Milieu kost boeren en tuinders 825 miljoen extra per jaar verband in discussie Structuur belangenbehartiging in KNLC- Alleen melkerskoorts-vrij vee op fokveedagen Presentatie Nationaal Milieubeleidsplan Door Ton de Haan De bijdrage van de landbouw aan het milieu gaat de komende jaren fors oplopen. Voor 1994 zijn de kosten van de nieuw voorgestelde maatregelen becijfert op 825 mil joen op jaarbasis. Dit blijkt uit het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) dat donderdag door de verantwoor delijke ministers is gepresenteerd. Het NMP is gepresenteerd als be leidsplan, de structuurnota heeft de status van discussiestuk. In de prak tijk maakt dit voor de landbouw weinig verschil. De ministeries van Landbouw en Milieu nemen in over leg met de kamer de uitgangspunten van de nota's al zoveel mogelijk op hun beleidslijn. Extra kosten Het NMP gaat evenals de Structuur nota uit van een verdubbeling van de milieu-investeringen in de jaren ne gentig tot 600 miljoen op jaarba sis. Bovendien zal voor mestverwerking nog een investering nodig zijn van 330 miljoen per jaar. Voor 1994 worden de jaarlijkse milieu-investeringen geschat op 930 miljoen. Naast 665 miljoen aan investeringen en andere kosten komt 90 miljoen aan heffingen di rect voor rekening van de landbouw. Hiervan is 40 miljoen extra heffing op mestoverschotten, komt 35 mil joen uit kunstmestheffingen en 15 miljoen uit heffingen op gewasbe schermingsmiddelen. Doordat de voorgestelde milieumaat regelen ook doorwerken in de kosten van electriciteit, gas, diesel, brandstofheffing en schonere auto's, moet de landbouw nog eens 70 miljoen extra op tafel leggen. De to tale bijdrage van de landbouw komt hierdoor op 825 miljoen per jaar. Bijkomende exploitatiekosten zijn hierbij niet meegerekend evenmin als besparingen door efficiënter gebruik van mest, veevoer en gewasbescher mingsmiddelen. Bij de berekende in vesteringen is geen duidelijk onderscheid gemaakt tussen milieu- en uitbreidingsinvesteringen. De forse toename van de kosten in korte tijd rechtvaardigt volgens het NMP een belangrijke bijdrage van de overheid. Sterkst gestegen De kostenstijging door de nieuw voorgestelde maatregelen is in de landbouw aanzienlijk sterker dan andere sectoren. Het gaat hierbij om de kosten die daadwerkelijk voor re kening komen van de sectoren. De kostenstijging voor alle sectoren sa men is berekend op 80 procent, ter wijl de sector landbouw zijn kosten met 179 procent ziet stijgen. De bemesting moet volgens het plan verder aan banden worden gelegd. Voor het jaar 2000 moet evenwichts- bemesting zijn bereikt van fosfor en stikstof, dit wil zeggen dat niet meer meststoffen worden toegediend dan het gewas benut. Door het mobiele karakter van stikstof blijven bij dit element voor het milieu acceptabele verliezen toegestaan. Vóór 1991 worden er normen en ge bruiksregels voor mest opgesteld die niet meer alleen gebaseerd zijn op fosfor, maar ook op stikstof. Wan neer deze worden ingevoerd, staat echter niet in het plan. Het gebruik van kunstmest zal worden meege teld. Verwacht wordt dat de maxima le stikstofgift uit mest sterk omlaag moet. Om het mestoverschot op een verantwoorde manier in te dammen moet volgens het gepresenteerde plan ook de produktie van fosfaat- en stikstofarm voer worden gestimu leerd. Hetzelfde geldt voor mestver werking. Daarbij wordt gestreefd naar een verwerkingscapaciteit van 5-7 miljoen ton per jaar in 1994, 10 miljoen ton in 1996 en ongeveer 20 miljoen ton in 2000. Zo mogelijk zal medio 1989 het Mineralen-Aanvoer Registratie systeem (MARS) in de varkens- en pluimveehouderij worden ingevoerd. Vanaf 1989 zullen proeven worden genomen met een mineralenbalans. Als dit een geschikt instrument blijkt, zal het vanaf 1994 algemeen worden ingevoerd. Ammoniak Voor het vrijkomen van ammoniak uit mest is de doelstelling voor het jaar 2000 een vermindering met 70 procent ten opzichte van 1980. Voor 1994 moet een vermindering van 30 procent bereikt zijn. Om dit te bewerkstelligen moet vol gens het NMP vanaf 1991 direkt on- In de bestuursvergadering van 23 mei hebben de werkgroepen collec tieve belangenbehartiging en indivi duele dienstverlening beide een tussenrapportage uitgebracht. Het bestuur besloot deze rapporten ter discussie voor te leggen aan de regio nale maatschappijen en commissies. Collectieve belangenbehartiging Deze werkgroep is van mening dat één landbouworganisatie het meest doelmatig is. Dit is vooralsnog een onhaalbare zaak. De meeste doelma tige structuur en werkwijze van het KNLC staat daarom bij de rapporta ge voorop. Uitgangspunten van de werkgroep zijn daarbij: - de regionale organisaties blijven bestaan, maar zullen in blokverband veel meer moeten gaan samenwerken met andere KNLC-organisaties, voor al voor de sectorale belangenbeharti ging (onder blokken wordt verstaan een samenwerkingsverband tussen meer dan twee KNLC-organisaties in een bepaalde regio). Daarnaast zul len de provinciale taken van de regio nale organisaties naar de mening van de werkgroep uitgebreid worden om dat belangrijke taken naar de provin cies zijn gedelegeerd. Hierbij zal moeten worden samengewerkt in PLO-verband op het gebied van grondgebruik, milieu en ruimtelijke ordening. - Per blok komen er vier sectorcom missies, akkerbouw, tuinbouw, vere- delingslandbouw en veehouderij, Landbouwschap: NMP vraagt onevenredig grote bijdrage van landbouw Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP) van minister Nijpels komt nergens zo hard aan als in de land- en tuinbouw. Tot 1994 stij gen de extra milieukosten met niet minder dan 179 procent. Dat is aanzienlijk meer dan voor de andere in het NMP genoemde doelgroepen, te weten de gezin nen (138 procent), het midden- en kleinbedrijf (95 procent), de in dustrie (88 procent) en de over heid (21 procent). Dit zegt het Landbouwschap in een eerste commentaar. De overheidsbijdragen mogen niet worden gefinancierd uit hef fingen op kunstmest en gewasbe schermingsmiddelen. Het Landbouwschap beschouwt dit soort bijdragen als sigaren uit ei gen doos. Ze leiden tot extra lastenverzwaring voor boeren en tuinders. Het schap is teleurgesteld dat in het NMP maar weinig aandacht wordt besteed aan de mogelijkhe den van agrificatie, het gebruik van agrarische produkten als mi lieuvriendelijke grondstof voor allerlei industriële processen. der werken van dierlijke mest verplicht worden gesteld op bouw en maisland in zandgebieden. Omdat er voor de veehouderij nog onvoldoen de werktuigen zijn om mest onder te werken, zullen aanwendingstechnie ken die ammoniakvervluchtiging te gengaan vanaf 1991 gefaseerd worden verplicht gesteld. Vanwege het risico dat stikstof uitspoelt gaat op grasland de onderwerkplicht slechts voor een deel van het jaar gel den. Op alle grond wordt om deze re den het uitrijverbod met ingang van 1991 verlengd. Voor bouw- en mais land dat niet op zandgrond ligt, wordt de wenselijkheid van een uit- waaraan een bloksecretaris wordt toegevoegd. Deze sectorcommissies worden ondergebracht in landelijke afdelingen, waaraan een landelijk se cretaris wordt toegevoegd. Gestreefd wordt naar kleine commissies van maximaal twaalf mensen. Indien no dig kunnen er onder de commissies vakgroepen worden ingesteld. - De takdoorsnijdende commissies zoals grondgebruik BOV blijven bestaan. Voor bijzondere zaken kun nen ad hoe commissies in het leven geroepen worden. - Het bestuur bestaat uit de voorzit ter, de voorzitters van de regionale maatschappijen en de vier sector voorzitters. Daarnaast kan het bestuur adviseurs benoemen. De le denvergadering blijft het hoogste or gaan. Om de samenhang te versterken kan er twee keer per jaar in breed overleg over een beleidsthe ma worden gediscussieerd. - De werkgroep kent voor het mana gement van de organisatie een be langrijke rol toe aan de provinciale secretarissen. Met de geschetste structuur hoopt de werkgroep meer gestalte te geven aan de eenheid binnen het KNLC en de uitwisseling van deskundigheid tus sen regionale maatschappijen onder ling en het KNLC te versterken. Individuele dienstverlening De werkgroep individuele dienstver lening was ook het liefst uitgegaan van één organisatie, maar ook zij constateerde dat dit vooralsnog niet tot de mogelijkheden behoort. Uitgangspunten van deze werkgroep zijn: - De organisaties hebben echter spe cifieke kennis in huis, die moet wor den versterkt. Te denken valt daarbij aan juridische zaken op het gebied van pacht, bouwbegeleiding, be drijfsbeëindiging, bedrijfsver- groting. - Er moet een kwalitatief goede dienstverlening en voorlichting wor den opgezet, waarin opgaan de SEV en de dienstverlening die de maat schappijen nu al bieden. Door blok vorming kan meer specifieke kennis in huis worden gehaald, die de veelal kleine maatschappijen zelf moeilijk kunnen bieden. - Deze BV Dienstverlening en voor lichting zou volgens het profijtbegin sel moeten werken met dien verstande dat het echte voorlichtingswerk (SEV) gratis blijft. - Bij deze BV Dienstverlening en voorlichting zou ook onderscheid moeten worden gemaakt tussen le den en niet-leden. - Landelijk moet er een coördinator komen, die de contacten tussen de verschillende bureaus onderhoudt. Deze coördinator komt in dienst van een overkoepelende stichting of BV. Procedures Bij beide rapporten was een aanbie dingsbrief aan het bestuur met een aantal discussievragen gevoegd. Het bestuur heeft besloten de rapporten ter discussie te stellen in de verschil lende KNLC-organisaties en com- rijverbod onderzocht. Ook het overkappen van mestopslag- bassins behoort tot de maatregelen. Vanaf 1991 moeten bassins die ge bouwd zijn na 1 juni 1987 worden af gedekt. Voor deze investeringen is subsidie mogelijk. Gewasbescherming Wat het gebruik van bestrij dingsmiddelen betreft gaat het NMP net als de structuurnota Landbouw uit van een vermindering van het aantal kg werkzame stof met 50 pro cent in het jaar 2000. Alle middelen die het grondwater verontreinigen zullen tot 1994 stapsgewijs worden gesaneerd. Voor nieuwe middelen die minder nadelige effecten hebben dan de middelen die ze vervangen kan (tijdelijk) toelating worden overwogen. Het middelengebruik kan in de akker- en tuinbouw omlaag door verruimen van de vruchtwisseling en biologische gewasbescherming. Het ontwikkelen en toepassen van geïnte- missies. De werkgroep registreert de discussie en brengt daarover verslag uit aan het bestuur. Interimrapport en ver slag van de discussie komen voor de besluitvorming terug in het bestuur. Plan is de discussie voor half sep tember af te ronden. Gelegenheidsarbeid Om de problemen op de controle bij de gelegenheidsarbeid in goede ba nen te leiden zijn er twee varianten uitgewerkt: die van het Presidium van het ASF en de zogenaamde krui- In overleg met de Gezondheidsdienst te Boxtel gaan de organisatoren van de fokveedagen in Noord-Brabant het deelnemende vee van tevoren in dividueel screenen op het vóórko men van de bacterie leptospirose hardjo, de veroorzaker van melkers koorts bij de mens. Op deze manier kan het - overigens geringe - risico van besmetting met leptospirose tij dens een fokveedag volledig worden uitgebannen. Het ziet er dus naar uit dat er twee soorten keuringen komen: die mel kerskoorts-vrij zijn en wellicht ook die dat niet zijn, naar analogie van zwoegerziekte-vrije en niet zwoeger ziekte-vrije keuringen in de schapen- sektor. Het is de bedoeling het gese- lekteerde vee vlak voor deelname aan fokveedagen te screenen, zodat er een verwaarloosbaar kleine kans is dat er een besmetting optreedt in de periode tussen de test en de keuring. De boer krijgt van de Gezondheids dienst buisjes opgestuurd, die hij dient te vullen met melk van de be treffende dieren, per dier één buisje. Deze buisjes dient hij dan weer op te sturen naar de dienst, die ze laat on derzoeken bij het centraal Dierge neeskundig Instituut (CDI). Het CDI stuurt de resultaten dan weer naar de Gezondheidsdienst. Het landelijke tankmelk-onderzoek van het CDI op het vóórkomen van antistoffen in de melk geeft alleen uitsluitsel of bedrijven al dan niet vrij zijn van melkerskoorts, en kwali ficeert bovendien bedrijven pas als besmet wanneer een zeker percentage van het vee de bacterie draagt. Om het melkerskoorts-vrij zijn te garan deren is het ook van belang dat de test vlak voor de fokveedag wordt gedaan. Dit onderzoek is daarom geen goede graadmeter om aan te ge ven of individuele dieren zijn be smet. In Brabant zijn ca. 20 procent van de veehouderijbedrijven besmet met melkerskoorts, aldus direkteur Ton de Ruijter van de Gezondheidsdienst te Boxtel. In verband met de hoge besmettingsgraad - met name in de Noordelijke provincies - heeft de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren, waarin de direkteuren van al- greerde teelten zal worden gesti muleerd. Dreiging Het NMP heeft nog een voor de landbouw onprettige verrassing in petto als blijkt dat het voorgestelde mest- en ammoniakbeleid onvol doende vruchten afwerpt. Dan komt namelijk (eventueel tijdelijke) ver kleining van de veestapel in zicht. Wanneer blijkt dat bij het gebruik van mestquota opvulling van niet be nutte ruimte plaatsvindt, zal een al gemene korting op de referentiehoeveelheden plaatsvinden. Hiertoe worden wettelijke maatrege len voorbereid. In de uiteindelijke versie van het NMP wordt geen da tum meer genoemd waarop over deze 'valbijl' zal worden besloten. In een eerdere versie werd nog 1994 ge noemd als jaar waarin zou worden geëvalueerd of volumemaatregelen nodig zijn. (uit Oogst) meivariant. De drie CLO's hebben unaniem ge kozen voor de kruimelvariant. Dit houdt in geen controle op de gezags verhouding bij arbeidsverhoudingen waarbij het minder dan 1450 gulden uitbetaald wordt. Dit geldt alleen voor de maanden juni, juli en augus tus waarbij voor asperges en fruit teelt andere perioden gelden. In alle overige gevallen geldt de omgekeerde bewijslast. De vakbonden kunnen ei genlijk met deze variant niet leven. Er wordt nog gezocht naar een com promis. Ie Gezondheidsdiensten zitting heb ben (de Stichting heeft een coördi nerende funktie) op verzoek van het NRS een landelijk advies opgesteld met betrekking op fokveedagen en mei kers koorts. Hierin wordt gesteld dat elk samenvoegen van dieren een risiko vormt. Als men besluit toch fokveedagen te houden, dient het be drijf (landelijk CDI onderzoek) ne gatief te zijn, én de deelnemende dieren ook. De heer De Ruijter legt uit dat met betrekking tot deelname aan fokveedagen de grootste beteke nis gehecht moet worden aan het testen van de individuele dieren. Het advies van de stichting is niet bindend. Het staat de Provinciale Bonden van Rundveeverbetering, die de fokveedagen organiseren, vrij zich er aan te houden of niet. De graad van besmetting met melkers koorts in de provincie Zeeland is ge ring. De heer Piet Hannewijk, direkteur van het ZRS, vertelt dat aan fokveedagen deelnemende be drijven van tevoren tweemaal door middel van tankmelkonderzoek wor den getest (twee maanden en enkele weken van tevoren), zodat een week voor de fokveedag de resultaten be kend zijn. Het ZRS neemt zelf de monsters, en via de Gezondheids dienst Gouda komen ze bij het CDI. De heer Hannewijk benadrukt dat eventueel positieve bedrijven abso luut van deelname zullen worden uit gesloten. Hij wijst er ook op dat het tankmelk-onderzoek inmiddels zo nauwkeurig is dat als een bedrijf melkerskoorts-vrij wordt verklaard, er ook geen enkele koe met leptospi- roze besmet is. Dieren van Zeeuwse bedrijven die aan landelijke keurin gen meedoen zullen wel individueel worden getest. Overigens moet het risiko van be smetting met de Leptospirose hardjo bacterie tijdens een fokveedag niet worden overtrokken. De belangrijks te besmettingsbron is de melkput, waar overdracht plaats vindt via opspattende urine. Voor een mel- kerkoorts-vrij bedrijf vormt derhal ve het aankopen van vee van een niet- melkerskoorts-vrij bedrijf een veel groter risiko. Lex Kattenwinkel Vrijdag 26 mei 1989 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 9