In 1986 hogere opbrengsten per ha bij meeste akkerbouwgewassen Boeren en tuinders lopen bij opwekking elektriciteit extra risiko's Landbouwschap voor snelle verzoeting Zoommeer Granen Peulvruchten Handelsgewassen Knol-, bol- wortelgewassen Snijmais Stro Landbouwschap: 'Voorstellen Andriessen te hard en te ingrijpend' Ir. J. Jansen in proefschrift: 'KI-gegevens beter benutten voor fokkerij en management' Braks: Landbouw erg kwetsbaar bij kernramp De opbrengst per ha ligt voor bijna alle akkerbouwgewassen hoger dan in 1985 en met name bij een aantal peulvruchten en handelsge wassen is er zelfs sprake van flink hogere opbrengsten. Bij vergelij king met het vijfjarig gemiddelde komt eenzelfde beeld van goede opbrengsten per ha naar voren. De enige uitzonderingen hierop wor den gevormd door de fabrieksaardappelen en het blauw maanzaad. Dit blijkt uit de oogstraming akkerbouwgewassen van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Van alle granen komen de op brengsten per ha ruim hoger uit dan die van vorig jaar. De stijgingspercen tages variëren van 15 tot 23%. Voor gerst, rogge en haver ligt deze op brengst per ha nagenoeg op hetzelf de niveau als het vijfjarig gemiddelde, terwijl voor de wintertarwe de op brengst per ha daar zelfs ruim boven blijft. Het totale graanareaal nam met iets meer dan 12.500 ha af. Alleen bij gerst werd nog enige oppervlakte uitbreiding gerealiseerd 8,5%). De totaalopbrengst van tarwe kwam 10% hoger uit dan vorig jaar, die van gerst 33% hoger en rogge 1% hoger, ter wijl die van haver 32% lager was dan in 1985. De groene erwten laten een flink gro tere opbrengst per ha zien, zowel ten opzichte van 1985 53%) als ten opzichte van het vijfjarig gemiddel de 27%). Doordat ook de ge oogste oppervlakte met 17% was uitgebreid, kwam de totaalopbrengst 79% hoger uit dan vorig jaar. Van de bruine bonen lagen de opbrengst per ha en de totaalopbrengst slechts iets boven die van vorig jaar: 1% resp. 4%. De veldbonen vertonen wel een opmerkelijke ontwikkeling: op brengst per ha 9% hoger en een ruim 2,5 keer zo grote geoogste oppervlak te als vorig jaar. De totaalopbrengst werd daardoor bijna verdrievoudigd 18%). Van de .handelsgewassen is de ge oogste oppervlakte - soms veel - min der dan vorig jaar. Van koolzaad wordt dit jaar een totaalopbrengst ge realiseerd die 34% lager is dan in 1985. De opbrengst per ha steeg met 14%, terwijl de geoogste oppervlak te ruim 40% kleiner was dan vorig jaar. Bij blauwmaanzaad valt een identieke ontwikkeling te konstateren: opbrengst per ha 26% hoger en ge oogste oppervlakte 70% lager dan in 1985. Daardoor is de totaalopbrengst ten opzichte van 1985 met 65% achteruit gegaan, terwijl die toen ten opzichte van 1984 ook al zeer sterk verminderd was. Van karwijzaad komt de totaal opbrengst ten opzichte van vorig jaar 24% hoger uit, als resultante van een beduidend hogere opbrengst per ha 41%) en een areaalsvermindering met 12,4%. De oppervlakte aardappelen is iets ge ringer (-1,1%) dan vorig jaar. De op brengsten per ha van klei-, zand- en veenaardappelen liggen slechts enke le procenten boven die van 1985. De fabrieksaardappelen daarentegen hebben een duidelijk lagere opbrengst per ha (-14% ten opzichte van 1985). Ten opzichte van het vijfjarig gemid delde komen deze opbrengsten door gaans gunstiger uit. De totaalopbrengst van aardappelen blijft 4% achter bij 1985. Voor kleiaardappelen is deze op brengst ten opzichte van vorig jaar met 12% toegenomen, voor zand- en vee naardappelen blijkt een afname van -4% en voor fabrieksaardappeln zelfs van-14%. De suikerbieten geven een 15% hoge re opbrengst per ha. te zien. De totaal opbrengst is, mede door een uitbreiding van de oppervlakte met 5,5% ten opzichte van 1985, 22% ho ger. Het suikergehalte is evenals vo rig jaar weer hoog, nl. 16,8% tegen 16,0% in 1985. De geoogste oppervlakte snijmais is dit jaar verder toegenomen met ruim 11 De opbrengst per ha (in kg dro ge Stof) komt 20% hoger uit dan vo rig jaar. De totaalopbrengst komt daarmee 34% hoger uit. De opbrengst per ha van stro was voor alle graangewassen hoger dan vorig jaar. Ten opzichte van het vijf jarig gemiddelde was dit niet bij alle gewassen het geval. Met uitzondering van zomertarwe en haver is de totaal opbrengst hoger dan het vorig jaar. Het Landbouwschap is het met de Europese Kommissie eens dat de situatie op de zuivelmarkt ernstig is en om maatregelen vraagt. Alles bij elkaar werkt het voor gestelde pakket naar de boer toe te fors uit. De ekstra verlaging van het kwotum boven de al aangekondigde korting heeft een te negatief effekt op de inkomens en zal bovendien leiden tot een forse uitstoot van vee met alle marktverstoringen van dien. Aldus het Landbouw schap in een eerste reaktie op de nieuwe, aanvullende voorstellen van de Europese Kommissie inzake het zui velbeleid. De al besloten vermindering van de kwota met drie pro cent in 1987 en 1988 moet volgens de Kommissie worden verdubbeld, de superheffing moet worden verhoogd tot 100 procent van de richtprijs. Verder wil de Kommissie een eind maken aan de zogenaamde verevening en een streep halen door de kwotumtoedeling per fabriek, het zogenaamde systeem B. Op onderdelen passen de voorgestelde maatregelen in het door het Landbouwschap voorgestane beleid om de produktie terug te dringen. Dat geldt voor de (tijdelijke) verhoging van de superheffing tot 100 procent en voor het schrappen van de verevening met ingang van het vol gende melkprijsjaar. Het Landbouwschap betreurt dat de Kommissie niet is ingegaan op haar voorstel om het melkaanbod ook te reduceren door het instellen van een premie op vrijwillige vermindering van de produktie. De afschaffing van het fabriekssysteem maakt het Europees zuivelbeleid meer uniform en kan dus positief worden beoordeeld. De Europese Kommissie heeft ook nu weer verzuimd om maatregelen aan de produktiekant vergezeld te laten gaan van een plan om de voorraden te verminderen. Dat acht het Landbouwschap een ernstige tekortkoming. Konkluderend zegt het schap dat de voorstellen enkele positieve elementen bevatten maar in hun totaliteit te hard en te ingrijpend zijn. Ingrepen in de produktie zijn noodzakelijk maar dienen geleidelijk te verlopen, zodat de boer daarop met zijn bedrijfsvoering kan inspelen. De gegevens die vastgelegd worden in het kader van kunstmatige insemi natie (KI) bij melkvee kunnen beter benut worden voor de fokkerij en het management van melkveebedrijven. Bij de presentatie van de resultaten van KI-stieren zou rekening gehou den moeten worden met de effecten van seizoen, bedrijf en de leeftijd van de geïnsemineerde koe. Verder kunnen uit de KI-cijfers routinema tig kengetallen worden afgeleid die de veehouder inzicht geven in met name de kwaliteit van de tochtig heidswaarneming op zijn bedrijf. Een goede bronstwaarneming is na melijk een voorwaarde voor het be halen van goede KI-resultaten. Minister Braks zei vorige week in de Tweede Kamer dat land- en tuinbouw erg kwetsbaar is in geval van een kernramp. "Ik deel die zorg. De land bouw was na de ramp in Tsjernobyl de eerste sektor die met maatregelen werd gekonfronteerd. Maar let wel, ik verbond aan deze uitspraak geen konsequenties voor wat betreft het energiebeleid", zo voegde hij er in de richting van de oppositie aan toe. PvdA-kamerlid Zijlstra drong er bij de minister op aan dat er lagere nor men gesteld worden aan radioaktie- ve straling van voedsel. "Lagere normen zullen het kwaliteitsbeeld van Nederland versterken. Wij moeten ons uitdrukkelijk distanciëren van de EG-normen", aldus Zijlstra. Hij diende hierover een motie in. De minister zei het liefst te zijn dat de EG met lagere normen zal gaan werken: "Landen met veel kerncen trales zijn daar echter gevoelig voor". Om zakelijke redenen kan Nederland in de EG niet uit de pas lopen. "Het zou grote spanningen veroorzaken als wij met lagere tolerantiegrenzen ko men". Tegen een etikettering die het publiek informeert over het stralings niveau van voedsel heeft de miniter juridisch geen bezwaren, maar dan zou dit ook moeten gelden voor im- portprodukten. "Anders geeft dat grote verwarring voor de kon- sument". De heer R.P. Staal zendt ons on derstaand ingezonden stuk naar aan leiding van een ander ingezonden stuk over kernenergie (ons blad van 10/10/'86) in de hoop de diskussie hierover verder op gang te brengen. Naar aanleiding van een ingezonden stuk in uw blad over de gevaren van kerncentrales in het algemeen en de gevolgen van Tsjernobyl in het bij zonder wil ik als volgt reageren: "De opwekking van elektriciteit heeft grote milieuproblemen waarvan zo- deze aarde. De bestaande systemen waarbij fossiele brandstoffen en kern energie gebruikt worden veroorzaken grote milieu problemen waarvan zo wel mens, dier als plant grote schade ondervindt. Voor de boeren en tuin ders is het risiko dubbel zo groot, om dat ze naast de extra risiko's van het buitenleven ook nog in hun inkomen bedreigd worden. Het zijn dan ook de boeren en tuinders die er het groot ste belang bij hebben dat er op een schone wijze elektriciteit geprodu ceerd wordt. En de boeren en tuinders kunnen hier zelf een grote rol in spelen. Het is namelijk mogelijk om de be nodigde elektriciteit in een groot aan tal kleinere eenheden te produceren o.a. door windmolens, door warmte krachtkoppeling (dieselmotor voor stroomopwekking waarvan de warm te gebruikt wordt in kassen), biogas installaties, kleine waterkrachtinstal laties, zonne energie enz. Wanneer al deze installaties gekoppeld worden aan het elektriciteitsnet zijn een aan tal grote centrales overbodig en is ook kernenergie niet meer nodig. Dat dit een bruikbaar alternatief is, is geble ken in California in de USA waar het reeds is toegepast. Er is nog een andere reden waarom de boeren en tuinders er belang bij hebben om zich met de energie voor ziening te gaan bemoeien. Het inko men van de boeren en tuinders staat onder druk, doordat er te veel voed sel geproduceerd wordt. Een stijging van het inkomen door meer te produ ceren is vrijwel onmogelijk. Het zoe ken naar nieuwe inkomstenbronnen voor de boeren en tuinders is dan ook urgent. Het leveren van elektriciteit kan zo'n inkomstenbron worden. Om dit te bereiken is het echter wel nodig dat er aan een aantal maat schappelijke voorwaarden wordt vol daan nl. - De elektriciteitsmaatschappijen zullen zich positief moeten opstellen. Dit zullen ze waarschijnlijk alleen 'doen na voldoende maatschappelijke druk. - Er moet een redelijke garantie prijs, net als bij de melk, voor de geleverde elektriciteit komen. - Het oprichten van boerenkoöpera- ties voor de bouw, beheer en finan ciering van de installaties. - Het aanpassen van de wet Ruimte lijke Ordening waardoor er eenvou dige procedures komen voor windmolens. Met name voor windmolens zijn er op dit ogenblik al rendabele mogelijkhe den in windrijke provincies. De hui dige subsidie regeling is zodanig, dat wanneer de juiste molen gekozen wordt en er voldoende stroom in het eigen bedrijf gebruikt wordt, er spra ke is van een zeer gunstig rendement. Bij de biogas-installaties is het wach ten op een volgende generatie instal laties met een gunstiger rendement. Uitbreiding van het onderzoek naar deze techniek is gewenst. Warmtekracht installaties worden in de tuinbouw reeds toegepast. In de glastuinbouw zijn nog grote uitbrei dingsmogelijkheden om dit uit te breiden. Gezien de belangen voor de boeren en tuinders bij de wijze waarop elektri citeit geproduceerd wordt is het nood zakelijk dat ze de ontwikkelingen niet langer van een afstand volgen, maar dat ze zich, via hun vertegenwoordi gers en organisaties, er aktief mee be moeien. De boerenbelangen zijn te groot om het aan anderen over te laten. ir. R.P. Staal, Oosterhout Deze conclusies trekt ir. J. Jansen in zijn proefschrift getiteld 'Onderzoek naar vruchtbaarheid bij melkvee op basis van analyse van KI-gegevens'. Op 21 november promoveert hij aan de Landbouwuniversiteit te Wage- ningen op dit onderwerp. Ir. Jansen is sinds 1985 Technisch Di recteur van het Fries Rundvee Syndi caat te Leeuwarden. Vruchtbaarheid van groot belang De schade per koe als gevolg van ver minderde vruchtbaarheid wordt ge schat op gemiddeld tachtig gulden; dit schadebedrag verschilt sterk per bedrijf. Kengetallen op bedrijfsniveau De grote verschillen in schade als ge volg van verminderde vruchtbaar heid tussen bedrijven blijken erg goed in kaart te brengen te zijn aan de hand van kengetallen. Als belang rijkste factor kwam de kwaliteit van de tochtigheidswaarneming uit de bus, gevolgd door het interval tussen afkalven en het moment na afkalven waarop de veehouder gemiddeld zijn koeien voor de eerste keer weer laat insemineren. Tenslotte bleek ook het percentage van de koeien, dat binnen 58 dagen na inseminatie niet op nieuw geïnsemineerd werd, een rol te spelen. "Het landbouwschap hecht er grote waarde aan, dat na het afsluiten van de Deltawerken het Zoommeer zo snel mogelijk zoet zal worden. Sinds de instemming van het Parlement in 1976 met het regeringsbesluit hebben zich geen ontwikkelingen voorge daan, die tot heroverweging van de ze beslissing aanleiding zouden geven". Dit heeft het Landbouwschap de Commissie voor de Waterhuishou ding van de Raad van Waterstaat la ten weten op de hoorzitting die don derdag 20 november jl. plaats vond in Bergen op Zoom over het water beheer in het Zoommeer na 1987. Ten aanzien van het peilbeheer geeft het Landbouwschap voorkeur aan een peil van N.A.P. 0.25 m in de zomer en N.A.P. - 0.25 m in de win ter. Een zomerpeil van N.A.P. 0.25 m heeft een positieve invloed op de mogelijkheden om 54.000 ha van zoet water te voorzien. Bij een vast peil op N.A.P. is in het rapport een schade door verdroging geraamd op 400.000,—. In verband met het in de winter benodigde waterbergend vermogen van het Zoommeer ligt een winterpeil boven N.A.P. niet in de rede. Wel gaat het landbouw schap ervan uit dat bij de beheersing van het bovengenoemde zomerpeil van het Zoommeer tijdig rekening wordt gehouden met en ingespeeld wordt op te voorziene extra afwate ring uit Noord-Brabant als gevolg van neerslag. Vanuit het West- Brabantse Waterschap is er namelijk op gewezen dat een hoger peil in de zomer niet mag leiden tot een versto ring van de gewenste waterafvoer uit de aangrenzende landerijen naar het Zoommeer doorspoelen. De kwaliteit van het water dat voor land- en tuinbouw aan het Zoom meer wordt onttrokken dient zo min mogelijk zout en toxische stoffen te bevatten. Het Landbouwschap be pleit dan ook een beperkt doorspoe len. Het terugwinnen van zoet water bij de Kreekrak- en Krammersluizen levert voor het milieu en landbouw een onacceptabele waterkwaliteit op. Zolang de ontzilting nog niet is vol tooid, voldoet het water niet aan de landbouwkundige eisen voor de zoetwatervoorziening van Zeeland en Noord-Brabant. Het Landbouw schap is dan ook voorstander van een snelle ontzilting. Gedurende de ontwikkelingsperiode wordt de bestaande flora en fauna afgebroken. Aangezien dit gepaard gaat met stankoverlast voor de om wonenden dient deze periode zo kort mogelijk te zijn. Het Landbouw schap betreurt het tenslotte dat de georganiseerde landbouw niet in het vooroverleg is betrokken. Vrijdag 21 november 1986 5

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 5