Mestbank Noord-Brabant/Zeeland tevreden over mestafzet in 1988 Mestopslag centraal op open dagen Cranendonck Kwaliteitspremiëringssysteem voor drijfmest slaat in de praktijk goed aan Vrij grote belangstelling voor verplaatsbare mestopslag in afzetgebied Demonstratieprojekt mestaanwending met minimale ammoniakemissie van start w Tabel 1 droge stof Pluimveedrijfmest minder dan 10% 10 - 12% 12 - 13% 13 - 14% 14 - 15% meer dan 15% Het jaar 1988 is weer voorbij, reden voor de Mestbank Noord- Brabant/Zeeland terug te kijken op de mestafzet in het afgelopen jaar. In het eerste kwartaal was de afzet matig tot slecht als gevolg van de vele neerslag. Toen het voorjaar zich eenmaal aandiende verliepen de veld werk zaamheden zo snel dat in een aantal gevallen de gevraagde mest niet tijdig kon worden aangevoerd. Dit euvel deed zich met name voor in het Noordelijk Zandgebied. Toen werd weer eens duidelijk dat het onmogelijk is in korte tijd (enkele weken) de mest, die in de afzetge bieden wordt gevraagd, rechtstreeks vanuit de overschotgebieden aan te voeren. Uitbreiding van de mestopslagfaciliteiten in de afzetgebie den is een dringende noodzaak. Naar verwachting zal het opslagplan van de Landelijke Mestbank hierin voor een deel gaan voorzien. De mestafzet in het Zuidwestelijke Kleigebied kwam pas laat op gang maar bleef gelukkig tot Iaat in het najaar aanhouden. De afzet be reikte dan ook een rekordhoogte. Het gehele jaar overziend mag 1988 worden betiteld als een prima jaar voor de mestafzet. Indeling naar kwaliteitsklasse 1988 1987* 3,6 7,3 4,2 6,9 4,3 4,5 6,2 7,7 9,0 8,3 72,7 65,3 100,0 100,0 Mestvarkensdrijfmest minder dan 6% 5,2 10,5 6 - 7% 6,0 18,9 7 - 8% 9,7 19,3 8 - 9% 10,6 14,5 9 - 10% 11,9 11,7 Steeds meer akkerbouwers komen tot de konklusie dat het gebruik van dier lijke mest in het kader van de kwaliteitspremieregeling aantrekkelijk is. De cijfers van 1987 hebben betrekking op de periode 1 mei t/m 31 decem ber omdat het kwaliteitspremiëringssysteem in zijn huidige vorm op 1 mei 1987 is ingevoerd. Wat met name opvalt is dat bijna 3/4 deel van de afgevoerde pluimveemest in de hoogste kwaliteitsklasse valt. Overigens is dit gelet op het drogestof gehalte van de verse pluimveemest wel verklaarbaar. De afzetgebieden Indien we de totale omzet onderver delen naar afzetgebied ontstaat het volgende beeld: Gebied Hoeveelheid Percentage van het lotaal Zeeland 80.000 ton 23 West-Brabant 75.000 ton 21,5 Zuid-Holland 103.000 ton 29,5 Noord-Holland 15.000 ton 4 Noord-Nederland 76.000 ton 21,5 Overige 1.000 ton 0,5 Opvallend is dat ruim 50% van het totale kwantum wordt afgezet in Zuid- Holland en Noord-Nederland. Steeds meer akkerbouwers komen tot de konklusie dat het gebruik van dierlijke mest, die in het kader van het kwaliteitspremiëringssysteem van de Mestbank wordt aangebo den, financieel aantrekkelijk is. Te gen deze achtergrond is het ook ver klaarbaar dat de omzet bij de Regio nale Mestbank Noord-Brabant/Zee land in 1988 met ruim 200.000 m3 toenam t.o.v. 1987. In 1988 werd een omzet bereikt van 350.000 ton. Deze hoeveelheid kan naar soort als volgt worden onderverdeeld: pluimveedrijfmest 90.000 mestvarkensdrijfmest 225.000 rundveedrijfmest 35.000 De mest was afkomstig van 1.185 Brabantse veehouderijbedrijven. Kwaliteit De mestkwaliteit, met name het drogestof-gehalte, krijgt gelukkig steeds meer aandacht op de be drijven. Dit komt tot uitdrukking in tabel 1 waarin per kwaliteitsklasse het per centage van de omzet is aangegeven voor 1988. Ter vergelijking zijn ook de gegevens van 1987 vermeld. Financiële aspekten Niet alle mest die voor afvoer binnen het kwaliteitspremiëringssysteem wordt aangeboden komt ook daad werkelijk voor kwaliteitspremie in aanmerking. De kwaliteitspremie regeling geldt voor diverse mestsoor- ten vanaf: pluimveedrijfmest 12% ds of meer mestvarkensdrijfmest 7% ds of meer rundveedrijfmest 8% ds of meer Indien na afvoer blijkt dat het drogestof-gehalte van een vracht be neden voornoemde ds-grenzen ligt wordt geen premie uitbetaald maar wordt de vracht wel meegenomen in het systeem van transportkostenve revening. Op dit systeem wordt later ingegaan. Uit tabel 1 blijkt dat bijvoorbeeld bij mestvarkensdrijfmest 11,2% (5,2% 6,0%) beneden de 7% ds ligt en dus niet voor premie in aanmerking komt. In zijn totaliteit is voor ruim 315.000 ton ofwel 90% van de om zet, premie uitbetaald. Hiermede was een bedrag gemoeid van bijna 2 miljoen. Gemiddeld komt dit neer op 6,19/ton. Met andere woorden de veehouders, die binnen het kwaliteitspremiëringssysteem van de Mestbank drijfmest lieten af voeren, ontvingen een tegemoetko ming in de afzetkosten van gemid deld 6,19/ton. T ransportkosten verevening Kijkend naar het overzicht van af zetgebieden is duidelijk dat de drijf mest over steeds wisselende afstan den moet worden vervoerd. De af stand Böekel - West-Brabant is bij voorbeeld veel kleiner dan de af stand Boekei - Groningen. Gelet op de grote spreiding in de te overbrug gen afstanden variëren de transport kosten van vracht tot vracht. Zonder een systeem van transportkostenve revening zou een veehouder voor eenzelfde kwaliteit mest steeds wis selende afvoerkosten moeten beta len. Dit is onwerkbaar. Daarom Vrijdag 31 maart 1989 hanteert de Mestbank binnen het kwaliteitspremiëringssysteem voor bijvoorbeeld mestvarkensdrijfmest afvoerkosten die gebaseerd zijn op een gemiddelde vervoersafstand van 140-150 km enkele reis. Wordt nu mest vervoerd over een kortere af stand dan 140-150 km dan moet de mestdistributeur geld storten in de vereveningspot. Indien de afstand groter is dan voornoemde ontvangt hij geld. Een voordeel van het systeem van transportkostenverevening is dat te gen betaalbare tarieven ook mest kan worden afgezet in de meest ver af gelegen afzetgebieden. Een nadeel is dat als gevolg van de grote gemiddelde vervoersafstand waarvan de Mestbank noodgedwon gen moet uitgaan, hoge afvoer kosten gelden. Dit verklaart waar om, voor de afvoer van mest buiten het kwaliteitspremiëringssysteem, mede gelet op de kwaliteit van deze mest relatief lage afvoerkosten kun nen worden gehanteerd. De heer D. Sonnenveld, lid van Ge deputeerde Staten van Noord- Brabant, heeft onlangs de offi ciële heropening verricht van de proefboerderij voor de rundveehou derij De Cranendonck te Soeren- donk, tussen Eindhoven en Weert. De boerderij is uitgebreid met een ontvangstruimte, een ruimte voor automatiseringsapparatuur, een mestbol en een mestbassin. Het kwaliteitspremiëringssysteem voor drijfmest voldoet goed aan de verwachtingen en het heeft zichzelf bestaansrecht gegeven. Deze konklu sie trekt het bestuur van de Stichting Landelijke Mestbank op basis van het overzicht over 1987 en 1988 van het proefprojekt kwaliteitspremië ringssysteem. In 1988 is 720.000 m3 drijfmest over grote afstand afgezet via de kwali teitspremieregeling. Dit is 200.000 m3 meer dan de grootste hoeveelheid die ooit in een jaar binnen de vroegere transportkosten- subsidieregeling is vervoerd. De gewogen gemiddelde droge stofgehaltes van de vervoerde 10-11% 12,8 7,2 meer dan 11% 43,8 17,9 100,0 100,0 Rundveedrijfmest minder dan 8% 8,3 20,6 8 - 10% 25,6 30,4 meer dan 10% 66,1 49,0 100,0 100,0 Verwachtingen voor 1989 De Mestbank Noord-Brabant/Zee land verwacht voor 1989 een omzet van minimaal 500.000 ton. Deze ver wachting is gebaseerd op de sterk toenemende belangstelling voor drijfmest van de zijde van akkerbou wers. Daar komt bij dat door de uit voering van het opslagplan van de Landelijke Mestbank meer mest op het gewenste tijdstip kan worden aangeboden. Onder invloed van het kwaliteitspremiëringssysteem van de Mestbank zal de mestkwaliteit in 1989 verder verbeteren. Dit zal met De nieuwste uitbreiding, die zeven ton heeft gekost, werd ook aange grepen om na meer dan tien jaar weer eens een burgerdag te houden. Daarnaast waren er de traditionele open dagen voor de boeren, die be hoorlijk werden bezocht. Dat had zeker te maken met het thema van dit jaar: de mestproblematiek. Zoals bekend is de rundveehouderij een van de grote boosdoeners als het om mest zijn sinds het begin van het proefprojekt aanzienlijk gestegen. Bij de meest vervoerde mestsoort, varkensdrijfmest, is het droge stofge- halte in de loop van anderhalf jaar gestegen van 8,5 naar 10,5%. De kwaliteitspremieregeling beant woordt daarmee aan haar doel om de mestkwaliteit in het algemeen te verbeteren en om de beste mest over grote afstand te zetten. Verder blijkt dat de meeste mest in de korte bemestingspieken in het voorjaar en in het najaar moet wor den getransporteerd. Deze situatie is voor een doelmatige distributie van mest ongewenst. De mestbank pro- name tot uiting komen in een toena me van het percentage van de omzet in de hogere ds-klassen. Het verspreiden van mest in de ak kerbouwgebieden zal extra aandacht gaan krijgen. Daarbij moet worden gedacht aan het nog egaler versprei de alsmede het ontwikkelen van me- verzuring gaat. Tot veler verrassing is eni'ge tijd geleden bekend gewor den dat de rundveehouderij voor aanmerkelijk meer verzuring zorgt dan de varkenshouderij. Op het Onderzoekcentrum voor Rundveehouderij in Brabant, Lim burg en Zeeland, zoals de zondagse naam van proefboerderij De Cra nendonck luidt, staat de mestopslag centraal. Er lopen dit jaar twee proe ven: de opslag van mest in een mest- koepel of -bol en in een foliebassin. Uit de mestbol kan geen ammoniak ontsnappen. De proef moet aanto nen of de opgeslagen mest het beton aantast en of mest in de koepel kan worden gemengd. In een foliebassin wordt drijfmest opgeslagen. Deze methode kan goed van pas komen op het akkerbouwbe drijf, omdat hierin mest uit de over schotgebieden kan worden opgesla- Het ministerie van landbouw is 20 maart gestart met het projekt "Mestaanwending met minimale ammoniakemissie". Op 85 bedrij ven in Nederland zal dierlijke mest uitgereden worden met methoden, beert deze ongewenste situatie aan te pakken met het te huur aanbieden van verplaatsbare mestopslagen in het afzetgebied. De belangstelling in de praktijk voor deze nieuwe mest bankregeling die begin januari 1989 is gestart, is vrij groot. Inmiddels zijn al 12 aanvragen voor een huurovereenkomst met in totaal 23.120 m3 ingediend. Daarnaast zijn 17 aanvragen met een totaal opslag volume van 19.951 m3 serieus in voorbereiding. De regeling eindigt op 1 juli 1989 of zoveel eerder indien het opslagvolume van 125.000 m3 is bereikt. thoden die gericht zijn op het terug dringen van de stankemissie. Met name dit laatste zal veel inspanning vergen omdat de bestaande mestin- jektiemethoden moeilijk toepasbaar zijn op zware kleigrond en boven dien de verspreidingscapaciteit sterk verkleinen. gen. Er is nog geen manier om de verdamping van ammoniak tegen te gaan. Proeven die al langer op Cranen donck lopen, zijn onder meer: het de gehele zomer op stal houden van koeien. Een deel van deze beesten krijgt uitsluitend snijmais, terwijl een ander deel hun normale porties hooi en krachtvoer krijgt. Ook de invloed van kuilvoer op de betonnen vloer wordt onderzocht. Delen van de vloer zijn met coatings ingesmeerd, zodat over een reeks van jaren het al dan niet invreten in het beton kan worden bekeken en vergeleken. Enkele jaren geleden is een jong veestal geopend. Bij de proefboerde rij hoort bijna 60 ha grond, waarvan 18 ha direkt bij de gebouwen ligt. Er zijn zeven mensen werkzaam. waarmee de uitstoot van ammoniak beperkt kan worden met 90%. De bedrijven liggen verspreid over ge heel Nederland en hebben een totale oppervlakte van ongeveer 2.500 ha. Met het projekt is een bedrag van ƒ1,5 min gemoeid. Het bedrag is be schikbaar gesteld uit de 100 mil joen extra (motie De Vries/Voor hoeve), die de regering kan besteden aan het milieu. Tegen relatief lage kosten kan bij de aanwending van de gekozen metho des een sterke reduktie van de uit stoot van ammoniak bereikt wor den. Tevens is de verwachting, dat de veehouders door een betere be nutting van stikstof kunnen bespa ren op het gebruik van kunstmest. De alternatieve methoden zijn onder meer mestinjektie, zodebemesting, het direkt inregenen van boven gronds verspreide mest en het verre genen van verdunde mest. 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 17