De maand juni op het Zuidwestelijk veebedrijf Verzorging grasland Snijmais of kuilgras voor vleesstieren Drinkwatervoorziening in de kraamstal Kwaliteit, het belang van het eiertransport Melkveehouderij vleesveehouderij Varkenshouderij Pluimveehouderij Door de zachte winter is de gras- groei dit voorjaar snel op gang gekomen. Het vee is door natte weersomstandigheden in april laat naar buiten gegaan. In geval len dat het vee vroeg de wei is in gegaan, is door vertrapping de zode veel beschadigd. Enkele be drijven hebben het vee zelfs weer terug op stal gezet. Met zo- merstalvoedering is hier en daar met werktuigen de grasmat verre den en zijn sporen gemaakt. Er was een ruim aanbod van gras, maar het kon niet benut worden. Op de meeste bedrijven is het vee eind april begin mei de wei ingegaan. In verschillende gevallen was het gras al aan de lange kant. Door het ruime aanbod van gras is er veel gemaaid, mede doordat het gras voor bewei den te lang was geworden. Door de ze percelen mee te maaien is niet al leen een hoogwaardig produkt in de kuil verkregen, maar ook een betere hergroei. Zorg dat er steeds voldoende gras voor beweiding aanwezig is. Tijdig (dus niet te lang gras) inscharen is nodig voor een hoge grasopname door het vee. Mocht een perceel grasland na beweiding te ruig achter blijven, maai dan het niet benutte gras weg. Dit geeft een betere en fris se hergroei. Geef het onkruid geen kans. Waar onkruid staat groeit geen gras. Kort voor de bloei is het juiste tijdstip om boterbloem, aker distel en paardebloem te bestrijden. Muur kan als het in de groei is op elk tijdstip worden gespoten. Drijfmest kan in de zomer goed over het grasland worden uitgereden, bij voorkeur op percelen die zijn ge maaid. Drijfmest kan worden aan gewend direkt na de oogst voordat het gras begint uit te lopen. De drijf mest moet echter goed gemengd worden. De maximale gift van 15 m3 per ha moet goed verspreid worden. Bij voorkeur bij donker weer of als regen is te verwachten. Inregenen werkt gunstig. Met het bijhouden van een G.G.K. (graslandgebruikskalender) kan worden nagegaan hoe beweiden, maaien en bemesting op elkaar zijn afgestemd. Dit komt een goede gras land exploitatie ten goede. Met een goede bedrijfsvoering kunnen maat regelen worden genomen voor een goede en milieubewuste mestaan- wending en aanpassing van stikstof-' gebruik. Bijvoeren van snijmais in de weideperiode Weidegras is een goed en goedkoop ruwvoer voor het melkvee. Niet al tijd kan de beweiding het hele jaar worden rondgezet. Vooral in het na jaar is de ruwvoeropname uit gras minder. Gedurende een deel van de zomer is er in bepaalde situaties te weinig goed gras beschikbaar. Op bedrijven met een hoge veebezet ting en hoogproduktief melkvee is er behoefte om snijmais bij te voeren. Een nadeel van het bijvoeren van snijmais is de verdringing van gras. Door de KMV wordt de verdringing afhankelijk gesteld van de grasopna me en de hoeveelheid bijgevoerde snijmais. Het nuttig effekt van snij mais is groter naarmate de grasop name lager is. Bij 's nachts opstallen is de grasopname minder en zal het bijvoeren van snijmais leiden tot een hogere totale ds-opname. In de herfst is het effekt van mais het dui delijkst, vooral bij hoogproduktieve koeien. Door nieuwe inzichten in de voeding en milieu-eisen komen er ook argumenten naar voren om snij mais bij te voeren in de zomerperio de. Het gras bevat door de hoge N gift en het intensief graslandgebruik een overmaat aan eiwit van een ma tige kwaliteit. Het eiwit wordt in de pens zeer snel afgebroken en slechts voor een klein deel in de dunne darm benut. Via urine vindt vooral stikstofuitscheiding plaats. Door het bijvoeren van eiwitarme produkten zoals snijmais kan het ei wit beter worden benut. Snijmais heeft geleidelijk afbreekbare kool hydraten, die energie leveren voor bakteriën in de pens en voor een goe de penswerking. Het onbestendige graseiwit wordt beter omgezet in bakterie-eiwit. Het milieu wordt minder belast met stikstofemissie, waardoor het stikstof-overschot afneemt. Voor meerdere bedrijven zal het aantrekkelijk zijn om snijmais in de zomer bij te voeren. Met snijmais- bijvoeding is een regelmatig hoge melkproduktie mogelijk, speciaal voor hoogproduktieve melkkoeien heeft het een gunstig effekt op pro- duktie en vetgehalte. Afhankelijk van het weer, de smakelijkheid en de hoeveelheid aangeboden gras kan snijmais worden bijgevoerd. metBÊÊKÊBÊÊÊBHÊm De eerste snede kon onder goede omstandigheden worden ingekuild, één van de voorwaarden voor het verkrijgen van een goed produkt. De laatste jaren zien we op steeds meer cyclo-maaiers een kneusinrichting, op de foto bij de heer A.J. de Roo uit 's Heer Abtskerke. Bestrijding van vliegen Het bestrijden van vliegen is nood zakelijk om het overbrengen van ziekten te voorkomen en vanwege de overlast die ze berokkenen. Hierbij kan het melkvee bij het melken on rustig zijn en bijv. het melkstel af trappen. De ontwikkeling van ei tot vlieg vindt veelal plaats in een voch tig onhygiënisch milieu zoals mest, voer- en melkresten of rottend mate riaal. De ontwikkeling van ei tot vlieg duurt onder gunstige omstan digheden slechts 10 dagen. Begin tijdig met vliegenbestrijding. Bestrijding begint bij een goede hy giëne in de stal en omgeving. Door niet steeds hetzelfde middel te ge bruiken (wisseling van de werkzame stoffen) wordt de gevoeligheid van de vliegen groter. Middelen voor toepassing op de mest bestrijden de larven. Smeermiddelen werken niet tegen steekvliegen. Bij behandeling van smeermiddelen moet men zor gen dat het vee niet kan likken aan de behandelde plaatsen (ramen, deu ren, muren, plankjes e.a.). Bij gebruik van spuit- en vernevel- middelen moeten voer- en drink plaatsen afgedekt worden. Zorg dat het vee niet in aanraking komt met het middel. Rattestaartlarven zijn de larven van een zweefvlieg, is de zo genaamde blinde bij. In het voorjaar legt deze haar eieren in drijfmestput- ten of in stilstaand water bij mestho pen. Voor de bestrijding moet het middel op de mest worden gespoten en voordat de larven gaan trekken. J.M.J. van Aerts CR Tilburg Naast de aan- en verkoopprijzen en de algemene kosten zijn er nog ande re punten die de rentabiliteit van de stierenmesterij bepalen. Deze andere punten zijn voederkosten, groei en de slachtrijpheid van de stieren. Als we kijken naar de keuze tussen snij mais of kuilgras voor vleesstieren, dan hebben we te maken met zowel voederkosten als groei en slacht rijpheid. Een tijdje terug is er onderzoek ge daan op proefboerderij "De Vlierd" naar de twee genoemde ruwvoer- soorten. Daar bleek dat als de stie ren mais met krachtvoer kregen, ze sneller groeiden dan wanneer de stie ren kuilgras met krachtvoer vraten. En toch zat in de beide rantsoenen evenveel energie. Als gevolg van de lagere groei bij het kuilgras waren de stieren laat slachtrijp. Deze stieren hadden dus meer dagen nodig om slachtrijp te worden. Bovendien worden deze "kuilgrasstieren" meestal lager geklassificeerd. Als je al deze punten gaat verrekenen in een saldoberekening, dan blijkt het volgende: Ondanks de lagere kosten van het kuilgras, valt het saldo te gen. Het saldo van snijmais met krachtvoer is hoger. Een logisch vervolg op dit verhaal is de vraag: "En hoe is het saldo als ik zowel snijmais als kuilgras en krachtvoer voer?" De stieren die dit gekombineerde rantsoen krijgen, zullen beter groeien dan de kuil grasstieren. Ze groeien echter min der dan de maisstieren. Na een sal doberekening blijkt dat deze kombi- natie het best uit de bus komt. Dat komt omdat het kuilgras goedkoper is.. Voersnelheid Een saldoberekening is leuk om eens naar te kijken, maar we hebben zeer zeker ook nog met de praktijk te ma- 13 ken. Wanneer u twee kuilen open hebt liggen, dan is de voersnelheid lager. Er zal dus eerder broei in de kuil komen. Verder is het moeilijk allemaal goede graskuilen te hebben met een konstante kwaliteit. Een goede maiskuil is makkelijker te ver krijgen. Maar dan moet het wel mo gelijk zijn om mais te verbouwen. Niet al het land is immers geschikt om mais op te telen. Eind vorig jaar is op de Waiboer- hoeve opnieuw een proef gestart, waarhij het effekt van kuilgras en/of mais voeren aan stieren beke ken gaat worden. Het inkuilen gaat nu veel beter dan een aantal jaren te rug. De kwaliteit van het kuilgras is stukken verbeterd. Het zou dus best kunnen dat de resultaten van de "kuilgrasstieren" nu anders zijn dan toen. Ing. J.F. Leusink CR Tilburg Een hoge voeropname bij zogende zeugen is erg belangrijk. Deze kan alleen behaald worden als de water- afgifte van de nippels hoog is (minstens één liter per minuut). De waterafgifte van de nippels moet U regelmatig meten. Als de waterafgif te te laag is moet het drinkwater systeem aangepast worden. Voor alle dieren is drinkwater on ontbeerlijk, zo dus ook voor var kens. Daarom moeten varkens over voldoende vers drinkwater kunnen beschikken. Als varkens te weinig water op kunnen nemen zal de voer opname terug lopen, waardoor de produktie terug loopt. Gevolgen van een te lage wa teropname Zeugen met 10 a 12 biggen moeten ca. 7 kg voer per dag opnemen. Om deze voeropname te halen zullen de zeugen ca. 20 a 25 liter water per dag op moeten nemen. In de praktijk blijkt, dat zeugen bij een lage nippel opbrengst vaak niet de tijd nemen om de genoemde hoeveelheid water op te nemen, waardoor de voerop name ook niet op het gewenste ni veau komt. De gevolgen hiervan zijn: - de melkproduktie van de zeug is niet maximaal, waardoor de groei van de biggen niet optimaal is; - de zeug verliest teveel konditie waardoor ze na het spenen slechter berig en drachtig wordt. Waterafgifte drinknippels De drinknippels in de kraamstal moeten minstens 1 liter water per minuut afgeven, bij voorkeur echter 1,5 liter per minuut. Het is belang rijk om de waterafgifte regelmatig op te meten. Dit is te doen door ge durende een minuut een maatbeker onder de nippel te houden. Het op meten moet gebeuren tijdens het voeren, omdat er dan veel zeugen te gelijk drinken en men zodoende het beste beeld krijgt van de waterafgif te. Als de waterafgifte onvoldoende is kunt U dit op de volgende manie ren verhogen: - vlotterton hoger plaatsen om meer druk op te bouwen; - als de drinknippels voorzien zijn van een zeefje dit zeefje vernieuwen of schoonmaken; - het gaatje van de nippel uitboren; - als geen van de bovenstaande maatregelen helpt of mogelijk is, de drinknippels vervangen. Gemiddeld veroorzaken transport en inpakmachine ongeveer 3 procent extra kneus en breuk. Hierin bestaan echter zeer grote verschillen van be drijf tot bedrijf, waarbij het aantal overgangen een belangrijke rol spe len. Door hier voortdurend alert op te zijn en tevens regelmatig onder houd te plegen is het mogelijk het percentage 2e soort eieren te beper ken. De pluimveehouder hoeft daar bij echt niet te toveren voor een goed eitje. De term "kwaliteit" springt bij het openslaan van een vakblad of krant vaak in het oog. Ook in de pluimvee- sektor ziet men het belang ervan in. De kwaliteit van het konsumptieëi is afhankelijk van verschillende fakto- ren zoals: fokkerij, gezondheid, voe ding, huisvesting en verzorging. De pluimveehouder heeft niet overal evenveel invloed op. Transport en verwerking van de eieren zijn echter punten waar hij wel nauw bij be trokken is en waarbij hij, door (vaak) eenvoudige aanpassingen, ge makkelijk de kwaliteit van de pro dukten kan verbeteren. De weg van het ei Tussen het moment dat de kip het ei Handmatig water verstrekken Op een aantal bedrijven krijgen de zeugen in de kraamstal tijdens het voeren handmatig water bij in de trog. Uit onderzoek is gebleken dat de totale wateropname hierdoor ech ter niet wordt verhoogd. Het advies is daarom om het handmatig bijge ven van water te beperken tot de eer ste twee dagen na het werpen. Als de waterafgifte van de nippels hoog is zal de zeug zelf al korte tijd na het werpen voldoende water opnemen. G. Vermunt, CVP-Tilburg legt en het moment van afvoer van het bedrijf gebeurt er van alles mee. Na het leggen rolt het ei vanuit de gazen kooi naar voren, waarbij het beschadigd kan worden door pikken en/of trappen. Het is belangrijk dat de eieren niet te lang in de kooi blij ven liggen, wat pleit voor een stugge bodem met een grote hellingshoek. Hierdoor zal het ei met een behoor lijke snelheid op de eierlade komen. Een goed gebogen, vlakke eierlade met een flexibele stootrand zijn dan belangrijk. Om te voorkomen dat het ei op de eierlade alsnog wordt aangepikt zijn eierbeschermplaten aangebracht, die ook voor grote eie ren, voldoende ruimte'moeten bie den. Vanuit de eierlade kunnen de eieren afgevoerd worden d.m.v. ei- erbanden, die schoon moeten zijn. Het materiaal van de banden kan in vloed op de vuilschaligheid hebben. Op juten banden blijven de eieren schoner, doordat open eieren min der uitlopen. Voor elk materiaal geldt natuurlijk dat verwijdering van windeieren voor het rapen verminde ring van vuilschaligheid oplevert. Na de eierbanden komen nog een aantal belangrijke stappen. Allereerst de nivotransporteurs, waarbij de afstel ling van essentieel belang is. Door te zorgen voor vloeiende overgangen zijn vaak veel moeilijkheden te voor komen. Vervolgens komen de eieren op een dwarsband die ze naar de in- pakker vervoert. Goede eigeleiders zorgen hier voor een zachte en lang zame overgang op de band. Toepas sing van extra stootranden hebben ongetwijfeld een positieve invloed. Als laatste in de reeks komt de in- pakker, waarvan de verwerkingska- paciteit moet zijn afgestemd op de aan voer kapaciteit. Een goed wer kende beveiliging is daarbij een noodzaak. Ing. J. Strijdveen, C.V.P. Tilburg Vrijdag 26 mei 1989

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 13