De eerste suikerbiet met resistentie tegen het bietecysteaaltje \p k pBl^ B8B3> Rasverschillen in korrelopbrengst en brouwkwaliteit bij zomergerst Aardappelras Gigant van C. Meijer B. V. toegelaten op rassenlijst Uniek AM-resistent Exportaardappel Door het Instituut voor Rationele Suikerproduktie (IRS) te Bergen op Zoom en de Stichting voor Plantenveredeling (SVP) te Wagenin- gen meet medewerking van de Vakgroep Genetica van de Landbouw universiteit is een suikerbiet ontwikkeld, die een hoge graad van re sistentie bezit tegen het bietecysteaaltje (Heterodera schachtii). Deze unieke integrale aanpak, die ondersteund werd door de Sektie Sui kerbieten van de Nederlandse Kwekersbond, heeft het mogelijk ge maakt baanbrekend werk te verrichten. Voor het eerst, na dertig jaar onderzoek op verschillende instituten in de Verenigde Staten en Europa, kon in Nederland een stabiel over- ervende resistentie worden gekombineerd met een goede vruchtbaar heid van het bietestuifmeel. Dit maakt deze aaltjesresistente bie ten goed bruikbaar voor de kweek- bedrijven bij de ontwikkeling van nieuwe rassen. De resistentie is af komstig van een wilde bietesoort (Beta procumbens), die genetisch grote verschillen vertoont met de kuituurbiet (Beta vulgaris). Daarom is de overkruising met veel moeilijkheden gepaard gegaan en moesten kunstgrepen worden toege past. Het chromosoom, waarop de resistentie ligt, werd geïsoleerd en na een groot aantal pogingen werd een stabiele inbouw in één van de suiker bietenchromosomen verkregen. Wanneer de resistentie via stuifmeel wordt overgebracht naar produktie- ve suikerbieten, ontstaat een hybride met een suikeropbrengst, die niet ver afwijkt van een standaard han delsras. Indien het de kweekbedrijven gelukt hieruit een goed produktief ras te ontwikkelen, zal het mogelijk zijn om in een driejarige rotatie een zo danige verlaging van de besmettings graad te verkrijgen, dat zonder ge vaar op schade door het bietecystea altje bieten kunnen worden ver bouwd met een minimaal gebruik van grondontsmettingsmiddelen. Volgens de suikerbieten veredelaar bij Vanderhave, ir. A.C. van Spijk, is het nieuwe resistente bietenzaad van fundamenteel belang voor de verdere veredeling van bieten. Wel waarschuwt hij dat het nog enige tientallen jaren kan duren voor de praktijk over raswaardig resistent materiaal kan beschikken. 'De ge nen die de resistentie overdragen ko men uit een wilde biet en die staat wat zijn eigenschappen betreft wel erg ver af van onze kuituurbiet. Dit betekent dat er nog heel wat gekruist en geselekteerd moet worden om een aantal negatieve aspekten weg te werken. Bovendien moet een ras als het zover is nog gedurende een drie tal jaren officieel worden beproefd'. De heer Van Spijk, die zelf bij de ontwikkeling van het materiaal be- De wilde voorouder van het uitgege ven materiaal, de Beta procumbens trokken is geweest, heeft deze week 100 gram van het unieke genenmate- riaal bij de Stichting voor Planten veredeling gekocht. Tijdens enige jaren waarin het nieu we materiaal is beproefd is de re sistentie absoluut gebleken. Of dat ook gedurende een lange reeks van jaren zo blijft moet worden af gewacht. ês - M r ffïmokii C De resistente inteeltgroepen hebben reeds een goede wortelvorm, maar zijn wat kleiner dan Monohil (B 883 le generatie, C 547 2e generatie Bij de rassenkeuze van granen spelen korrelopbrengst en kwaliteit beide een rol. Bij tarwe begint de bakwaarde een steeds grotere rol te spe len, terwijl bij zomergerst duidelijk het accent ligt op de verbouw van gerstrassen met een goede brouwkwaliteit. De teler zal een goede kwa liteit en een hoge opbrengst zoveel mogelijk in één ras verenigd willen zien; dit kan gedeeltelijk door veredeling bewerkstelligd worden. Dat de veredelaars niet stilgezeten hebben mag blijken uit het feit, dat we nu reeds zomergerst rassen hebben, die een korrelopbrengst van ±6,5 tot 8,5 ton per ha produceren. Dat zijn voor zomergranen hoge op brengsten. Nog hogere opbrengsten bij zomergerst zijn denkbaar, maar de korrelproduktie wordt beperkt door de beperkte produktie van de totale biomassa per oppervlakte-eenheid en door de nog onvoldoen de strostevigheid. De kwaliteit van zomergerst wordt be paald door de "brouwkwaliteit". Dit houdt in: de korrelfraktie, afgezeefd op een spleetzeef van 2,5 mm en op waarts, moet groter zijn dan 90%; het stikstofgehalte moet liggen tussen 1,44 en 1,84%; het vochtgehalte mag niet hoger zijn dan 16% en de partij moet raszuiver zijn. Daarnaast is er nog een aantal eisen, bepaald door het NIBEM, waaraan de teler niet veel meer kan doen, dan een ras te kiezen met een goede brouwkwaliteit (zie ras- senlijst). Bij eenzelfde bemesting met stikstof en gelijke zaaidichtheid kunnen zo mergerstrassen duidelijk verschillen in b.v. gevoeligheid voor legering. In het groeiseizoen 1986 is een proef geno men, waarbij een zestal zomer gerstrassen (rassenlijst 1986) werd beproefd op hun korrelopbrengend vermogen en op strostevigheid. Daar naast werden de opbrengstkompo nenten en het percentage brouwgerst bepaald. De resultaten zijn vermeld in tabel 1De proef werd aangelegd Tabel 1 Korrelopbrengst, opbrengstkomponenten, percentage brouwgerst en strostevigheid bij zes zomergerstrassen Rassen Korrelopbrengst (kg/ha; 16% vocht) Aantal halmen/m2 Korrelgewicht/aar (g; 16% vocht) 1000 korrelgewicht (g; 16% vocht) Aantal korrels/aar korrels meer dan 2,5 mm Skore van legering* 0 geen en 10 volledig gelegerd. 10 Trumpf Grit Menuet Apex Efron Robin Nl 8040 7810 7670 7580 6930 8100 N2 8640 8480 7890 8070 7470 8350 Nl 717 822 675 752 804 778 N2 783 888 703 681 855 845 Nl N2 1,12 0,95 1,13 1,10 0,87 1,02 Nl N2 52,1 51,2 53,2 57,6 53,7 52,6 Nl N2 21,9 19,3 21,7 19,6 17,4 19,9 Nl N2 94,9 95,2 96,3 98,9 98,2 95,5 Nl 1,5 1,3 4,3 3,5 1,0 1,0 N2 3,0 2,5 5,5 5,8 2,3 1,3 Het op het Rillandse kweekbedrijf Oosthof van C. Meijer B.V. ont wikkelde aardappelras Gigant is officieel toegelaten op de rassen lijst. Dit feit verleende aan de vo rige week donderdag en vrijdag op het kweekbedrijf gehouden ras- sententoonstelling een feestelijke dimensie. Het nieuwe ras is ontstaan uit een zaailing uit 1972. De oorspronke lijke kweker, de heer E. Duurse- ma uit Creil (NOP) die donderdag ook op de tentoonstelling aanwe zig was, heeft na vijf jaar arbeid het ras ondergebracht bij Meijer die vanaf 1977 de verdere ontwik keling ter hand heeft genomen. Dat heeft geresulteerd in een ras dat een aantal perspektief- biedende eigenschappen in zich bergt. Eén van de gunstige eigenschap pen van het nieuwe ras is zijn re sistentie tegen biotype A van aardappelmoeheid. Volgens de heer J. Muijsers, kweker bij Meijer zal door deze eigenschap de Gigant vooral in de Flevopolders zijn nut bewijzen. Een andere gun stige eigenschap van het ras is de zeer hoge opbrengst. Gemiddeld ligt de opbrengst op zo'n 60 tot 65 ton per ha, wat ongeveer 15% bo ven het gemiddelde is. Ook is de aardappel weinig gevoelig voor rooibeschadiging en stootblauw. De Gigant is een exportras bij uit stek. Door zijn forse afmetingen leent de aardappel zich goed voor bereidingswijzen in bepaalde stre ken (uithollen, opvullen en het per persoon konsumeren van één aardappel). "Bovendien geeft de Gigant onder vrijwel alle omstan digheden goede opbrengsten", al dus de heer Muijsers, waardoor het ras behalve als konsumptieaard- appel ook als pootgoed goede ex portkwaliteiten bezit. Een nieuwe afzetmogelijkheid lijkt via de zgn. "Backer-methode" te gaan ko men. Deze uit Amerika overge waaide bereidingswijze houdt in dat de industrie de aardappel wast en inpakt in folie. De heer Muij sers: "Het voordeel van deze be reidingsmethode is dat de aardappel op elk gewenst tijdstip konsumeerbaar is. Het produkt blijft in de oven even smakelijk, ook als het bijvoorbeeld drie uur lang op temperatuur is gehou den". In Nederland staat deze be reidingswijze nog in de kinderschoenen. In Spanje en West-Duitsland is het ras Gigant ook reeds opgenomen op de rassenlijst, terwijl het per 1 januari 1987 op de EG-lijst komt hetgeen vrij verkeer in de EG be tekent. gen voetziekte; in stadium 47 0,5 1 Tilt/ha tegen een vrij lichte aantasting door bladvlekkenziekte en in stadium 59 werden bladluizen bestreden met 0,5 1 Pirimor/ha. De in tabel 1 vermelde rassen zijn ge rangschikt in volgorde van vermel ding in de rassenlijst. Waar geringe verschillen werden gevonden bij de opbrengstkomponenten tussen NI en N2 is een gemiddelde waarde over bei de N-giften weergegeven. De afwij king van de opbrengstberekening via de opbrengstkomponenten moet hier op worden herleid. Bij 20 kg N/ha liep de korrelop brengst uiteen van 6930 tot 8100- en bij 40 kg N/ha van 7470 tot 8640 kg/ha. Verhoging van de stikstofgift Apex werd de kompensatie voorna melijk gevonden in het hoge duizend- korrelgewicht; bovendien werd bij dit ras een aanzienlijk verschil in op brengstkomponenten aangetroffen tussen NI en N2. Apex produceerde bij NI en N2 respektievelijk 1,01 en 1,19 g korrels/aar en het aantal kor rels/aar was 18,5 en 20,8. Het dui- zendkorrelgewicht verschilde slechts in geringe mate. Trumpf had in deze proef een lager aantal halmen/m2 dan Robin, maar dit werd goed gekom- penseerd door het grotere aantal kor rels/aar. Het percentage brouwgerst was voor alle rassen hoog. Dat houdt echter niet in dat het ook alle goede brouwgerstrassen zijn (zie rassenlijst 1986). Verhoging van de N-gift leid- op zeeklei 40% afslibbare delen) te Swifterbant op het proefbedrijf Ir. A.P. Minderhoudhoeve van de Land bouwuniversiteit te Wageningen en uitgevoerd door de vakgroep Land bouwplantenteelt en Graslandkunde. Er werd op 11 april gezaaid in een dichtheid van 300 korrels/m2. In kg zaaizaad/ha waren daarin enige, overigens geringe verschillen. Gemid deld over de rassen kwam dit neer op 140 kg zaaizaad/ha. Er werden twee stikstof-niveaus aangehouden nl. 20 (Nl) en 40 (N2) kg stikstof/ha, die gelijktijdig met het zaaien van de gerst werden verstrekt. Deze lage stikstof giften houden verband met de grote nalevering van stikstof door N- mineralisatie op deze jonge zeeklei gronden. Hoeveelheden van ±50 kg N/ha in maart, geleidelijk oplopend tot 150 kg N/ha in augustus op on begroeide proefplaatsen zijn op dit bedrijf geen uitzonderingen. Onkruid werd in stadium 30 (schaal van Za- doks, c.s.) bestreden met 4 1 MCPP en 4 1 MCPA per ha. In stadium 33 werd 0,5 kg Benomyl/ha gespoten te- De teler wil een goede kwaliteit en een hoge opbrengst zoveel mogelijk in één ras verenigd zien. van 20 naar 40 kg/ha vergrootte, ge middeld over de rassen, de korrelop brengst met ±450 kg/ha. Per ras varieerde dit van ±220 tot ±670 kg/ha. Het positieve effekt van een verho ging van de N-gift op de korrelop brengst was niet bij alle rassen aan dezelfde komponenten toe te schrij ven. Zo hadden de rassen Grit en Ef- ron wel een vrij hoog aantal halmen/m2, maar was het duizend- korrelgewicht (Grit) en het aantal kor rels/aar (Efron) lager dan bij andere rassen. Apex en Menuet produceerden feite lijk wat te weinig halmen per m2. Me nuet kompenseerde dat voornamelijk met een hoog duizendkorrelgewicht en het hoge aantal korrels/aar. Bij de tot meer legering bij alle rassen. Er waren echter wel duidelijke verschil len. Vooral Apex en Menuet waren nogal legeringsgevoelig. Uit deze proef kan, onder de groei- voorwaarden van 1986, gekonklu- deerd worden dat de korrelopbrengsten hoog waren. Een geringe verhoging van de stikstof-gift met 20 kg N/ha verhoogde de korrel opbrengst gemiddeld over de rassen met ruim 400 kg/ha. Met uitzonde ring van Apex nam ook het aantal halmen/m2 toe. Het duizendkorrelge wicht en het percentage brouwgerst was bij alle rassen hoog. Verhoging van de N gift leidde tot enige toena me van legering. Ing. J. Ellen Vrijdag 14 november 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 10