Landbouwschoolen dan?
Nieuwe aktiviteiten
op lesrooster!
Drinkputten
Géén boer
Interesse
Een baan
Naar de bank
Naar de praktijkschool
Schilderen en bloemsierkunst
Bij de tijd
Kleine landschapselementen
Het volgen van een landbouw-
opleiding betekent dat....Stel dat
iemand u deze vraag zou stellen,
wat zou antwoorden? Waar
schijnlijk is er geen onderzoek ge
daan naar het verwachtingspatroon
van mensen in Nederland bij deze
vraag. Hieronder zal nader worden
ingegaan op de mogelij ke antwoor
den op deze vraag.
Niet onlogisch is het antwoord: met
een landbouwopleiding word je boer.
Het zal nogal eens de eerste reaktie
zijn. Direkt daarna kan een verschei
denheid van andere beroepen aange
vuld worden. Uit cijfers blijkt ook dat
veel mensen na de lagere of middel
bare landbouwschool geen boer
worden.
Een groot aantal van de agrarisch ge
schoolden wordt geen boer. Een be
langrijke oorzaak is dat er thuis geen
boerderij is. Op de lagere landbouw
school komt nog maar zo'n 30% van
de leerlingen van een boerderij. Op de
M.A.S. komt ongeveer 49% uit de
agrarische sektor. Ongeveer de helft
van deze groep neemt het ouderlijk
bedrijf over. Ongeveer 75% vindt dus
werk elders.
Uit het voorgaande wordt al duidelijk
dat tegenwoordig de keuze voor een
agrarische opleiding duidelijk minder
verbonden is aan een agrarische ach
tergrond. Was het vele jaren terug
normaal dat je boer werd na de land
bouwschool, nu weet een groot aan
tal van te voren al dat zij geen boer
zullen worden. Mensen kiezen voor
een land- en/of tuinbouwopleiding
omdat zij geïnteresseerd zijn in agra
rische zaken en het milieu.
Via twee interviews laten mensen zelf
horen waarom zij in de land- en tuin-
bouwwereld zitten en wat ze nu pre
cies doen. Bert Scholten heeft de
M.A.S. gedaan. Hij woont in Dron-
ten en werkt daar bij de Rabobank.
Louise Boekhorst is werkzaam in Al
melo bij de praktijkschool. Zij heeft
de H.A.S. gevolgd.
Bert heeft de MAVO afgemaakt. De
lessen vond hij alleen té algemeen.
Zoals hij zelf zegt: "ik wil een rich
ting waarin je beroepsmatig bezig
bent". Het werd de M.A.S., ook
door zijn betrokkenheid met het ge
zinsbedrijf. Toch wist hij dat hij thuis
niet zou opvolgen. "Wat je op de
M.A.S. leert, is toepasbaar. Je ziet
het in de praktijk. Een voorbeeld is
een projekt over een opvolgingssitu
atie op een akkerbouwbedrijf. Alles
wordt doorgerekend, machines beke
ken. Je leert samenwerken en vooral
van eikaars kennis gebruik te
maken".
Na de M.A.S. kon Bert vlot aan de
slag bij een voedsel in- en verkoop
bureau. Na enige dienstperikelen ging
hij verder met solliciteren. Bij de bank
of als vertegenwoordiger van bestrij
dingsmiddelen. Hoewel MEAO ge
vraagd werd, kon Bert bij de bank
aan de slag. Eerst bij de administra
tie van de financieringen. Nu, na eni
ge jaren is hij werkzaam bij de
afdeling kredietbeheer. "Ik kan nu
aanvragers voor een financiering be
geleiden bij bedrijfsovername of nieu
we vestiging. Daarbij is het een
voordeel dat we dit op de M.A.S. al
eens doorgenomen hebben. Je weet
het een en ander. Dat verwachten
boeren ook van je (een ha bieten zaai
en kost....). Toch moet ik nu veel kur-
sussen volgen. Maar het leert
gemakkelijk, want het spreekt aan".
Op de vraag wat hij aan zijn M.A.S.-
tijd heeft, zegt Bert nog: "dat wat je
er zelf van maakt. Je bepaalt je eigen
richting en je eigen grenzen binnen
dat wat je wordt aangereikt".
Na het Atheneum ging Louise het
huis uit om de M.L.S. te gaan volgen.
Niet met een specifiek doel, maar
vanwege de brede, interessante moge
lijkheden van de opleiding. Tijdens de
opleiding boeide vooral de onder
zoekstage haar. Hoe wordt een proef
opgezet? Hoe houd je alles gelijk in^
de loop van een jaar (b.v. de tempe
ratuur)? Het bleek niet eenvoudig te
zijn een theoretische opzet uit te wer
ken. Soms kan de uitwerking ook en
kele jaren duren. Tegen het eind van
de opleiding ging Louise uitkijken
naar een baan. "De vertegenwoordi
ging in daar voel ik niet voor! Mijn
belangstelling voor onderzoek was ge-
Wat na de landbouwopleiding???
wekt. Er zijn alleen weinig vakatures
op dat gebied. De lerarenopleiding
wilde ik eigenlijk niet gaan doen. Ik
wilde nu wel eens aan de slag. Maar
wat blijft er dan over? Het werd de
praktijkschool voor pluimvee- en var
kenshouderij. Ik ben instruktrice en
geef praktijklessen. Zowel aan groe
pen van de H.L.S. en M.A.S. (die een
week praktijk doen) als aan mensen
die hier een langere kursus volgen.
Tijdens je studie blijf je meer aan de
oppervlakte. Nu heb ik een specifiek
onderdeel, waar ik veel van weet. Dat
leer je dan door vakbladen te lezen,
met kollega's mee te lopen en het no
dige "af te kijken". Langzamerhand
ga ik steeds meer zelf doen. Zo kan
het zijn dat ik ingepland sta en eerst
even voor een geslachte kip zorg. Ik
zit nu in de pluimveehouderij en ver
diep me ook in de informatika daar
bij. Het lijkt me leuk om in die
richting nog eens verder te kijken".
Een direkteur van de Lagere Agrari
sche School gaf aan dat veel van zijn
leerlingen doorgaan naar het Leerlin
genstelsel. Dit kan het Leerlingenstel
sel zijn van Rundveehouderij en
Weide- of Tuinbouw. Evengoed kan
dit het stelsel zijn voor slager, voor
garagemonteur of in de bouw. Ook
daarin kunnen agrarisch geschoolden
nog terecht komen. Het is niet altijd
eenvoudig om een- baan te vindon,
maar tegenwoordig bieden de agrari
sche scholen een brede basis, waarmee
je verschillende kanten op kunt.
Het behoort tot het goed leraarschap om er voortdurend op attent te
zijn of de leerstof die je onderwijst nog wel zinvol is of dat er mis
schien andere dingen geleerd moeten worden.
Je probeert jonge mensen zodanig toe te rusten dat ze later veel pro
fijt hebben van het geleerde.
Niet alleen om geld mee te kunnen verdienen, ook voor hun totale
funktioneren als mens.
Dit is niet eenvoudig, immers de tijden veranderen snel.
Wie kan zeggen wat men over 25 jaar belangrijk zal vinden?
Als de ontwikkeling zo snel blijft
gaan als nu en in het nabije verleden
hoe kun je jonge mensen daarop dan
het beste voorbereiden?
Welke rol zal de automatisering dan
spelen?
Hoeveel uur werken we dan nog per
jaar?
Wat gaan we doen met de vele vrije
tijd?
Welke gewassen zullen we dan nog
telen en hoeveel?
Waaraan zal behoefte zijn?
Allemaal vragen waar sommigen een
antwoord op denken te weten en
waarover velen weinig zinnigs kun
nen zeggen.
En wat doet het onderwijs ermee?
Misschien toch gewoon dit: leer ze
maar zoveel mogelijk van een zo ge
varieerd mogelijk pakket.
Maar pas op!
Houd wel rekening met de kapacitei-
ten van iedere leerling.
Het geleerde moet immers opgepakt
kunnen worden.
Probeer bovendien de leerlingen het
besef bij te brengen dat het geleerde
zinvol is. Biedt het aan op een ma
nier die aanspreekt.
In het lager beroepsonderwijs probe
ren we dit te doen door zoveel moge
lijk dicht bij de praktijk te blijven,
wetend dat onze leerlingen graag
met hun handen bezig zijn.
Voortdurend vragen we ons daarbij
af: wat komen ze nog te kort?
Zo viel het ons op dat er nog 2 zaken
waren die al jaren zijn blijven liggen.
We leerden de jongelui wel timme
ren en metaalbewerken maar het
schilderen was nooit geleerd.
71%
Uit de
Groene School
geklapt
Sinds september zijn we daar nu ook
mee begonnen.
Natuurlijk maken we er geen vaklui
van. We willen wel dat ze de grond
beginselen leren.
Een onontgonnen gebied was ook de
bloemsierkunst.
We beseffen erg goed dat er wellicht
al veel te veel zijn die dit vak willen
beoefenen, maar toch willen wij er
onze leerlingen graag mee laten ken
nismaken.
Daarom staat ook dit vak nu op het
rooster.
Het zijn maar kleine aanpassingen.
We hopen dat ze laten zien dat wij
bij de tijd willen blijven.
L. Burger, direkteur
Diverse keren is al aandacht be
steed aan de financiële bijdrage
die de Stichting Landschapsver
zorging Zeeland kan geven voor
het onderhoud van kleine land
schapselementen. Eén van die
elementen is de drinkput. Om
een drinkput in goede staat te
houden is het noodzakelijk dat af
en toe de op de bodem gevormde
bagger uit de put verwijderd
wordt. In dit artikel wordt iets
verteld over het schoonmaken
van de putten en over het voor
konden van putten in Zeeland. In
een volgend artikel zal wat dieper
ingegaan worden op de betekenis
van de putten en op methoden
van onderhoud.
Schoonmaken van putten
SLZ is in het najaar van 1985 be
gonnen met het laten opknappen
van drinkputten door loonwer
kers.In de maand oktober van
dat jaar werden in West-Zeeuws-
Vlaanderen 10 putten schoonge
maakt. De eigenaren/gebruikers
van deze putten zijn benaderd
door de stichting met de vraag of
zij bereid waren om hun put
schoon te laten maken. Nadat zij
hun toestemming gaven, heeft
SLZ voor het werk een loonwer
ker in de arm genomen. Met be
hulp van een hydraulische kraan
zijn de putten op kosten van SLZ
schoongemaakt.
Door deze aktie zijn vele eigena
ren attent gemaakt op deze on-
derhoudsmogelijkheid. Dit heeft
tot gevolg gehad dat veel eigena
ren SLZ verzocht hebben om hun
putten ook schoon te maken.
SLZ ging graag op deze verzoe
ken in.In de periode juli-
november 1986 zijn omstreeks 55
drinkputten opgeschoond in
grootte variërend van 50 m2 tot
500 m2. Het betreft 2 putten op
Schouwen-Duiveland, 2 putten
op Noord-Beveland, ca. 10 put
ten op Zuid-Beveland, en 10 put
ten op Walcheren, ca. 10 putten
in Oost-Zeeuwss-Vlaanderen en
ca. 20 putten in WestZeeuws-
Vlaanderen. daarnaast werden 3
oude grachtrestanten, die in het
verleden bij buitenplaatsen wer
den aangelegd, gedeeltelijk uitge
baggerd.
SLZ schat het aantal drinkputten
in Zeeland momenteel op 1.200.
In anderhalf jaar tijds is dus
zo'n 5 procent van deze putten
door SLZ schoongemaakt. Daar
naast zijn natuurlijk in die tijd
ook putten Schoongemaakt door
de eigenaren zelf, bv. in relatie-
notagebieden via een beheersover
eenkomst met de Dienst Beheer
Landbouwgronden (DBL). Di
verse malen zijn putten schoon
gemaakt in samenwerking tussen
SLZ en DBL. In dat geval is het
éénmalig achterstallige onder
houd door SLZ opgeknapt, ter
wijl de eigenaar daarna voor het
normale onderhoud in de ko
mende jaren een beheersovereen
komst met DBL afsloot (een
voorbeeld van een goede afstem-,
ming van twee verschillende on
derhoudsregelingen).
Voorkomen in Zeeland
Het aantal drinkputten in Zee
land wordt zoals gezegd geschat
op 1.200. Het voorkomen van
drinkputten in oude graslandge
bieden, zoals de Poel, de Kapelse
en Yersekse Moer is wel het
meest bekend. Op een betrekke
lijk geringe oppervlakte liggen
daar ongeveer 3450 drinkputten,
voor een belangrijk deel trou
wens in natuurreservaten. Daar
Zojuist schoongemaakte put. Het
koeien maken er al gebruik van.
naast treffen we op Walcheren,
ook weer met name in het
graslandgebied, ongeveer 100
drinkputten aan. Wat misschien
minder bekend is, is dat in
Zeeuws-Vlaanderen ongeveer de
helft van de Zeeuwse drinkputten
te vinden is. Dit valt minder op
dan het voorkomen in eerder ge
noemde gebieden omdat ze in
Zeeuws-Vlaanderen zeer ver
spreid liggen. We vinden ze daar
vaak op erven van boerderijen,
verscholen tussen de erfbeplan-
ting, en ook in graslanden langs
kreken. Tenslotte liggen nog zo'n
150 putten verspreid in de Zak
van Zuid-Beveland, op Noord-
Beveland, Schouwen-Duiveland,
Tholen en Sint Philipsland. Hier
zien we ze ook weer op erven en
in verspreid liggende weiden. Het
voorkomen van de putten hangt
nauw samen met de functie die ze
vroeger hadden, en die ze nu
soms nog hebben. Op erven le
verden ze drinkwater, bluswater
en waswater. In graslandgebie
den fungeerden ze als drinkwa
terreservoir voor het vee. De put
ten bevatten vaak zoet drinkbaar
water, terwijl in de omgeving
verder alleen brak water is aan te
treffen. Momenteel loopt het on-
derhoudsseizoen voor de drink
putten weer ten einde, indien u
eigenaar of gebruiker bent van
een put, die toe is aan een'onder
houdsbeurt, dan kunt u uiteraard
contact opnemen met SLZ. Uw
put kan dan volgend najaar in
het programma opgenomen wor
den. Inlichtingen: SLZ, Grote
Markt 28 te Goes, tel.
01100-30936 of tel. 01170-3650
waterpeil moet nog stijgen, de
Vrijdag 14 november 1986
17