De maand oktober op het
Zuidwestelijk akkerbouwbedrijf
Na het voorbij razen van de wervelstorm "Charly" zijn we in een an
der weertype terechtgekomen. Was dit voor de tarweoogst niet bepaald
welkom, gewassen als suikerbieten, konsumptieaardappelen en in min
dere mate de zaaiuien hebben hier toch van geprofiteerd. Gevolg van
deze weersverandering is wel, dat de oogst van met name zaaiuien en
konsumptieaardappelen zal opschuiven. Op het moment dat dit arti
kel geschreven wordt, 10 september, zijn nog vrijwel geen percelen
konsumptieaardappelen doodgespoten.
Dit zal waarschijnlijk in gaan houden, dat het grootste gedeelte van
de aardappelen pas in oktober gerooid zal kunnen worden. Oktober
zal door de opeenhoping van de werkzaamheden een zeer drukke
maand worden.
Wintertarwe
Gezien de kg-opbrengsten en de zeker
niet tegenvallende prijs van de oogst
1986 ligt het in de lijn der verwach
tingen, dat het areaal wintertarwe ze
ker niet ingekrompen zal worden.
Toch moeten we oppassen om de
prijshobbel van oogst 1986 als maat
staf te hanteren naar de toekomst toe.
Al is de E.G. graanopbrengst lager
dan vorig jaar, op wereldniveau blij
ken de voorraden nog steeds toe te
nemen.
Teeltjaar 1986 is het eerste jaar ge
weest, dat op grotere schaal gekozen
is voor de kwalitatief betere rassen.
Dit werd door de handel ook geho
noreerd door een hogere prijs. Dit
werd ook mogelijk gemaakt door een
daadwerkelijke grotere afzet, tot nu
toe, naar de maalindustrie.
Bij de rassenkeuze zijn we nu dan ook
in een ander vaarwater terechtgeko
men. Keek men vroeger in eerste in
stantie in de rassenlijst naar de
relatieve kg-opbrengst dan zal men nu
over moeten gaan naar de rekensom
hoeveelheid x prijs.
In de Rassenlijst van 1986 zijn 2 ras
sen opgenomen met een betere bak-
kwaliteit, nl. Granta en Obelisk.
Als een ras opgenomen wordt in de
Nederlandse Rassenlijst wil dit zeg
gen, dat het ras verschillende jaren
achtereen onder Nederlandse omstan
digheden op de diverse rassenproeven
is onderzocht. Met andere woorden
er bestaat een duidelijk inzicht in de
opbrengstkapaciteit van het ras maar
daarnaast zijn ook voldoende gege
vens bekend met betrekking tot win-
tervastheid, stevigheid, gevoeligheid
voor schot en uitval en, zeer belang
rijk, de ziekteresistentie van het be
treffende ras.
Voordat men overgaat tot de uitzaai
van een buitenlandse bakwaardige
tarwe, dient men aan bovenstaande
punten toch de nodige aandacht te
schenken.
Zaaitijd en
zaaizaadhoeveelheden
De ervaring heeft geleerd, dat de 2e
helft van oktober de beste zaaitijd is
voor wintertarwe. De te gebruiken
zaaizaadhoeveelheid wordt afgeleid
van het D.K.G. dat op de label ver
meld staat. Het D.K.G. van de oogst
1986 was hoog, hetgeen impliceert,
dat gemiddeld iets meer zaaizaad ge
bruikt zal moeten worden dan in
1985.
Een optimale uitgangssituatie in het
voorjaar is een goed verdeelde plan-
tenbestand van 200 a 220 planten/m2.
Dit wil zeggen dat er, rekening hou
dend met opkomstpercentage en uit-
wintering, bij redelijke tot gunstige
zaaiomstandigheden uitgegaan mag
worden van 300 verzaaide korrels/m2.
Zijn de omstandigheden bij het zaai
en ongunstig of wordt breedwerpig
gezaaid dan 15 meer zaaizaad ge
bruiken.
We kunnen de volgende berekening
hanteren:
- Bij 300 zaden/m2 - kg zaaizaad per
ha 3 x DKG
- Bij 350 zaden/m2 - kg zaaizaad per
ha 3'A x DKG
Stel: Ras X (DKG 45) Zaaizaadhoe
veelheid 3 x 45 135 kg/ha
Ras Y (DKG 55) Zaaizaadhoeveel
heid 3 x 55 165 kg/ha.
Naast een ontsmetting tegen kiem- en
12
bodemschimmels kan, indien schade
wordt verwacht van de fritvlieg of
smalle graanvlieg een aanvullende be
handeling plaatsvinden met Lindaan
(fritvlieg) of fonofos (smalle graan
vlieg). Behandeling met deze insekti-
ciden kort voor het zaaien uitvoeren.
Grondbewerking
Ploegen heeft een groter waterber
gend vermogen dan cultivateren en
over de sneden. Het is mogelijk om
daarbij telkens een stuk te ploegen en
dan een halve spuitboombreedte met
een te spuiten. Dan hoeft men later
niet met de spuitmachine over de
ploegsneden te hobbelen. Overigens
komt het de werkzaamheid van de
TC A ten goede als men - op zware
grond - eerst een egaliserende grond
bewerking uitvoert. Ook voor de
spuitmachine is het dan minder pijn
lijk! Voorwaarde voor zo'n egalise
rende grondbewerking is wel dat het
onder droge omstandigheden
plaatsvindt.
Aardappelen
Rooien
Op het moment dat dit artikel ge
schreven wordt ziet het er naar uit dat
een behoorlijk percentage van de kon
sumptieaardappelen in oktober ge
rooid zal worden.
Dit jaar hebben we tot op heden een
gezonde uitgangssituatie wat de phy-
tophthora betreft. Als de bestrijding
van deze ziekte goed is bijgehouden
Rooi de suikerbieten met zo weinig mogelijk verliezen en met weinig
tarra.
WM
Bij wat ongunstiger rooiomstandigheden bij de aardappelen is de neiging
groot om met een ketting met een grotere steek te werken. Dit brengt
echter ook meer doorval van kleine aardappelen met zich mee.
verdient daarom ook de voorkeur. Na
de winter 1985/1986 bleek tevens dat
de meeste schade voorkwam op per
celen die erg los lagen. Dit waren met
name de gecultivaterde percelen.
Onkruidbestrijding in de
stoppel
Komt er kweek voor of ander wortel
onkruid, dan kan - hoewel aan de la
te kant - in oktober nog wel met
Roundup of groeistoffen gespoten
worden in een stoppel en in groenbe-
mesters. Het onkruid moet dan wel
goed ontwikkeld en nog aan de groei
zijn en het is aan te bevelen 3 a 4 we
ken te wachten met ploegen na de
bespuiting.
Kweek kan na het ploegen ook nog
bestreden worden met 75 kg TCA
tot aan het doodspuiten toe, dan is
dat een zorg minder.
Waar we bij rooien in oktober extra
attent op moeten zijn is de bodem-
temperatuur. Bij een bodemtempera-
tuur minder dan 8°C neemt de kans
op blauw sterk toe. Bij rooien later
in het seizoen is het dan vaak beter
om 's avonds wat langer door te rij
den en 's ochtends wat later te be
ginnen.
Tracht knolbeschadigingen bij het
rooien, transport en binnenbrengen
zoveel mogelijk te voorkomen.
"Blauw" komt meer voor bij te gro
te valhoogtes, onbeklede zeefkettin-
gen, te veel schudden en te grote
snelheden van transportbanden. Het
gebruik van valbrekers en het niet ge
heel leegdraaien van de stortbak kun
nen bijdragen tot een beter resultaat.
Beschadigde knollen zorgen niet al
leen voor een kwalitatief mindere par
tij, maar door de verhoogde
ademhaling zullen ook de bewaarver-
liezen in zo'n partij hoger zijn.
De opslagperiode
- Het drogen: Als aardappelen onder
normale omstandigheden gerooid
worden en er komen geen zieke knol
len in voor dan is het drogen meestal
niet nodig.
- Wondheling: Dit proces verloopt
het snelst bij een temperatuur tussen
de 12 en 18°C en een hoge luchtvoch
tigheid.
Deze periode duurt in de regel ca. 2
weken.
Veel ventileren in deze periode is on
gewenst. Een kwartier per etmaal
voor de luchtverversing is voldoende.
Zijn de aardappelen voor langere be
waring bij het binnenbrengen niet be
handeld met een poedervormig
kiemremmingsmiddel dan moet di-
rekt na de wondheling (2 a 3 weken
na inschuren) voor de eerste maal ge
gast worden. Slecht resultaat van gas
sen is veelal te wijten aan het feit dat
te laat voor de eerste keer gegast is.
Bij toediening in etappes zal de twee
de behandeling in december en een
eventuele derde behandeling in fe
bruari moeten worden uitgevoerd.
Bewaartemperatuur: Het belang van
een juiste bewaartemperatuur is ieder
een wel bekend. We mogen ook wel
stellen, dat de meesten dit ook zorg
vuldig nastreven.
Om dit echter goed te kunnen verwe
zenlijken moet de meetapparatuur in
orde zijn. Een afwijking van 1°C kan
het verschil betekenen tussen geschikt
en ongeschikt voor de industriële ver
werking.
Begin juli is de mogelijkheid geboden
om uw steekthermometers te laten
kontroleren. Bij de gekontroleerde
steekthermometers bleek ruim 30%
een afwijking te hebben van 1°C of
meer. Een afwijking van 2°C was echt
geen uitzondering. Bovendien bleek er
geen verband te bestaan tussen de
leeftijd van de thermometer en de
kans op afwijkingen.
Of uw thermometer bij lage tempera
turen afwijkt is zeer simpel te kontro
leren. Gooi ijsblokjes in een emmer
water. Even roeren. De thermometer
erin en deze moet dan 0°C aangeven.
Suikerbieten
De verschijnselen veroorzaakt door
het bietecysteaaltje waren in 1986
weer duidelijk in het gewas te herken
nen. Gericht onderzoek op de aanwe
zigheid van bietecysteaaltje, zonodig
grondontsmetting of langer wachten
met de teelt van bieten is in die geval
len dan ook noodzaak.
Voor de bieteteelt 1987 had dit onder
zoek de afgelopen winter al plaats
moeten vinden. Is dit niet gebeurd,
dan kan alsnog een monster genomen
worden. Bij te grote besmetting kan
dan misschien binnen het bouwplan
nog geschoven worden.
Rooien onder gunstige omstandighe
den geeft de minste tarra en verliezen.
Tevens wordt struktuurbederf voor
komen, hetgeen een positief effekt
heeft op de opbrengst van het volgen
de gewas.
Aanbevelingen voor goed rooiwerk:
- de snelheid moet zijn aangepast aan
het gewas
- harder rijden geeft minder goed
kopwerk
- nauwkeurige besturing van de werk
tuigen voorkomt verliezen
- bij opbouwmachines wordt vaak
met succes dubbellucht gemonteerd:
de banden zijn smaller, de trekkracht
groter en de balans beter
- werkhoogte en -diepte zijn als regel
in te stellen via de hefinrichting van
de trekker of draaispindels op steun-
wielen. Een en ander moet goed funk-
tioneren en ook benut worden
- automatische diepteregeling en aan
gedreven scharenlichters geven zeer
goed werk
- hoe hoger de biet wordt aangegre
pen, hoe minder tarra maar hoe gro
ter de kans op puntbreuk
- houdt men rhizomanie of zwaar
met bietecysteaaltjes besmette perce
len voor het laatst
- breng zo weinig mogelijk grond
over van het ene naar het andere per
ceel. 100% schoon is moeilijk, maar
80% schoon is in weinig tijd wel te
realiseren.
Teunisbloem
Bij aanwezigheid van een droogvloer
kan het zaad van de teunisbloem op
het eigen bedrijf gedroogd worden.
Gezien het vaak hoge vochtpercenta-
ge en de kosten die dit meebrengt als
gedroogd wordt bij derden, is dit toch
wel het overwegen waard.
Het m3 gewicht van het gedorste pro-
dukt bedraagt, afhankelijk van het
vochtgehalte en de verontreiniging,
250 a 300 kg. Bij 2400 kg vuil produkt
en een storthoogte van 60 cm wil dit
zeggen, dat per ha ca. 15 m2 droog-
vloeg nodig is. De benodigde ventila-
torkapaciteit bedraagt minimaal 300
m3 lucht per m2 droogvloer bij een te
gendruk van 1000 Pascal.
Wil men het teunisbloemzaad zelf
drogen, dan moet men de beschikking
hebben over een luchtverhitter. Zaad
bestemd voor de industrie mag ge
droogd worden met lucht van 50°C
(kiemkracht is van geen belang).
De eerste dagen is een luchtverhitter
nog niet nodig, omdat door broei in
het produkt een goed drogend effekt
verkregen kan worden met de veel
koudere buitenlucht.
Het geoogste produkt wordt uiteinde
lijk teruggedroogd tot 9°C.
Ploegen
Dit is de eerste stap naar het teeltjaar
1987. De zwaardere gronden worden
in oktober zo mogelijk op wintervoor
geploegd. Op de zwaardere gronden
is het aan te bevelen om direkt na het
ploegen een egaliserende bewerking
uit te voeren. In de winter lukt dit
meestal niet meer.
Groenbemesters en bietenloof worden
bij voorkeur onder droge omstandig
heden en niet te diep ondergeploegd.
Dit om het zgn. inkuileffekt te voor
komen. Ploeg niet dieper dan nood
zakelijk. Dieper ploegen dan in
voorgaande jaren betekent:
- verschraling van de bouwvoor wat
betreft fosfaattoestand en organisch
stofpercentage.
- dat op deze diepte blijvend geploegd
zal moeten worden, omdat een verla
ten bouwvoor zich spoedig verdicht.
Diversen:
- Grondontsmetten kan in oktober
nog steeds, mits de bodemtempera-
tuur (liefst meer dan 10°C, min. 7°C)
en de vochtigheidstoestand van de
grond dit toelaten.
- Geef u tijdig op voor grondon
derzoek.
Op percelen waar organische mest op
gereden is, is het beter om het gron
donderzoek een jaar uit te stellen. Om
een goede vergelijking te krijgen tus
sen de bemonsteringen van hetzelfde
perceel en tussen de verschillende per
celen moet bij voorkeur bemonsterd
worden na dezelfde voorvrucht, b.v.
wintertarwe.
- Voordat een ploegzool op gaat bre
ken vergewis u eerst van het feit of er
ook daadwerkelijk een storende
ploegzool aanwezig is.
- Roundup bespuitingen tegen kweek
of ander wortelonkruid kan nog wel,
al is het aan de late kant. Veel hangt
dan af van de groeiomstandigheden
tijdens en na de bespuiting. Min. 4
weken wachten met een grondbe
werking.
- Kali-60 in het najaar: - geen scha
de door sporen
- geen zoutschade in het voorjaar
- gunstig voor de werkverdeling
- soms ook financieel aantrekkelijk.
- Houdt het verslepen van grond in
de hand, want problemen met bakte-
rieziekten, aaltjes, rhizomanie en on
kruiden vormen een steeds grotere
bedréiging binnen de bedrijfsvoering
en voor onze export.
- Kontroleer uw thermometers.
ing. R. de Milliano
bedrijfsvoorlichter CAT-Goes
Vrijdag 26 september 1986