Braks: "Niet alleen schaven
maar nu ook hakken"
Beleid melkveehouderij
blijft marktgericht
Onderzoek moet helpen
knelpunten op te lossen
landbouwbegroting 1987
Akkerbouw en tuinbouw
boekten lagere resultaten
Bezuinigingen op Landbouw
Uittocht houdt aan
Voorlichting
verbeterd
Memorie van Toelichting: garanties omlaag
"Het wordt steeds moeilijker om nog verder te gaan met bezuinigen
op het departement", zei minister Braks tijdens een perspresentatie
van zijn begroting. "Er trekt een aardgassluier over de begroting
heen". In 1987 zal de Overheid ƒ2,4 miljard bezuinigen. Het ministe
rie van Landbouw en Visserij zal bijna ƒ80 miljoen daaraan bijdra
gen. "Dat betekent dat er niet meer alleen met de kaasschaafmethode
gewerkt kan worden, maar dat nu ook de hakmesmethode toegepast
dient te worden", aldus de minister. Hij sprak van een "nogal moei
zame taakinvulling".
De ombuigingen voor 1987 betekenen
hakken in de begrotingen van land
bouwonderwijs met ƒ15,8 miljoen,
landinrichting ƒ18,6 miljoen, perso
neelskosten door het terugbrengen
van het aantal ambtenaren ƒ12,3 mil
joen. Daarnaast heeft de minister een
bedrag ingeleverd van ƒ33 miljoen,
door af te zien van de geplande kom-
pensatie voor afschaffing van de ne
gatieve WIR.
Per saldo komt de begroting uit op
ƒ2,7miljard, hetgeen ƒ53,8 miljoen
minder is dan in de nu lopende begro
ting. Tegenover de bezuinigingen
staat ook een aantal extra begro
tingsposten. Het is een wat ingewik
keld verhaal dat op het volgende
neerkomt. De daling van ƒ53 miljoen
is in belangrijke mate veroorzaakt
doordat overeenkomstig de eerdere
meerjarencijfers minder is uitgetrok
ken voor landinrichtingswerken (ƒ29
miljoen) en er niet meer sprake is van
een EG-bijdrage in het kader van het
zgn. MCB-programma (ƒ56 miljoen).
Daarnaast heeft in de voorjaarsnota
1986 een bijstelling plaatsgevonden,
met onder meer een stijging van ƒ30
miljoen als gevolg van het toegeno
men aantal leerlingen bij het landbouw-
onderwijs, een stijging van 23
miljoen voor de versnelde herinrich
ting in Oost-Groningen en de
Gronings-Drentse Veenkoloniën, als
mede een stijging van ƒ14 miljoen
voor het zogenaamde terugploegpro-
gramma.
Daar tegenover stond een daling van
ƒ24 miljoen in verband met de reeds
in '85 ontvangen Brusselse bijdrage
als kompensatie voor de afbraak
mcb's, benut voor opkoopregeling
melk via het Ontwikkelings- en Sane
ringsfonds voor de landbouw.
Mestproblematiek
Ten behoeve van de bijdragen in het
kader van de mestproblematiek, is
ƒ25 miljoen extra aan de begroting
toegevoegd. Voor de uitvoering van
het Relatienotabeleid is in het kader
van de zgn. Motie-Faber thans op de
landbouwbegroting een bedrag van
ƒ15 miljoen opgevoerd. Beide posten
zijn blijvend.
In een tweede tranche is ten behoeve
van het terugploegprogramma nog
eens ƒ6 miljoen toegevoegd, zodat
hiervoor in totaal ƒ20 miljoen be
schikbaar is. Daarnaast zijn enkele
loontechnische korrekties, ter waar
de van 10 miljoen, doorgevoerd.
In het kader van het Integraal Struk-
tuurplan Noorden des lands (I.S.P.)
is voor 1987 ƒ26,4 miljoen opgeno
men (vorig jaar ƒ26,0 miljoen).
Als bijdrage aan het Ontwikkelings-
en Saneringsfonds voor de Landbouw
is ƒ112,6 miljoen opgenomen (was
ƒ117,4 miljoen), waarin begrepen
ƒ26,0 miljoen ten behoeve van een op
koopregeling van heffingvrije melk.
Voor het M.C.B.-programma resteert
in 1987 nog ƒ20 miljoen.
Minder voor onderzoek
Voor onderzoek is een bedrag opge
nomen van ƒ322,5 miljoen (was
ƒ336,6 miljoen). Voor voorlichting en
ontwikkeling is ƒ276,3 miljoen ge
raamd (was ƒ345,7 miljoen).
Voor landbouwonderwijs is ƒ763,6
miljoen (was ƒ747,8 miljoen) begroot.
Voor de kosten voor de Rijksdienst
voor de keuring van vee en vlees in-
kl. de Dienst van de Nederlandse Ha-
ringkontrole is ƒ116,8 miljoen
uitgetrokken (was ƒ121,6 miljoen).
Voor het veterinaire en fytosanitaire
beleid samen is ƒ84,0 miljoen voor
zien (was ƒ85,0 miljoen). Staatsbos
beheer is begroot op ƒ176,8 miljoen
(was ƒ163,6 miljoen).
Voor natuur, milieu en faunabeheer,
alsmede openluchtrekreatie is een be
drag van ƒ166,9 miljoen (was ƒ183,7
miljoen) opgenomen, waarvan ƒ70,2
miljoen (was ƒ76,1 miljoen) voor
openluchtrekreatie.
De uittocht uit de landbouw houdt
aan. Wel verloopt de verminde
ring van het aantal hoofdberoeps-
bedrijven in de jaren tachtig tot
dusverre aanzienlijk trager dan in
de jaren zeventig, toen deze 2,5
procent per jaar bedroeg. Nu is de
daling ongeveer 1,3 procent. Dit
blijkt uit de Memorie van Toelich
ting van minister Braks.
Het aantal geregistreerde land- en
tuinbouwbedrijven bedroeg in mei
vorig jaar ongeveer 135.900.
Daarvan waren er 109.800 hoofd-
beroepsbedrijven en 26.100 neven-
bedrijven. Het aantal
nevenberoepsbedrijven blijft de
laatste jaren min of meer gelijk.
Afwijkend van de ontwikkeling in
voorgaande jaren is de forse terug
gang van het aantal melkveehou
derijbedrijven met 5 procent. Het
aantal bedrijven met melkkoeien
en daarbij nog een andere be
drijfstak verminderde minder snel.
Er moet sprake zijn van een over
gang naar andere bedrijfstypen,
zo wordt gekonkludeerd. De toe
name van het aantal intensieve
veehouderbedrijven en overige
veehouderijbedrijven wijst in die
richting.
Ten behoeve van een meer marktgericht beleid is het gewenst de
heffingsvrije quota melk verder te verminderen, aldus minister Braks in
de Memorie van Toelichting.
Aanpassing van de konsulentschap-
pen in algemene dienst heeft volgens
de minister de doorstroming van ken
nis uit het onderzoek naar de voor
lichting verbeterd. Verder zijn de
interne scholingsprogramma's op di
verse onderdelen uitgebreid of geop
timaliseerd. Ook de invoering van
automatisering zal moeten leiden tot
een kwaliteitsverbetering van de voor
lichting.
Vragen over de superheffing, de ver
breding van het bouwplan in de ak
kerbouw en de mestproblematiek
zullen in de toekomst meer aandacht
krijgen.
Wat de financiële middelen betreft,
wordt de komende jaren binnen be
staande budgetten voor onder meer
onderzoek,, voorlichting, onderwijs
hoge prioriteit gegeven aan informa
tica. Gestreefd wordt naar een ombui
ging van ca. ƒ60 miljoen gulden in die
richting.
8
In de plantaardige produktie is de in
het algemeen opgaande lijn doorbro
ken, behalve in de bloembollenteelt,
zo meldt de minister. De resultaten
liggen in het jaar 1985/1986 tussen
matig en slecht. In de plantaardige
sektoren zijn sterk wisselende resul
taten door onevenwichtigheden in
vraag en aanbod echter een normaal
verschijnsel, voegt hij eraan toe.
Op de akkerbouwbedrijven in de klei
gebieden worden in 1985/'86 on
gunstige bedrijfsresultaten behaald.
Deze lage bedrijfsresultaten werden
vooral veroorzaakt door lagere prij
zen voor de vrije produkten (aardap
pelen en uien) en voor granen. De
akkerbouwsektor moet erop rekenen
dat de prijsvorming voor zogenaam
de (zware) marktordeningsprodukten
de komende tijd meer zal (moeten)
wordeji afgestemd op reële marktver
houdingen.
Het prijsniveau van onder glas geteel
de groenten en bloemen is in 1985
naar raming iets lager dan in het voor
gaande jaar. De hoeveelheid arbeid en
de kosten van arbeid zijn hoger. Hier,
staat tegenover dat de gasprijs en het
rentepeil dalen.
De potplantenbedrijven haalden in
1985 kostendekkende bedrijfsre
sultaten.
De groentenbedrijven in open grond
kwamen in 1985 nog meer in de rode
cijfers.
De indruk bestaat, dat in de boom
kwekerij de bedrijfsresultaten in
1985/'86 aanzienlijk beter zijn ge
weest dan het voorgaande jaar.
Ook bij de bollenbedrijven zijn de
eerste indrukken van 1985 dat het
gunstige beeld van 1984 .niet veel is
veranderd.
In de fruitteelt zijn in 1985, mede als
gevolg van de strenge winter, de op
brengsten in doorsnee lager dan het
voorgaande jaar. Ook op de champig-
nonbedrijven zijn in 1985 als gevolg
van een prijsdaling van meer dan 20%
per vierkante meter teeltoppervlakte
lage bedrijfsresultaten geboekt.
Beperking van de melkproduktie en vermindering van de mestproble
matiek zijn de alles overheersende onderwerpen in de Memorie van
Toelichting wat betreft de veehouderij. Volgens de minister is het ge
wenst ten behoeve van een meer marktgericht beleid in de melkvee
houderij de gegarandeerde hoeveelheden melk verder te ver
minderen.
Hij wijst erop dat in de periode 1986-1989 de landenkwota met drie
procent verlaagd zullen worden. 'Voor de melkveehouders zal het ef-
fekt van deze verlaging op hun individuele kwota geringer zijn, naar
mate de lidstaten er beter in slagen melkproduktierechten te kopen'.
Aldus minister Braks.
Wat de mestproblematiek betref'
schrijft hij, dat alles erop gericht
blijft de Wet Bodembescherming en
de Meststoffenwet alsmede de uit-
voeringsregels vanaf 1 januari a.s.
van kracht te doen worden.
Onder invloed van de beperkingen
die aan de veehouderij worden
gesteld, kan belangstelling voor klei
ne sektoren (geiten, pelsdieren, ko
nijnen, kalkoenen en meststieren)
gaan groeien, denkt de minister.
De minister meldt dat in de melkvee
houderij zich in 1985/86 een licht
herstel voordoet. Ondanks het feit
dat de melkveestapel 5% kleiner is
dan het voorgaande jaar neemt de
melkproduktie door een toename
van de melkgift per koe (6%) iets
toe. Rekening houdend met de te be
talen superheffing is de netto
melkprijs naar schatting 1% hoger.
De eerstkomende jaren zal een aan
tal niet levensvatbare bedrijven ver
dwijnen. Daardoor ontstaat voor de
'blijvers' enige ruimte.
Begin 1986 zijn de opbrengstprijzen
voor varkens gedaald, oorzaak: de
ruime zelfvoorzieningsgraad in de
EG (ca. 105%). Daarom wordt ook
voor de rest van 1986 een lager prijs-
nivo verwacht. De produktie van
varkensvlees is in 1985 met ca. 7%
toegenomen, de eksport met 9%. In
1985 is het aantal varkens met 11%
toegenomen. Deze uitbreiding heeft
plaatsgevonden binnen de ruimte
van de Interimwet.
In de pluimveesektor leiden de slech
te bedrijfsresultaten (door toegeno
men konkurrentie op de EG-markt)
in de legsektor tot daling van de pro
duktie. De resultaten van de twee
laatste jaren zijn zodanig dat de
kontinuïteit van veel bedrijven in de
ze sektor in gevaar komt. In de
slachtsektor zijn in 1985 bevredigen
de resultaten geboekt, zo is te lezen
in de Memorie van Toelichting.
"Het landbouwkundig onderzoek zal zich in toenemende mate moe
ten toespitsen op het verbeteren van de kwaliteit van de produkten
en het produktieproces. Ruime aandacht zal moeten uitgaan naar het
voorkomen en tegengaan van negatieve effekten ten aanzien van bo
dem, lucht, water, flora en fauna". Aldus minister Braks in zijn Me
morie van Toelichting. Volgens hem vormen de te verwachten
ontwikkelingen in het nationale en Europese landbouwbeleid voor het
landbouwkundig onderzoek even zovele uitdagingen om de mogelijk
heden en de begrenzingen van de agrarische produktie te onderzoe
ken en knelpunten in het gevoerde beleid te helpen oplossen.
Steeds meer legt de minister de na
druk op de betrokkenheid van het be-
drijfsleven bij het onderzoek.
Bijdragen van het bedrijfsleven zul
len mede nieuwe taken en program
ma's van. het onderzoek mogelijk
moeten maken. Programma's die van
start zijn gegaan en die mede gefinan
cierd worden door bedrijfsleven en/of
andere departementen zijn de
volgende.
Vermindering van de problematiek
van mestoverschotten (ƒ65 miljoen)
Bestrijding van effekten van zure re
gen (ƒ9 miljoen)
Verbetering van technologie, kwalh
teitbewaking en arbeidsomstandighe
den in de vlees- en pluimveesektor.
Bedragen daarvoor zijn nog niet
bekend.
Plantaardige produktie
Het onderzoek ten behoeve van plant
aardige produktie zal zich vooral rich
ten op de overschot- en
bouwplanproblematiek. Het huidige
bouwplan kan niet uitsluitend verbe
terd worden door het vinden van
nieuwe gewassen en daarbij aange
paste teelttechnieken. Tegelijkertijd
zal aan de verwerking en de afzet van
de produkten veel onderzoek moeten
worden gespendeerd. Ook voor de
meest geteelde akkerbouwgewassen
zal moeten worden gekeken naar mo
gelijkheden van verdere verwerking.
Het wordt steeds duidelijker, dat de
mogelijkheden van verwerking van de
geoogste produkten sterk beïnvloed
worden door rassenkeuze en de toe
gepaste teelt- en bemestingsmetho
den. Aldus minister Braks.
De mogelijkheden voor de sierteelt en
de voedingstuinbouw om hun pro
dukten langdurig vers te houden lig
gen in hetzelfde vlak. Vandaar dat
voor de akker- en tuinbouw een on
derzoekprogramma voor na
oogstproblemen wordt ontworpen,
waarin de nu nog verspreid gerichte
onderzoekprojekten gebundeld en la
cunes opgevuld moeten worden.
Groepshuisvesting
Minister Braks deelt mee dat in het
welzijnsonderzoek de resultaten
van de groepshuisvesting van kal
veren worden geëvalueerd. Maar
de verwachting is volgens de mi
nister, dat nog enkele jaren onder
zoek noodzakelijk zullen zijn voor
de beantwoording van een aantal
voor de toepassing beslissende
vraagstukken.
Ook de groepshuisvesting van fok-
zeugen krijgt nadere aandachi, om
het welzijn van de dieren te ver
beteren en de invoering van auto
matisering mogelijk te maken. De
bewindsman veronderstelt dat een
en ander een ingrijpende verande
ring in de bedrijfsvoering met zich
mee zou kunnen brengen. De duur
van het onderzoek wordt geschat
op vier tot vijf jaar.
Vrijdag 19 september 1986