f—Overzicht mestwetgeving
Beperkte uitbreiding varkensmesterij in
Zeeland mogelijk
Tiende kombinatiebaan bij STAP
Zeeland een feit
Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de Landbouw in Zeeland:
Herdenkingsmunt
bij
jubileum NCB
De Wet bodembescherming en de Meststoffenwet zullen binnenkort
het wettelijk kader vormen waarbinnen regels voor dierlijke mest zijn
opgesteld. Beide wetten zullen per 1 januari 1987 in werking treden;
bepaalde onderdelen worden later van kracht. Hierop vooruitlopend
was reeds de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen
van kracht geworden om een halt toe te roepen aan de nieuwvestiging
en uitbreiding in deze sektoren. Dit was nodig om het nijpende mest
probleem niet nog groter te laten worden. In dit artikel wordt aange
geven dat het in verband met de komende mestwetgeving noodzakelijk
is een referentiehoeveelheid per bedrijf vast te stellen. Eerst wordt in
gegaan op een aantal algemene aspekten van de mestwetgeving. Ver
volgens komt de noodzaak van de registratie van dieren en grond ter
vaststelling van de referentiehoeveelheid aan de orde.
In vier artikelen die om de twee
weken zullen verschijnen komt het
geheel van de nieuwe mestwetge
ving en de registratie van referen
tiehoeveelheden mest aan de orde.
In het eerste artikel wordt globaal
ingegaan op de totale wetgeving.
Het tweede artikel (medio novem
ber) behandelt het uitbreidingsver
bod en daarmee samenhangend de
vaststelling van referentiehoeveel
heden, terwijl in het derde artikel
wordt ingegaan op de gevolgen
daarvan voor de bedrijven. Het
laatste artikel gaat over het re
gistratieformulier zoals dat door
de veehouders moet worden inge
vuld (situatie 31 december 1986).
heid de mest aan de mestbank aan te
bieden. De mestbank heeft daarbij
een afnameplicht. Globaal komen de
taken van de mestbank op het volgen
de neer:
- bemiddeling bij verhandelen, ver-
stiiuureiiiiig* L/vz.w Honing gaai vvwir
eens per 1-4-1987 in. De hoogte van
de overschotheffing is bij een mest-
produktie van:
- 0 tot 125 kg P205/ha: geen over
schotheffing
- 125 tot 200: ƒ0,25 per kg fosfaat
- meer dan 200: ƒ0,50 per kg fosfaat.
De overschotheffing dient met name
voor de financiering van strukturele
maatregelen in het kader van de af
voer, verwerking en vernietiging van
mestoverschotten. In drie gevallen
kunnen mestproducenten onder be
paalde voorwaarden in aanmerking
komen voor een gereduceerd tarief
van de overschotheffing van ƒ0,50
naar ƒ0,25.
Dit geldt bij:
- afzetkontrakt rechtstreeks met een
gebruiker
- afzet van droge pluimveemest
- export van mest
De toegestane Mestproduktie
In 1984 werd de Interimwet beperking
hiervoor een speciaal formulier toe
gestuurd, daarin vult hij voor zijn
rundvee, varkens, kippen of kalkoe
nen de aantallen dieren in met de
daaruit te berekenen mestproduktie
en tevens de tot het bedrijf behoren
de landbouwgrond. Daarmee kan de
zogenaamde referentiehoeveelheid
mest van het bedrijf na 31 december
1986 worden vastgesteld.
In een volgend artikel wordt nader in
gegaan op het registratiebesluit en de
referentiehoeveelheid
Voorlichting
Vanwege het grote belang van een
juiste vaststelling van de referentie
hoeveelheden zullen de veehouderij-
konsulentschappen en de afdelingen
landbouwmaatregelen in de provincie
ongeveer 1200 voorlichtingsbijeen
komsten organiseren.
De Veehouderijkonsulentschappen en
de afdelingen Landbouwmaatregelen.
De iNooraDraoantse Christelijke
Boerenbond (NCB) bestaat dit
jaar 90 jaar. Om die reden nam
de NCB het initiatief tot de uit
gifte van een herdenkingsmunt
(geen wettig betaalmiddel). De
Eendrachtmunt, zoals de gele-
genheidsmunt wordt genoemd,
wordt in samenwerking met de
Rabobanken uitgegeven. Het
herdenkingsstuk is in puur zilver
uitgevoerd en gaat 99,50
kosten. De netto-opbrengst zal
ten goede komen aan de Provin
ciale Boerderijenstichting.
De munt, met een diameter van
35 mm., en een gewicht van 18
gram wordt in een maximale
oplage van 10.000 exemplaren
aangemaakt. Vanaf 30 oktober is
de Eendrachtmunt verkrijgbaar
bij de Rabobank-kantoren in
Noord-Brabant, Zeeland en
Zuid-Gelderland of te bestellen
bij de NCB, afdeling PR, Post
bus 91, 5000 MA Tilburg.
Als gevolg van de mestwetgeving neemt Zeeland een gunstige positie
in. De toekomstige mestwetgeving zal uitbreiding in de varkenshou
derij nl. binden aan de oppervlakte kultuurgrond. Aangezien Zeeland
geen mest-overschot kent, is dat daar geen beletsel. Dit konkludeert
de Provinciale Raad voor de Bedrijfsontwikkeling in de Landbouw
in Zeeland tijdens de vergadering op 9 oktober jl. in het Landbouw
centrum te Goes.
Wetten
De wet bodembescherming stelt on
der meer regels aan het gebruik van
dierlijke mest. (besluit "Gebruik
Dierlijke Meststoffen"). De belang
rijkste elementen van het besluit zijn
de gebruiksnormen en de bepalingen
over het uitrijden van mest. In de nor
mering worden vier fasen onderschei
den. De eerste gaat in op 1-4-1987, de
laatste omstreeks het jaar 2000. Het
einddoel is om met dierlijke mest niet
meer fosfaat te geven dan de gewas
sen kunnen onttrekken. In de eerste
fase wordt uitgegaan van: bouwland
125 kg fosfaat per hektare, grasland
250 kg fosfaat per hektare en maïs-
land 350 kg fosfaat per hektare.
Toepassing van deze normen zal tot
gevolg hebben dat er op 22.000 be
drijven in Nederland sprake is van een
mestoverschot, dat in totaal 12,8 mil
joen ton bedraagt. Dat is 15% van de
totale mestproduktie.
In de uitrijbepalingen wordt geregeld
dat in bepaalde tijden buiten het
groeiseizoen, en bij sneeuw geen mest
mag worden uitgereden. De uitrijbe-
palingen zullen in 1988 in werking tre
den. De beperking van het toekomstig
gebruik van dierlijke mest op onze
landbouwgronden vergt een nadere
afstemming van het mestaanbod op
de afzet, alsook een verbetering van
de afzetstruktuur van overtollige
mest. Hiertoe worden in de meststof
fenwet en in een aantal uitvoerings
besluiten een aantal regels gesteld. De
belangrijkste hiervan komen hier nu
aan de orde.
De mestboekhouding en de
afvoer van mest
In eerste instantie zijn vier diersoor
ten aangewezen waarvan de mestpro
duktie in een boekhouding moet
worden vastgelegd: rundvee, varkens,
kippen en kalkoenen. Ook is de mest
produktie in kilogrammen fosfaat
(P205) per diersoort en per dierkate-
gorie vastgesteld. Andere diersoorten
vallen tot nu toe buiten de aanwijzing
en dus wordt ook de mestproduktie
daarvan niet meegerekend. Dit bete
kent niet, dat andere diersoorten
nooit zullen worden aangewezen. Met
ingang van 1 april 1987 moeten alle
veehouders met rundvee, varkens,
kippen of kalkoenen een mestboek
houding bijhouden. Deze verplichting
geldt ook voor handelaren, beheer
ders van opslagplaatsen e.d. De be
langrijkste gegevens, die in de
boekhouding moeten worden bijge
houden zijn:
- de aantallen aanwezige dieren, on
derverdeeld naar dierkategorieën van
de aangewezen diersoorten
- de geproduceerde hoeveelheid mest
- de tot het bedrijf behorende opper
vlakte landbouwgrond, onderver
deeld naar bouwland, snijmaisland en
grasland.
Als mest wordt afgeleverd buiten het
eigen bedrijf dient dit te worden vast
gelegd op een afleveringsbewijs. Op
basis van de gegevens uit de boekhou
ding is tevens per bedrijf het mesto
verschot vast te stellen. De kontrole
op de boekhouding, en dus ook wat
er met een eventueel mestoverschot
van een bedrijf is gebeurd, vindt
plaats door de Algemene Inspektie
Dienst.
Voor de afvoer van mest naar elders
is een belangrijke taak gelegd bij de
inmiddels opgerichte stichting lande
lijke mestbank. Veehouders die zelf
geen acceptabele afzet voor de mest
kunnen vinden, krijgen de mogelijk-
De konsulent voor de varkens- en
pluimveehouderij in Tilburg, ir. W.J.
Joosten, hield een inleiding over de
toekomst van de varkenshouderij in
Zeeland. De varkenshouderij is, aldus
de heer Joosten, in Zeeland van ge
ringe omvang. Deze sektor is veelal
als neventak aan een landbouwbedrijf
gekoppeld. Omdat de meeste Zeeuwse
varkensbedrijven fokzeugen houden,
bestaat er in Zeeland een biggenover-
schot. Overigens is er door de ontwik
kelingen in de laatste jaren ook
landelijk een biggenoverschot ont
staan, hetgeen het juist voor de rela
tief vele kleine vermeerderingsbedrij-
ven in deze provincie moeilijk maakt de
(te kleine) koppels biggen af te zetten.
De voorwaarden voor uitbreiding in de
mestvarkenshouderij zijn in Zeeland
daarentegen gunstig.
Voor mestvarkens is relatief meer
grond nodig dan voor fokzeugen, zo
dat juist ten behoeve van de eerstge
noemde tak de gunstige grondpositie
van Zeeland benut kan worden. Door
het steeds groter wordende aanbod
van biggen, zullen deze goedkoper
worden, terwijl de mestvarkenshou
derij goed inpasbaar is in de arbeids
organisatie van een akkerbouwbedrijf.
De heer Joosten konkludeert dan ook
dat het houden van mestvarkens als ne
ventak een aanvulling op het bedrijfsin-
komen zou betekenen.
In de diskussie die op deze inleiding
volgt, wordt gewezen op de barrières
die voor een uitbreiding van de var
kenshouderij in Zeeland bestaan: vee
houderij heeft in Zeeland nooit veel
ingang kunnen vinden. Er vindt een
steeds verdergaande specialisatie
plaats op de bedrijven en de vakken
nis is (nog) niet aanwezig. Voorts is
het voorzieningsniveau op het var-
werken en vernietigen van mest
- verhandelen van dierlijke mest
- ontvangen, verwerken en bijhouden
van gegevens van o.a. mesttrans-
akties.
De door de mestbank te maken
kosten voor de afvoer en eventuele
verwerking zullen bij de leverancier in
rekening worden gebracht (ophaal-
bijdrage).
De heffingen
De mestboekhouding vormt ook de
basis voor de vaststelling van de over-
kenshouderijgebied niet erg hoog.
Uitbouw positie
In de vergadering van de Prov. Raad
werd, n.a.v. de opstelling van de
5-jaarlijkse Struktuurnota die in de
cember van dit jaar zal uitkomen, ge-
diskussieerd over de toekomst van de
Zeeuwse landbouw. De akkerbouw en
fruitteelt hebben in Zeeland een rela
tief sterke positie. De uitbouw en be
nutting van deze positie biedt meer
Maandg 27 oktober jl. ondertekende
Ellie Flikweert uit Zierikzee als tien
de kombiwerker een kontrakt met de
Stichting Agrarische Projekten
Zeeland.
Aan dit heuglijke feit werd een
feestelijk tintje gegeven in café
restaurant 'De blauwe keet' te
Oosterland.
De STAP Zeeland startte eind juni
dit jaar in samenwerking met de Re
gionale Verenigingen voor Bedrijfs-
verzorging en de Gewestelijke Ar-
beidsburo's met het Kombinatieba-
nenprojekt. Dat nu al de tiende
kombibaan is gerealiseerd en in de
tussentijd de elfde ook al, betekent
dat het projekt in Zeeland een zeer
goede start heeft gekend.
Ellie Flikweert is de eerste vrouwelij
ke kombiwerker en ook de eerste die
op Schouwen-Duiveland via de
STAP gaat werken. Zij gaat werken
in het witlofforceerbedrijf van maat-
varkens- en pluimveehouderijen inge
voerd om een verdere toename van de
mestoverschotten op met name de
zandgronden te voorkomen. Deze tij
delijke wet moest de verantwoorde
lijke ministers de gelegenheid geven
om met een afgewogen pakket van
maatregelen te komen.
Op 1 januari 1987 vervalt de Interim
wet; het uitbreidingsverbod van de
Meststoffenwet komt er voor in de
plaats. Daarom dient van elk bedrijf
eenmalig de mestproduktie te worden
vastgelegd (Registratiebesluit Dierlij
ke Meststoffen). De veehouder krijgt
mogelijkheden dan het stimuleren van
voor Zeeland relatief minder omvang
rijke sektoren. Wel is een verbreding
van het bouwplan noodzakelijk, al is
de Raad van mening dat hier de mo
gelijkheden beperkt zijn. De nieuwe
fruitveiling heeft de centrumfunktie
in de fruitteelt versterkt. Om deze sek
tor verder uit te kunnen bouwen, is
o.a. een verbetering van de kwaliteit
van het onderwijs op dit gebied ge
wenst. Hoewel de rundveehouderij in
schap Blikman-Van Beek in
Dreischor.
Zowel Ellie Flikweert als de familie
Van Beek toonden zich tijdens de
ondertekening zeer ingenomen over
de tot stand gekomen deeltijdbaan.
Boven verwachting
De bedoeling van het projekt is jon
geren tussen 17 en 22 jaar die bij het
arbeidsburo staan ingeschreven, aan
een (deeltijd-)baan te helpen. De op
zet is dat kombiwerkers, bijvoor
beeld door een kursus bij de be-
drijfsverzorging te doen, naderhand
een volledige betrekking vinden.
In het oosten van ons land, waar het
projekt een paar jaar eerder gestart
is dan in Zeeland, zijn al vele kombi
werkers op deze wijze aan een volle
dige baan gekomen, aldus de heer
M.C.J. Kosten, voorzitter van de
toetsingskommissie van de STAP.
Een andere doelstelling is om een
Zeeland terugloopt, zal om diverse re
denen een zeker graslandareaal in de
provincie blijven bestaan. De Raad is
van mening dat o.m. door verbetering
van de externe produktieomstandig-
heden, de positie van een kwalitatief
goede rundveehouderijsektor moet
worden bestendigd.
Tot slot stelde de Raad vast dat in de
toekomst voor minder bedrijven en
arbeidskrachten in de Zeeuwse land
bouw plaats zal zijn.
eventuele barrière bij ondernemers
om iemand voor vast in dienst te ne
men, weg te halen.
Dat deze opzet is geslaagd blijkt wel
uit de grote belangstelling voor po
tentiële ondernemers. Met name
voor Zeeland is dat boven verwach
ting, daar vooral veehouderijbedrij
ven geïnteresseerd zijn.
Het is opvallend dat in Zeeland nog
maar één kombinatiebanenwerker
bij een veehouderijbedrijf in dienst
is getreden. Het STAP-projekt is el
ders in het land vooral suksesvol in
de veehouderijgebieden (Friesland,
Overijssel, Gelderland, Brabant). In
totaal werken er ca. 400 kombiwer
kers in Nederland. Volgens de koör-
dinator van het projekt in Zeeland,
de heer J. van de Maden, werkt het
projekt zo goed dat het soms nog
moeilijker is om werknemers te vin
den dan werkgevers. Geïnteresseerde
gegadigden weten dus wat hen te
doen staat. De heer Van de Maden is
bereikbaar via tel. 01100 - 21010.
Mestverordening Brabant verlengd
De stuurgroep Brabantse Mest
problematiek heeft besloten om
de provinciale mestverordening
te verlengen tot 1 april 1987. Op
deze wijze wordt het gat gedicht
tussen het einde van de werking
van de mestverordening op 1 ja
nuari 1987 en de inwerkingtre
ding van de landelijke wetgeving
op dit terrein op 1 april 1987.
4
Vrijdag 31 oktober 1986