesstaafje wordt mede bepaald
door het onderwatergewicht van de
aardappelen. Ten te laag onderwa
tergewicht leidt dikwijls tot te natte
en te slappe fritesstaafjes. Daar een
overvloedige stikstofbemesting als
regel een laag onderwatergewicht tot
gevolg heeft, is de stikstofbemesting
mede bepalend voor de textuur.
Bakkleur van frites en chips
De bakkleur van frites en chips
wordt in belangrijke mate bepaald
door het gehalte aan reducerende
suikers in de knol. Teveel reduceren
de suikers leidt bij het bakken tot
een bruinverkleuring, die gepaard
kan gaan met een bittere smaak.
Naarmate een gewas minder ver is
afgerijpt bij loofvernietiging is het
reducerend suikergehalte hoger. Na
enkele maanden bewaren uit zich dit
in een minder goede bakkleur (fi
guur 2). Daar de hoogte van de
stikstofbemesting in belangrijke ma
te mede bepalend is voor de snelheid
van afrijping, kan de stikstofbe
mesting de bakkleur beïnvloeden.
Een (te) hoge stikstofgift gaat ge
paard met een (te) late afrijping en
kan daardoor leiden tot een minder
goede bakkleur.
Grauwkleuring na koken of voor
bakken
Aardappelen hebben na koken soms
een grijsgrauwe kleur. Hetzelfde
geldt voor fritesstaafjes na voorbak
ken. Dit schoonheidsgebrek is sterk
rasafhankelijk. Rassen als Marijke
en Morene zijn hiervoor gevoeliger
dan bijvoorbeeld Bintje. Gebleken is
dat hoge stikstofgiften, vooral als
deze gepaard gaan met een onrijp
gewas bij loofdoding de grauwkleu
ring kunnen verergeren.
Nitraatgehalte
Het nitraatgehalte van aardappelen
heeft het afgelopen jaar in het mid
delpunt van de belangstelling
gestaan. Alhoewel voedingsdeskun
digen van mening zijn, dat er bij het
huidige nitraatnivo in onze aardap
pelen geen sprake is van gevaar voor
de volksgezondheid, lijkt het toch
verstandig om mede met het oog op
onze eksportpositie, het nitraatge
halte in de gaten te houden. Het
PAGV heeft inmiddels in samenwer
king met het Regionaal Onderzoek
Centrum Rusthoeve, enige gegevens
verkregen over het effekt van
stikstofbemesting op het nitraatge
halte (tabel 3).
ras
185 N
285 N
Diamant
97
170
Morene
87
173
Van Gogh
100
176
Bintje
133
220
gemiddelde
104
185
voorkomen bij grote knollen en is
een gevolg van onregelmatige groei.
Daar stikstof een onregelmatige
groei kan versterken, kan het optre
den van holheid worden bevorderd
door een hoge stikstofbemesting.
Tabel 2. Invloed van de stikstofbe
mesting (kg N/ha) op het onderwa
tergewicht (drogestofgehalte) van
het ras Bintje bij de eindoogst in
1980 en 1981 te Lelystad
Zoals kon worden verwacht, leidt
een hogere stikstofgift tot een hoger
nitraatgehalte in de knol.
Stikstof en opbrengst
Een stikstofbemesting tot ongeveer
150 kg N per ha heeft in het alge
meen een sterke stijging van de knol
opbrengst van aardappelen tot ge
volg. Hoewel hogere stikstofgiften
meestal ekonomisch gezien verant
woord zijn, hebben deze echter een
veel geringer effekt op de knolop
brengst (tabel 4). Een verlaging van
de stikstofgift heeft dan ook een be
trekkelijk gering effekt op de knol
opbrengst. Wanneer de optimale
stikstofgift met 25% verlaagd
wordt, treedt er gemiddeld slechts
2% opbrengstderving op (tabel 4).
Stikstofbemesting en nitraatuit
spoeling
Modelberekeningen op het IB heb
ben aangetoond dat wanneer
stikstofhoeveelheden worden toege
diend volgens de zogenaamde Nmin-
methode, waarbij de gift wordt aan
gepast bij de hoeveelheid reeds in de
bodem aanwezige minerale stikstof,
er op zandgronden ongeveer 90 en
op zwaardere gronden ongeveer 45
kg N per ha per jaar zal uitspoelen
als nitraat. Dit betekent dat de EG-
norm voor de maksimaal toelaatba
re nitraatkonsentratie in grondwater
bestemd voor drinkwater wordt
overschreden. Onder Nederlandse
omstandigheden mag volgens de
EG-norm immers maksimaal 34 kg
N per ha per jaar uitspoelen. Wor
den echter de toe te dienen stikstof
hoeveelheden met 25% verlaagd,
hetgeen slechts een geringe op
brengstderving tot gevolg heeft (zie
vorige paragraaf), dan zal er op
zandgronden ongeveer 30 en op
zwaardere gronden ongeveer 20 kg
N per ha per jaar uitspoelen. In deze
gevallen zal de EG-norm dus niet
worden overschreden. Opgemerkt
dient te worden dat de vermelde uit-
spoelingscijfers gelden voor gronden
met een normale stikstoflevering
(mineralisatie). Als gronden een ho
ge mineralisatiesnelheid hebben, bij
voorbeeld doordat er regelmatig
dierlijke mest is toegediend, spoelt
er veel meer nitraat uit.
Tabel 4. Gemiddeld effekt van stikstofbemesting op de knolopbrengst in 98
proeven (IB. 1973-1982)
N-bemesting
van de
optimale
N-gift
0
50
75
90
100
kg N per ha knolopbrengst
ton/ha
0
143
214
257
286
opbrengstderving
45,1
21
54,4
4
55,9
2
56,5
1
56,8
0
Minder stikstof op aardappelen.
Maaidorsers uitgerust met een stro-
hakselaar zijn een bekend verschijn
sel. Vaak loont de stroprijs het
oogsten niet en stro is een goede
struktuurverbeteraar. De
oogstresten verteren echter lang
zaam. Een (eksperimentele)
strosplijter kan hierin verandering
aanbrengen. Akkerbouwers die een
wintergewas na het graan zaaien,
zullen het meeste voordeel hebben.
Planten hebben vaak een afsluitende
waslaag waarmee ze ongewenste or
ganismen zoveel mogelijk buiten
houden. Ook stro heeft zo'n
waslaagje. Na het strohakselen is de
ze buitenlaag voor het grootste deel
nog heel. Mikro-organismen hebben
dus maar weinig aangrijpingspunten
om de oogstresten af te breken. Van
daar dat de vertering van stro zo
langzaam gaat. Splijt men het stro,
dan komt de stengel open te liggen,
zodat het bodemleven het gemakke
lijker krijgt. Uit onderzoek van de
Duitse wetenschapper Ch. Deppe
blijkt dat gespleten stro sneller af
breekt dan gehakseld stro. Binnen
een maand is eenderde deel van het
stro verdwenen, vijftig procent meer
dan bij gehakseld stro. Gehakseld
stro loopt deze achterstand niet meer
in. Deppe heeft echter geen stoppel-
resten in zijn proeven betrokken,
waardoor het beeld enigszins verte
kend is. Deze vertekening wordt bij
toenemende stoppellengte alleen
maar groter.
Voordelen strosplijten
Bij strosplijten ondervindt een volg-
gewas geen hinder van onverteerde
stroresten. Slecht gehakseld stro dat
ook nog eens slecht is ingewerkt,
kan het zaaien of planten bemoeilij
ken. Snel verteerd stro zal ook snel
mineraliseren; stikstof komt dan al
het eerstvolgende volggewas ten goe
de. Tenslotte noemt Deppe ook nog
het gevaar van remstoffen die bij de
afbraak van stro vrijkomen en kie
ming van zaad kunnen remmen. Als
eenderde van het stro verteerd is,
neemt de konsentratie remstoffen in
de grond - en daarmee het gevaar
voor kiemremming - weer af. Ook
hier heeft strosplijten voordelen.
Praktijk
Strosplijten is van belang voor die
akkerbouwers die al snel na de graan
oogst een nieuw gewas willen zaai
en of planten. Meestal gaat het dan
om koolzaad of een vollegronds-
groenteteelt. Bij nauwe rotatie van
granen is een snelle strovertering een
eerste vereiste omdat daarmee ook
een belangrijke bron van
(vruchtwisselings-)ziekten ver
dwijnt.
Ook akkerbouwers die geen kerende
grondbewerking uitvoeren kunnen
profijt van een strosplijter op hun
maaidorser hebben. Op bedrijven
zonder kerende grondbewerking ver
teerd stro vaak slecht, een versnelde
afbraak is dan een uitkomst.
(Bron: DLG-Mittcilungen)
G.C. v.d. Berg
- Het telen van groenbemesters bete
kent een welkome aanvulling van or
ganisch materiaal voor de bodem.
Voor de verbouw van een goed en
gezond gewas is echter wel een juiste
pH vereist. Het is dus raadzaam
voor de inzaai van een groenbe-
mester een te zure grond te bekal-
ken. Bovendien profiteert het volg
gewas dan dubbel en dwars van de
genomen maatregelen.
- In een te zure grond verloopt de
wortelontwikkeling vaS het gezaaide
groenvoeder- en groenbemestingsge-
was traag en onvoldoende. Voor het
verbeteren van de structuur van de
grond en een maximale opname van
voedingsmineralen is een intensieve
beworteling juist zo belangrijk.
Voorwaarde is dan wel dat door
middel van een doelmatige bekal-
king de pH van de bouwvoor op het
gewenste niveau wordt gebracht.
De Commissie voor de Samenstel
ling van de Rassenlijst voor Land
bouwgewassen deelt mee dat de vol
gende rassen voor het eerst in de Be
schrijvende Rassenlijst voor Land
bouwgewassen zullen worden opge
nomen en beschreven in de aangege
ven rubrieken. Grassen N. Barmaco,
Engels raaigras voor grasland, K:
Barenbrug Holland B.V.; N-
Barozane, Engels raaigras voor gras
land, K: Barenbrug; N-Sambin, En
gels raaigras voor grasland, K: Kon.
Kweekbedrijf en Zaadhandel D.J.
van der Have B.V.; N-Barverdi. Ita
liaans raaigras, K: Barenbrug; N-
Andy, Westerwolds raaigras, K:
Zwaan e/d Wiljes' Zaadteelt en
Zaadhandel B.V.; N-Barlow, Engels
raaigras voor gazons, K: Barenbrug;
N- Mistrel, Veldbeemsgras voor
grasvelden, K: Van der Have; N-
Broadway, Veldbeemdgras voor
grasvelden, K: Zwaan e/d Wiljes'.
Witte klaver N-Merwi, Witte cul
tuurklaver, K: Rijksstation voor
Plantenveredeling, Merelbeke, Bel
gië, V: Van der Have.
11