In Struktuurnota Landbouw niet aangegeven welke prestaties landbouw moet leveren Beleidsmedewerker grondgebruikszaken Landbouwschap L. van de Sar Kosten Nek uitsteken Splitsing Normen Waarde onderzoek Betaler vervuilt.... Geïntegreerde landbouw "In de onlangs door het ministerie van Landbouw gepresenteerde Struk tuurnota Landbouw ontbreekt een visie op de ontwikkeling van de landbouw. Er wordt niet in aangegeven welke prestaties de landbouw zou moeten leveren over pakweg tien jaar, waar de produktie zou moeten plaatsvinden en door wie, of er via natuurlijk verloop produ centen zouden moeten afvloeien en of een aantal mensen gestimu leerd zou moeten worden de landbouw te verlaten. Het is geen struktuurnota landbouw, doch veel meer een milieunota". Dat is in het kort de kritiek die de heer Leen van de Sar, beleidsmedewerker grondgebruikszaken van het Landbouwschap, heeft op de onlangs uitgebrachte Struktuurnota Landbouw van het ministerie van Landbouw. De heer Van de Sar gaf op een geza menlijke vergadering van het hoofd bestuur van de ZLM en de commissies grondgebruik, akker bouw, veehouderij en tuinbouw, op maandag 19 juni in de "Prins van Oranje" te Goes een toelichting op de onlangs door de ministeries van Landbouw en VROM uitgebrachte nota's, te weten het nationaal Milieu beleidsplan (NMP) van VROM, het Natuurbeleidsplan en de Struktuur nota Landbouw (SNL) van het minis terie van Landbouw. Daarnaast gaf voorbeeld van een milieuvriendelijke maatregel waar het bedrijfsleven zelf mee komt. Een absolute voorwaarde voor de aanvaardbaarheid van de in de diver se nota's voorgestane maatregelen is, dat zij de rentabiliteit van het indivi duele boerenbedrijf niet aantasten. Zo stelt de overheid in het NMP voor zich een aantal toetsingsmogelijkhe den te creëren ten aanzien van de mesthuishouding, de uitstoot van ammoniak etc. "Dat is alleen aan vaardbaar als er een economisch ren- aangebracht. In ons dichtbevolkte landje is een aantal dingen domweg niet mogelijk, dat moeten we accep teren.' Na de inleiding van de heer Van de Sar volgde een plenaire discussie aan de hand van een aantal door het ZLM-secretariaat opgestelde aan dachtspunten, geleid door vice- voorzitter van de ZLM, de heer A.H. Munters. Het eerste diskussiepunt was, of de in de struktuurnota landbouw ge noemde investeringsbedragen om te komen tot een duurzame landbouw door de agrarische sektor welzijn op te brengen. Zoniet, onder welke voorwaarden zouden de doelstellin gen uit de SNL wel kunnen worden verwezenlijkt? Of dienen de doelstel lingen in de SNL te worden bij gesteld? Gekonkludeerd werd dat de agrari sche sektor de hogere kosten niet kan doorberekenen aan de .konsument. De aanwezige commissieleden luisteren naar de uiteenzetting van de heer Van de Sar. Geheel rechts vice-voorzitter van de ZLM de heer A.H. Munters. hij beknopt aan wat de visie van het Landbouwschap op de diverse nota's is. Over de Struktuurnota zei hij dat deze een prima analyse geeft van de landbouw op dit moment, een analy se waar het Landbouwschap zich over het algemeen in kan vinden. "De struktuurparagraaf zou echter veel meer ingevuld moeten worden, voordat het een visie is waar we ach ter kunnen gaan staan," aldus de Landbouwschapsmedewerker. Zo lang dat niet is gebeurd weet je vol gens hem nooit wat er voor konsekwenties uit voort kunnen vloeien voor de landbouw. De heer Van de Sar benadrukte het belang voor de landbouw om zelf in het offensief te gaan. "We moeten onze nek uitsteken." Als voorbeeld van zo'n offensieve aanpak noemde hij het 'Milieu Actie Programma' van het Landbouwschap. "Hiermee geef je te kennen zelf actief te willen meehelpen het milieu in stand te houden, terwijl de voorgestelde maatregelen zijn toegesneden op de mogelijkheden, zowel op nationaal als op Europees niveau. Dat is een aanpak die te verkiezen is boven het louter bezigen van ferme taal." Hij noemde voorts het bereikte "conve nant" over de aanpak van verpak kingen van gewasbeschermingsmiddelen als een Vrijdag 23 juni 1989 dabele landbouw tegenover staat," aldus de heer Van de Sar. In het natuurbeleidsplan heeft de overheid het begrip "duurzaam heid" hoog in het vaandel staan. Zij kiest voor een zogenoemde ekologi- sche hoofdstruktuur, wat wil zeggen dat de natuurgebiden duurzaam met elkaar in verbinding moeten staan. Er worden verschillende gebieden onderscheiden: kerngebieden, natuur-ontwikkelingsgebieden, ver bindingsgebieden en buffergebieden. Een en ander betekent een zeer in grijpende beleidswijziging ten op zichte van de huidige situatie. Om in de planperiode van 30 jaar tijdig de beoogde doelen te kunnen realiseren, moet er al op korte termijn met de (regionale) invulling worden begon nen. Een voorbeeld hiervan is de ont wikkeling van de "Grote Peel". In het NMP van minister Nijpels wordt het begrip "basis milieukwali teit" geïntroduceerd. Deze kwalifi catie slaat op zowel landbouwgebieden als natuurgebie den, zodat in principe "een land bouwgebied altijd nog een natuurgebied zou kunnen worden." Het Landbouwschap verzet zich krachtig tegen deze stellingname. De heer Van de Sar: "Tussen landbouw gebieden en natuurgebieden dient een duidelijke splitsing te worden Belastingwetgeving is het enige in strument om de konsument een bij drage te laten leveren. Omdat het niet rechtvaardig is alle kosten op de agrarische sektor af te wentelen - de overheid heeft door middel van haar beleid sterk gestimuleerd dat de hui dige situatie is ontstaan, nu dan ook voldoende financiële middelen be schikbaar te komen om de agrarische sektor te helpen de kosten van de voorgestelde milieumaatregelen te dragen. In dat geval is er vanuit de agrarische sektor de bereidheid mee te werken de beoogde doelstellingen te verwezenlijken, mits er stap voor stap invulling aan het plan wordt ge geven. Als de agrarische sektor fi nancieel onvoldoende tegemoet wordt gekomen is die bereidheid er in veel mindere mate. De eisen zou den dan veel minder vergaand moe ten zijn. Aan het uitgangspunt 'de vervuiler betaalt' wordt in principe niet getornd, wel moet de agrarische sektor de tijd krijgen zich aan te passen. In het tweede discussiepunt kwam de vraag aan de orde of de normen in de SNL voor het jaar 2000 haalbaar zijn, zodanig dat een economisch verantwoorde landbouw mogelijk blijft. Indien dit niet het geval is die nen dan de normen te worden bij gesteld of zijn er mogelijkheden om de normen dan toch te bereiken, en zo ja welke? Verschillende aanwezigen bleken gro te moeite te hebben met de gestelde normen. "Je kunt wel zeggen "We willen wel", maar we kunnen niet," zo viel te beluisteren. Gegriefd is men over het feit dat de hoeveelheid toegestane gewasbeschermingsmid delen min of meer willekeurig wordt gesteld tot in het jaar 2000 een re ductie met 50 procent is bereikt. Het criterium dient te zijn de schadelijk heid van een middel: naar een terug dringing van het aantal middelen met een bepaald percentage dient niet gestreeft te worden. Het ontbre ken van ijk- en eindpunten, bijvoor beeld tot hoever een daling van het inkomen als gevolg van noodzakelij ke aanpassingen van het bedrijf nog aanvaardbaar is, is een tekortkoming van de structuurnota. Onderstreept werd dat het Nederlandse beleid in de pas moet lopen met het Europese beleid (harmonisatie). In het derde diskussiepunt werd de mening gepeild over de waarde van het technologisch- en marktonder zoek ten behoeve van de landbouw. De mening viel te beluisteren dat op dit moment een verkeerde volgorde wordt gehanteerd: eerst worden maatregelen afgekondigd en pas daarna wordt onderzoek naar alter natieven gedaan. De prioriteit zou zo moeten komen te liggen, dat pas maatregelen genomen worden als de ze door onderzoek in de praktijk in pasbaar zijn geworden. Gekonkludeerd werd dat het onder zoek een aantal accenten moet krij gen, en wel op de gewasbeschermingsmiddelen (zowel onderzoek naar alternatieven als naar het inbouwen van resistenties in gewassen), agrifikatie en de mestpro blematiek. Van belang is ook dat het onderzoek kan bijdragen aan het op heffen van knelpunten, waardoor het rendement van de bedrijven kan ver beteren. Er blijft zodoende meer armslag over voor het aanpassen van de bedrijfsvoering aan de milieu-eisen. In het vierde diskussiepunt werd de vraag aan de orde gesteld of het in stellen van heffingen op bijvoor beeld kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen aan vaardbaar is, in aanmerking geno men dat, zoals de SNL stelt, de gelden worden aangewend voor ak- tieprogramma's voor de sektoren die de heffing hebben opgebracht. De heer Van de Sar stelde dat het Landbouwschap absoluut afwijzend staat ten opzichte van dergelijke hef fingen. "Heffingen werken demoti verend, terwijl boeren juist L. van de Sar. gestimuleerd moeten worden op hun bedrijven op aktieve wijze aan een beter milieu te werken. Veel beter is het om een subsidie op milieuvrien delijke vormen c.q. toepassingen van kunstmest of onderzoek daarnaar te stimuleren." De aanwezigen konden zich in deze stellingname goed vinden. Boven dien werd gesteld dat mochten er heffingen komen, deze moeten gel den voor ALLE vervuilende midde len, dus ook voor middelen die in huishoudens worden gebruikt en van daaruit in het milieu terecht komen. Het omdraaien van de stelling 'de vervuiler betaalt' werd ten sterkste afgewezen. In dat geval ("de betaler vervuilt") moet gedacht worden aan het toekennen van vervuilingscertifi- katen. Dit is een zeer gevaarlijke weg, die een geweldige koude sane ring tot gevolg heeft: alleen de groot ste bedrijven kunnen dan overleven. Het vijfde diskussiepunt betrof geïn tegreerde bedrijfssystemen. De struc tuurnota landbouw streeft ernaar dat in het jaar 2000 nagenoegalle grondgebonden bedrijven zijn over geschakeld op geïntegreerde syste men en niet grondgebonden bedrijven op gesloten bedrijfssyste men. Zijn deze doelstellingen haal baar en wat zullen de konsekwenties zijn? De heer Van de Sar legde uit dat on der geïntegreerde bedrijfssystemen wordt verstaan "grondgebonden landbouw die in beperkte mate ge bruik maakt van hulp- en nevenstof- fen die geen onaanvaardbare schade berokkenen aan bodem, water en lucht. In de definitie van de ZLM is geïntegreerde landbouw "het opti maliseren van de toepassing van hulp- en nevenstoffen binnen een ekonomisch verantwoorde bedrijfs voering". De aanwezigen hechtten grote waarde aan de ekonomsiche onderbouwing in de definitie. Opge merkt werd dat de praktijk overigens al op veel terreinen met een geïnte greerde bedrijfsvoering bezig is. On derzoek zal moeten aantonen of het volledig invoeren van geïntegreerde bedrijfssystemen mogelijk is. Bena drukt werd dat het aantal arbeids uren per eenheid toe zal nemen bij een geïntegreerde bedrijfsvoering, "kan een bedrijf dat opbrengen?". DLG-Feldtage '90 in Beieren De voorbereidingen voor de DLG- Feldtage '90 zijn al begonnen. Plaats van handeling is ditmaal het land goed Seligenstadt bij Würzburg (Beieren). De organisatoren hebben voor de data 28, 29 en 30 juni 1990 gekozen. Een van de organisatoren, het Deut sche Landwirtschafts-Gesellschaft, peilde onder de bezoekers van de Feldtage van 1988 de belangstelling voor een herhaling. Ruim 90% wenste voortzetting van deze nieuwe vorm van informatievoorziening. Ook de standhouders waren zeer te vreden over dit beurstype. Landgoed Seligenstadt ligt enkele ki lometers van Würzburg, dat is onge veer 440 kilometer vanaf grensover gang Bergh. Het landgoed wordt al jaren als demonstratieterrein ge bruikt voor machines voor de sui kerbietenteelt en -oogst. Aanmelden Standhouders kunnen op het terrein van de velddagen veldproeven en de monstratieveldjes aanleggen, om zo hun gewassen, rassen of teeltmaatre gelen aan het publiek te tonen. Van wege de benodigde voorbereidings werkzaamheden dienen zij zich vóór 15 juli 1989 aan te melden. Stand houders zonder veldjes hebben tot 1 november 1989 de tijd om zich op te geven. Het Deutsche Landwirtschafts-Gesellschaft heeft als adres: Zimmerweg 16, 6000 Frankfurt am Main 1, telefoon: 069 71680, telefax: 069-7241554. 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 11