De maand januari op het Zuidwestelijk veebedrijf Terugblik op 1988 Op veel zeugenhouderijbedrijven is verhoging van de worpindex mogelijk Rundveehouderij pluimveehouderij Eindelijk meer duidelijkheid m.b.t. gescheiden voeren hanen en hennen Varkenshouderij Er staat weer een geheel nieuw jaar voor de deur met waar schijnlijk hoge verwachtingen en vele goede voornemens. Terug kijkend kunnen we stellen dat over het algemeen 1988 een goed jaar was voor de Nederlandse melkveehouderij. Ondanks de verdere inkrimping van het melk- kwotum zijn de melkveehouders er financieel meestal niet op ach teruit gegaan. We hadden in 1988 te maken met relatief hoge melk prijzen, hoge kalverprijzen, hoge krachtvoer- en ruwvoerkosten en goedkope kunstmest. Vooral door deze faktoren is het inko men van de melkveehouder op peil kunnen blijven. Ook het weer was de boeren dusda nig gezind dat zowel bij de gras- als maisteelt hoge opbrengsten zijn ge haald. Bovendien is het gewonnen voer van goede kwaliteit. Gezegd mag worden dat de melkveehouders bij de ruwvoederwinning goed heb ben geprofiteerd van de periodes met gunstig weer. 1988 werd ook ge kenmerkt door het afschaffen van de basispremie van de WIR en het invoeren van de uitrijverboden van dierlijke mest. Afsluitend kunnen we stellen dat 1988 technisch en eko- nomisch een goed jaar is geweest voor de melkveehouderij. Dit geldt zeker in vergelijking met andere landbouwsektoren. Voeding van rundvee Een uitgekiende voeding vormt de basis voor een gezonde en goed pro ducerende veestapel. Omdat de wij ze van voeren sterk afhangt van de melkproduktie is het verstandig om de veestapel te verdelen in drie pro- duktiegroepen. Bijvoorbeeld in een hoogproduktieve, laagproduktieve en droogstaande groep. Deze kun nen dan op de volgende manier ge voerd worden. De hoogproduktieve dieren dienen royaal gevoerd te worden om ze op een voldoende hoog produktienivo te brengen. Dit is te bereiken door in de eerste tijd na afkalven zo moge lijk te voeren naar de te verwachten melkproduktie. Bij hoge krachtvoer- giften neemt de kans op voe derstoornissen wel toe. Zorg ervoor dat minstens 1/3 deel van de ds- opname uit struktuurwaarde bestaat. Probeer alleen ruwvoer van goede kwaliteit te verstrekken. De laagproduktieve dieren dienen beperkt gevoerd te worden. Het is daarom belangrijk om de kracht- voergift goed aan te passen aan de hoogte van de melkproduktie. Hier door kan veel krachtvoer en dus geld bespaard worden. Bij de droogstaande koeien is het zeer belangrijk dat een te vette kon- ditie bij het afkalven wordt voorko men. In de eerste maand van droogstand is een voeding van on derhoud plus ca. 2 kg melk ruim vol doende ca. 7.000 VEM). In de laatste maand is onderhoud plus ca. 5 kg melk toereikend ca. 8.500 VEM). De laatste week kan men ter gewenning 1 kg krachtvoer ekstra per dag verstrekken. Het ruwvoer- rantsoen moet dan gelijk zijn aan dat van de nieuwmelk te koeien. Maatregelen bij afkalven Om te voorkomen dat het aantal doodgeboren kalveren en kal- versterften binnen één week niet te hoog wordt, verdient het afkalven ekstra aandacht. Éen goede hygiëne is hierbij zeer belangrijk. Slechte hy giënische omstandigheden bij het af kalven leiden vaak tot witvuilen en het blijven staan van de nageboorte bij de koe. Bij het kalf kunnen long en maagdarminfekties optreden. Vooral het pasgeboren kalf is uiterst gevoelig, omdat het nog geen weer stand heeft opgebouwd tegen infek- ties. Een goede hygiëne kan dan ook veel problemen voorkomen. Op de volgende manieren kan een juiste hygiëne in de hand gewerkt worden om de infektiedruk te verla gen en om een goede kontrole mo gelijk te maken is een schone af- kalfstal nodig; hulpmiddelen dienen vooraf goed ontsmet te worden; handen en armen van meehelpers goed reinigen; draag schone werk kleding; ontsmet achterhand van de koe; het pasgeboren kalf plaatsen in een schone eenlingbox met stro en de navel ontsmetten met een 10% jodi- umoplossing. Biestverstrekking aan het kalf is een onderdeel van het afkalfproces. Het dient dus direkt te gebeuren. In de biest bevinden zich namelijk af- weerstoffen, waarmee het kalf weer stand kan opbouwen tegen infekties. Geef het kalf gedurende de eerste drie levensdagen 3 a 4 keer per dag 1.5 liter biest. Bij de speenmethode kan onbeperkt biest verstrekt wor den. Deze dient dan wel koud te zijn. Het loont de moeite om aan het afkalfproces ekstra aandacht te besteden. Vooral als u bedenkt dat problemen met het afkalven veel geld kunnen kosten. Over het gescheiden voeren van hen nen en hanen is de laatste twee jaar veel gesproken en geschreven. Er is veel geëksperimenteerd en gefiloso feerd. Velen hebben profijt gehad van de opkomst van het fenomeen 'gescheiden voeren'. Onder hen zijn echter nog niet zo veel vermeerde raars. Het 'gescheiden voeren' heeft velen van hen grote teleurstellingen opgeleverd. De fokkerijorganisaties hebben de laatste jaren steeds meer aksent ge legd op de kwaliteit en het rende ment van het slachtkuiken. Dit heeft geleid tot lagere produkties van de moederdieren en slechtere bevruch tingen door de hanen. De vermin derde reproduktie-eigenschappen van de hanen kan bijgestuurd wor den door een specifiek hanenmana- gement. Uit proeven is gebleken, dat door toepassing van een gescheiden voersysteem de bevruchting 2 tot 10% verbeterd kan worden. Systemen Hennen en hanen kunnen afzonder lijk van elkaar gevoederd worden, door de voergoten (of voerpannen) ontoegankelijk te maken voor de ha nen. Dit kan op basis van het ver schil in afmeting van de koppen. Door een grill of buis op de voergo ten, c.q. voerpannen, te plaatsen kunnen de hanen niet meer met de hennen mee-eten. De voerbakken voor de hanen worden op een zoda nige hoogte gehangen, dat de hen nen er niet bij kunnen. Op de verschillende hanenvoersyste- men wordt in dit artikel niet inge gaan. De gangbare systemen geven geen problemen; wel is er verschil in arbeidsbehoefte tussen de systemen. Vrijdag 6 januari 1989 Verstelbare dubbele buis Grill of buis In de afgelopen tijd zijn er diverse proeven opgezet ter vergelijking van toepassing van een grill t.o.v. een buis. In de proeven is geen duidelijk verschil in technisch resultaat vast gesteld tussen de beide systemen. Wel vond bij de buis meer voerver- morsing plaats en was het, tijdens het voeren, onrustiger in de stal. Op de praktij kbedrijven zien we echter een voorkeur voor de grill. Vooral bij oudere voergoten komt de grill duidelijk beter uit de bus. Maaswijdte c.q. hoogte-afstelling Bij de opkomst van gescheiden voer- systemen was er nog weinig bekend over de juiste maaswijdte bij grill- en hoogte-afstelling bij toepassing van buizen. Door onwetendheid zijn Het aantal grootgebrachte biggen per zeug per jaar wordt voor een be langrijk gedeelte beïnvloed door de worpindex. In de praktijk blijkt de worpindex op de bedrijven te varië ren van ƒ1,80 tot ƒ2,35. Dit verschil leidt bij 9 grootgebrachte biggen per worp tot een verschil van 5 biggen per zeug per jaar. In dit artikel komen de kengetallen aan de orde die van invloed zijn op de worpindex. Dit zijn: speenleef- tijd; interval spenen - eerste dek king; percentage terugkomers; ver- liesdagen per uitgevallen zeug. Speenleeftijd Bij een verlaging van de speenleef tijd met 7 dagen kan de worpindex theoretisch met 0,1 stijgen. In de praktijk blijkt dit ook mogelijk te zijn. Bij een goede huisvesting, voe ding en verzorging is een gemiddelde speenleeftijd van 30 dagen goed mo gelijk. In de praktijk volgen de zeu genhouders de speenleeftijd vaak niét kritisch genoeg waardoor deze onnodig hoog is. Probeer dit te voorkomen. Interval spenen - eerste dekking Het interval spenen - eerste dekking geeft aan of zeugen na het spenen hiermee veel fouten gemaakt; fouten die te lage produkties tot gevolg hadden. Het is intussen duidelijk geworden dat het niet mogelijk is om eksakte normen vast te stellen m.b.t. de maaswijdte van de grill en hoogte afstelling van de buis, althans geen normen, die in alle gevallen opgaan. Wanneer voor een grill gekozen wordt met een maaswijdte van 42 a 43 mm, dan zal deze grill in de meeste gevallen voldoen en geen problemen geven. Hetzelfde geldt voor de buis, wanneer wordt geko zen voor een afstand tussen de buis en de rand van de voergoot van 45 mm. Echter de breedte van de koppen kan per merk van de dieren verschil len. Ook kunnen er verschillen zijn tussen de verschillende lijnen binnen een merk. Daarnaast speelt de leef tijd van de dieren een rol. Ook speelt de gezondheidstoestand van de die ren een rol, denk maar eens aan 'dikke-koppen-ziekte', cholera, en bepaalde stafylococcen-infekties. Al dit soort zaken, waarbij kopbrqedtes afwijken van het gemiddelde, leiden ertoe dat de hennen bij een stan daard grill onvoldoende voer op kunnen nemen. Dit heeft grote ge volgen voor de produktie. Al deze problemen hebben geleid tot de ontwikkeling van een verstelbare grill en een systeem met twee hori zontaal verstelbre buizen. De eerste resultaten met de verstel bare grill zijn buitengewoon goed. De maaswijdte kan eksakt aan de kopbreedte van de dieren aangepast worden. Met de horizontaal verstel bare buizen is nog geen ervaring met afgeronde koppels, echter de eerste indrukken zijn goed. We hebben de verwachting dat het buizensysteem technisch langer zal meegaan. Met de verstelbare systemen zijn de nade len, c.q. risiko's, ondervangen en blijven de voordelen (duidelijk bete re bevruchtingsresultaten) over. Beloning van de voordelen De investering in een gescheiden Verstelbare grill voersysteem vraagt ongeveer (afhan kelijk van het systeem) ƒ2,per moederdier. Het is duidelijk, dat door toepassing van een gescheiden voersysteem niet meer eieren geraapt worden. Ook de voerbesparing is te verwaarlozen. Toepassing van een gescheiden voersysteem is voor een vermeerderaar alleen maar interes sant, wanneer dit in de uitbetaling van het broedei beloond wordt. Is dit niet het geval, dan heeft het voor de vermeerderaar alleen maar nadeel. Door toepassing van een gescheiden voersysteem wordt de kostprijs van een broedei ongeveer 0,25 cent ho ger. Als dit niet beloond wordt door een premiesysteem op de broedei- prijs is plaatsing van een gescheiden voersysteem ekonomisch niet ver standig. ing. J. Martens en ing. M. Arendsen, C.R. Tilburg; Cees Vermunt en Theo van Kerkhof, C.V.P. Tilburg vlot berig worden en ook gedekt worden. Dit kengetal kan op bedrij ven met een zeugenmanagement systeem in de resultaten afgelezen worden. Bedrijven zonder manage mentsysteem zullen dit kengetal handmatig moeten berekenen. U kunt hiervoor gebruik maken van een 'kontrölekaart guste zeugen', waarmee onder andere het interval spenen - eerste dekking te berekenen is. Het streefgetal voor dit interval is 6 dagen. Op veel bedrijven is het in terval veel groter. Het blijkt dat guste zeugen in stress situaties beter berig worden. Hierbij valt te denken aan: tweemaal daags uitloop met een beer; voeroverscha- keling na spenen; douchen van de guste zeugen. Als een zeug 7 dagen na spenen nog niet berig is, kun je ze met hormo nen behandelen. Als dit behandelen later gebeurt, wordt het interval spe nen - eerste dekking - onnodig hoog. Het spreekt uiteraard voor zich dat aan de berigheidskontröle veel aan dacht besteed moet worden. Percentage terugkomers sJBen percentage terugkomers van 10 a 12 procent is normaal. Als het per centage hoger ligt kun je stellen dat er een probleem is. Een manage mentsysteem berekent het percenta ge terugkomers. Meestal wordt dan ook een verdeling gemaakt in regel matige (rond 3 en 6 weken na dek king) en onregelmatige (op een an der tijdstip) terugkomers. Als er geen managementsysteem aanwezig is kunt u de zeugenkalender gebrui ken om informatie te verzamelen. Als er veel regelmatige terugkomers zijn moet u de oorzaak zoeken bij: inseminatie of dektijdstip; sperma kwaliteit van de dekbeer; verkeerde bewaring van KI-sperma; onvol doende rust in de eerste 4 weken na dekken. Veel onregelmatige terug komers zijn meestal het gevolg van een infektie zoals parvo, aujeszky of leptospirose. Een goede berigheids kontröle is nodig om terugkomers tijdig te vinden. Gebeurt dat niet dan ontstaan er veel ekstra verliesda- gen door de terugkomers, waardoor de worpindex daalt. Verliesdagen per uitgevallen zeug De verliesdagen per uitgevallen zeug zijn het aantal dagen tussen de speendatum en de verkoopdatum. De streefwaarde voor het gemiddeld aantal verliesdagen per uitgevallen zeug is ca. 30. Een zeugenmanage mentsysteem berekent het aantal verliesdagen per uitgevallen zeug. De voorlichters van het CVP be schikken over kaarten waarop u uit gevallen zeugen kunt noteren met daarbij de uitvalsoorzaak en het aantal verliesdagen. Deze kaarten geven een goed beeld van het aantal verliesdagen per uitgevallen zeug. Het aantal verliesdagen is op veel be drijven erg hoog (boven de 50 da gen). Dit is o.a. te verlagen door: goede selektie in kraamstal op been- werk zodat er geen drachtige zeugen geruimd behoeven te worden vanwe ge slecht beenwerk; strenge selektie onder de gelten op spontaan berig worden en beenwerk. Dit om uitval op een oudere leeftijd, met de daar bij horende verliesdagen te voorko men; een goede berigheids- en drachtigheidskontröle bij de dragen de zeugen om lege zeugen zo snel mogelijk op te sporen. 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1989 | | pagina 13