Telers bezorgd over het pas achteraf vast kunnen stellen van schadedrempels Kenmerken geïntegreerde graanteelt Meningen leden graanstudieclub over opslag Urban verdeeld Inleiding over geïntegreerde graanteelt voor g.s.c. Zuid-Beveland Een van de problemen die telers voorzien bij een verdergaande toe passing (i.e. verder dan nu al gebeurt) van de geïntegreerde teelt van granen is dat pas achteraf kan worden vastgesteld wat de juiste scha- dedrempel is. "Je weet pas achteraf of je bij een bepaald schadeni- veau had moeten spuiten", aldus een van de leden van de Graanstu- dieclub Zuid-Beveland tijdens de algemene ledenvergadering op don derdag 9 maart in Hotel 'Royal' te Wolphaartsdijk. Ing. Chris Huber van kweekbedrijf VanderHave te Kapelle hield daar een inleiding over de veredeling ten behoeve van de geïntegreerde teelt van granen. Ing. Chris Huber (r.) legt uitdat gemiddeld over de jaren de graanteelt met minder bespuitingen toe kan, maar "er bestaan behoorlijke rasverschillen wat betreft de reactie op het input niveau". Tabel Aarziektebehandelingsproef wintertarwe Rilland 1988, opbrengsten in ton/ha. Objekten AB: geen behandeling tegen bladschimmelziekten, normaal N (ad vies Oosterbeek). Objekten CD: behandeld tegen bladschimmelziekten plus voetziekten plus CCC plus extra N 30 kg/ha. Alle objekten hebben 35 kg kalksalpeter per ha als bloeibemesting gehad, ter verhoging van het eiwitgehalte. 1 onbehandeld; 2 t/m 6 aarziektebestrijding met verschillende middelen. ras behandelingen 1 2 3 4 5 6 Met behulp van de overhead projek- tor toonde Huber een aantal tabellen met de resultaten van proeven van VanderHave in Rilland, waarin di verse teelthandelingen en rassen met elkaar werden vergeleken. Volgens onderzoeker Huber tonen de cijfers aan dat je gemiddeld over een aantal jaren zeker toe kunt met minder bespuitingen. In minder gunstige ja ren kunnen deze echter wel nodig zijn. Vanuit de vergadering werd gesteld dat het niet mogelijk is van tevoren te zeggen of een bepaald ge- konstateerd niveau van aantasting door bijvoorbeeld gele roest, meel dauw of luizen een bespuiting recht vaardigt. Zolang de opbrengstder ving door niet uitgevoerde bespuitin gen lager is dan de kosten van deze bespuiting kan zij achterwege blij ven. "Maar stel je voor dat een niet uitgevoerde bespuiting tot onaan vaardbare opbrengstderving zou lei den wat dan?", aldus een studieclub lid. De studieclub stelt dan ook dat er meer kennis beschikbaar moet ko men voor de telers over het vaststel len van schadedrempels. Voorzitter A.J. de Feijter wees erop dat het geïntegreerd telen van graan in feite al wordt toegepast: middelen achter de hand houden en toepassen wanneer dat nodig is. K. van Nieu- wenhuijzen uit Rilland: "De graan- telers, en dat geldt zeker voor die uit het Zuidwesten, zijn geen ver kwisters van gewasbescher mingsmiddelen die overal preventief voor spuiten. De toegerekende kosten per ha graan zijn hierdoor in Zuid-Beveland 350,lager dan landelijk". De heer Huber gaf verder aan dat de bodembewerking en zaaibedberei- ding heel belangrijk zijn bij de geïn tegreerde teelt, met name met be trekking tot de onkruidontwikke- ing. Een goede zaaibedbereiding kan leiden tot veel minder last van verslemping, uitwintering en slak ken. In het licht van de bestrijding van ziekten zou er zijns inziens veel meer dan nu gebeurt een stoppelbe werking moeten worden uitgevoerd. Ook mag er niet te vroeg gezaaid worden. "Dan vraag je om proble men. In Engeland wordt bijvoor beeld altijd vroeg gezaaid, maar daar moet al voor de winter een bestrijding tegen meeldauw en gele roest worden toegepast". Stikstofbemesting Onderdeel van de geïntegreerde graanteelt is een lagere stikstofbe mesting. Dat geldt volgens de heer Huber vooral voor de eerste N-gift. Door deze wat lager te stellen voor kom je dat er een massaal gewas ont staat waarin gemakkelijk ziekten tot ontwikkeling kunnen komen. Deze lage gift zou dan gekompenseerd kunnen worden door een wat hogere tweede en derde gift dan door "Oosterbeek" geadviseerd wordt, waardoor er in totaal minder gestrooid hoeft te worden. De in het voorjaar minder gestrooide stikstof hoeft er in de tweede en derde gift niet helemaal weer bij, omdat de werking van de later gestrooide stikstof normaal gesproken groter is. Rassen voor geïntegreerde teelt moe ten voldoen aan een goede winter- vastheid, zodat ook bij relatief late zaai weinig uitwintering plaatsvindt. Verder moeten de rassen een vlotte voorjaarsontwikkeling en bodembe dekking te zien geven (dat beperkt de ontwikkeling van het onkruid). Ook is een goede veerkracht en ste vigheid van het stro van belang, en uiteraard een hoge mate van re sistentie tegen ziekten. Huber legde uit dat resistenties het best kunnen berusten op meerdere genen (zgn. horizontale resistentie, dat geeft het minste kans op doorbreking). Om als baktarwe aanvaard te worden is het vooral van belang dat de rassen die bij geïntegreerde teelt gebruikt gaan worden een hoge resistentie te gen schot hebben. Rassenspreiding is onmisbaar voor de geïntegreerde teelt. "Zelfs een mengsel van vatba re rassen is minder vatbaar dan het gemiddelde van deze rassen zou doen vermoeden, aldus Huber. Hij konstateert dat er weer wat meer be langstelling komt voor rassen mengsels. Proeven Uit proeven van VanderHave in Ril land is gebleken dat bij wintertarwe bij intensieve behandeling (ongeveer 40 kg N extra bij tweede gift gekom- bineerd met CCC plus voet-, blad en aarziektebestrijding) gemiddeld over vijf jaar circa 1 ton per ha meer geoogst kon worden dan bij 'norma le' behandeling (stikstofbemesting volgens "Oosterbeek, geen behande ling met fungicide). Er werden ras senmengsels gebruikt waarin "geen zwakke broeders" voorkomen, al leen rassen en lijnen met een vol doende resistentieniveau. Huber konkludeert dat hierbij door inten sieve behandeling nauwelijks een op brengsttoename ontstaat: "Als je al les rekent kom je er niet uit". Bij zo- mergerst bleek zelfs dat de intensieve behandeling een lagere gemiddelde opbrengst gaf, doordat in een be paald jaar (1985) de hoge N-gift veel legering tot gevolg had. Uit proeven waarin verschillende intensieve be handelingen met elkaar zijn vergele ken is gebleken dat extra stikstof in bepaalde jaren nauwelijks effekt op de opbrengst heeft. Gemiddeld over drie jaar bleek dat de in de praktijk meest toegepaste (intensieve) behan deling ten opzichte van een 'norma le' behandeling een meeropbrengst van 1 ton per ha gaf, oftewel tien procent extra. Bij een zelfde proef waarin Obelisk werd vergeleken met het nieuwe ras van VanderHave 'Ac cent' (VDH 7518), bleek dat de ver schillende intensieve behandelingen geen spektakulaire onderlinge ver schillen te zien gaven. Voor beide rassen geldt volgens Huber dat de meest rendabele behandelingsme thode is: een 'normale' behandeling plus een behandeling tegen afrij- pingsziekten. Accent komt eind 1989 in aanmerking voor opname op de Nederlandse rassenlijst. Uit deze proeven kwam ook naar voren dat een verhoogde zaaidichtheid (450-480 korrels per m i.p.v. 350) niet leidt tot enige opbrengstver hoging. De zaaitijden tussen de behandelin gen verschilden niet. De konklusie uit deze proeven luidt dan ook: ras sen met een voldoende resistentieni veau kunnen ook bij minder inten sieve teeltwijze zeer goede op brengsten met een gelijk of beter sal do geven. objekten AB: Obelisk 11.18 11.49 Pagode 10.92 11.47 Arminda 9.69 10.08 Miller 9.05 10.03 Tombola 10.08 10.67 Sarno 9.33 10.03 Kraka 7.97 8.80 Urban 9.57 9.56 Apollo 8.74 10.64 Okapi 8.68 9.68 Accent 10.42 10.44 objekten CD: Obelisk 11.33 11.28 Pagode 11.45 11.70 Arminda 9.69 10.14 Miller 9.80 10.97 Tombola 10.70 11.28 Sarno 9.35 10.61 Kraka 8.76 9.86 Urban 10.37 10.33 Apollo 10.80 11.57 Okapi 9.07 10.44 Accent 11.07 10.83 Marksman 10.24 10.44 Uit de tabel valt af te leiden dat be paalde rassen heel sterk op een be paalde ziektebestrijding reageren, en andere veel minder. Onder praktijk omstandigheden zijn de op brengsten 10 tot 15 procent lager. De aantastingen door gele roest en meeldauw waren op dit proefveld gering. Daarentegen was er een zwa re aantasting door bruine roest, en alle voor deze ziekte gevoelige rassen gaven een aanzienlijk lagere op brengst in de behandeling 1 (zonder fungicide) te zien. Over het effekt van verlaging van de stikstofgift en de hoeveelheid toege paste gewasbeschermingsmiddelen op de kwaliteit van de tarwe is nog weinig bekend, aldus de heer Huber. VanderHave heeft bij een Duits in stituut bakproeven laten doen. Hu ber: "Uit deze proeven blijkt niet dat bij een wat lager input niveau bij de teelt van tarwe de deegkwaliteit enorm terugloopt. Ook het eiwitge halte van de korrel, wat normaal gesproken het sterkst zou moeten reageren op wel of geen intensieve behandelingsmethode, reageert nau welijks". Er zijn echter behoorlijke rasver schillen met betrekking tot de stabi liteit van de kwaliteit over gunstige en ongunstige jaren. Zo blijkt hier ook dat het ras Urban (A9) niet dui delijk beter skoort dan Kraka (A6). Het Nederlandse klimaat is volgens 11.26 10.52 11.51 11.20 10.98 10.76 11.07 10.99 9.46 10.55 10.20 10.10 9.74 10.16 9.62 10.26 10.32 10.46 10.07 10.28 10.19 10.22 10.05 10.20 8.35 8.76 8.12 8.33 9.58 9.83 9.44 9.80 10.30 11.05 9.60 10.55 9.38 9.14 9.14 9.55 9.94 10.49 9.92 9.53 12.01 11.80 12.01 11.60 11.78 12.19 11.93 11.94 10.05 10.57 10.22 10.61 10.60 10.99 10.66 11.41 11.12 10.44 11.30 10.94 10.86 10.62 10.90 11.13 9.97 10.19 9.94 10.39 10.35 10.74 10.66 10.89 10.71 11.33 10.99 11.70 10.32 10.39 10.24 10.94 10.87 10.78 11.30 10.82 10.26 10.80 10.39 10.69 de onderzoeker van VanderHave minder gunstig voor het telen van superbaktarwerassen. Nog kwaliteitstarwe? In de diskussie na afloop wees voor zitter De Feijter erop dat bij het ge bruiken van rassenmengsels proble men bij de teelt en vooral de afzet van kwaliteitstarwe kunnen ont staan: "Je hebt geen ras meer". Vol gens hem zal de teelt van kwali teitstarwe bij geïntegreerde graan teelt moeilijk, zo niet onmogelijk worden. "Immers, in tegenstelling tot bijvoorbeeld aardappelen waar een lagere stikstofgift een betere kwaliteit tot gevolg heeft, moet er bij tarwe juist meer stikstof gestrooid worden om het eiwitgehal te op te krikken". Algemeen bestond bij de vergade ring de vrees dat bij het meer toepas sen van geïntegreerde teelt de op brengst duidelijk lager uit zal vallen dan die van nu. De Feijter wees de vergadering erop dat er toch steeds meer voorschriften over het toepas sen van meststoffen en gewasbe schermingsmiddelen komen, zodat het verstandig is hier alvast rekening mee te houden. "Dat houdt in ieder geval in dat we, meer dan nu, scha dedrempels moeten gaan hanteren". Lex Kattenwinkel De geïntegreerde graanteelt on derscheidt zich op een aantal pupten van de gangbare teelt. Hièronder volgt een samenvat ting van de kenmerken van de geïntegreerde graanteelt, op gesteld door het Nederlands Graan Centrum. - Later zaaien (begin november). Hierdoor minder onkruiden, minder kans op infektie met bladziekten, roesten, meeldauw en oogziekten. - Matige (suboptimale) stikstof gift, waardoor minder ziekten en plagen en minder legering op treden. - Geen gebruik van groeiregula- toren, waardoor minder infektie van bladvlekken. - Groenbemester inzaaien na de stoppelbewerking. - Rassenkeuze. Rassen moeten voldoen aan: goede winterhard heid, stevig stro, vlotte voorjaars ontwikkeling, goede opbrengst bij laat zaaien en voldoende re sistenties tegen ziekten en plagen. - Hanteren van bestrijdings- drempels. - Mechanische onkruid- bestrijding. - Keuze chemische middelen, do sering en techniek. De meningen van de leden van de Graanstudieclub Zuid-Beveland over de opslag van Urban oogst 1989 zijn verdeeld. Bij een aantal leden leeft de wens om de tarwe niet meer centraal op te slaan bij de CZAV te Wemeldinge. Ach tergrond hiervan is dat de studie clubleden te weinig informatie van de CZAV krijgen over de verschillende monsternames en het verloop van de afzet. Volgens de CZAV zou het verstrekken van deze informatie echter ver storend werken op de afzet. Daarnaast voelt een aantal leden van de g.s.c. ervoor de tarwe bij de kleinere maalderijen af te zet ten, deze zouden interesse ge toond hebben in Urban. Via de CZAV vindt echter geen afzet naar deze kleinere maalderijen plaats. Men is er nog niet Qver uit hoe de Urban tarwe oogst 1989 het best zou kunnen worden op geslagen. Studieclubvoorzitter A.J.J. de Feijter wijst erop dat de g.s.c. in de eerste plaats een studieclub van de teelt van graan is, doch dat de leden ook belang hebben bij de opslag van het pro- dukt. In zijn ogen dient deze opslag centraal plaats te vinden. Naar aanleiding van een brief van de CZAV waarin meer gege vens over de tarwe oogst 1988 werden verstrekt kreeg de g.s.c. alleen uitsluitsel over het eiwitge halte van de opgeslagen Urban. De CZAV heeft de Urban vervol gens bij het laboratorium van een meelfabriek laten onderzoeken op eiwitgehalte, valgetal en Zele- nywaarde (eiwitkwaliteit). In ver gelijking met de Urban van niet- studieclubleden blijkt een iets la ger eiwitgehalte en Zelenywaar- de, en een wat hoger valgetal. Vrijdag 31 maart 1989 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 11