2 \t.o
Landbouwbegroting weinig bemoedigend
vanuit de Z.L.M. gezien
zuidelijke landbouw maatschappij
Braks: koers landbouwbeleid word!
bepaald door ekonomische realiteiten
VRIJDAG 19 SEPTEMBER 1986
74e JAARGANG NO. 3843
land- en
tuinbouwblad
J
....bietenoogst...
t, %**h
aas
- -
Maandag jl. is in het Zuidwesten de bietenkampagne van start gegaan (in het Noorden al enige dagen
eerder). Tot de Kerst zullen daarom van nu af aan de bietenoogstmachines in aktie zijn, zoals hier in
Wolphaartsdijk. Na de langdurige droogte hebben de bieten de afgelopen weken geprofiteerd van de re
gen. De kilogramopbrengst zal gemiddeld dan ook zeer goed zijn, maar de verwachte suikergehaltes van
vooral de eerste leveringen zullen door de recente regen enigszins tegenvallen.
Minister Braks stelt bij de toelichting op de Land
bouwbegroting dat het landbouwbeleid eerste stap
pen heeft gezet in de goede richting. Het volgen van
dit pad zal dan ook voortdurend strategische bezin
ning vragen op wat te doen staat. De hoge graad van
vakbekwaamheid en ondernemerschap van agrarisch
Nederland, geschraagd door stelselmatige inspanning
en een nauw verweven onderwijs, voorlichting en on
derzoek op landbouwkundig gebied hebben onze
land- en tuinbouw gemaakt tot een zeer belangrijke
bron van onze welvaart en tevens tot een van de
meest vooraanstaande ter wereld.
Een schouderklopje van de ministei*van landbouw dat
zeer positief klinkt.
Daarmee wil minister Braks het landbouwbeleid dat
de Nederlandse overheid voorstaat rechtvaardigen.
Hij vindt dat het in gang gezette marktgericht denken
in Europa nog te aarzelend is. Verdergaande beslissin
gen mogen niet te lang op zich laten wachten. De er
varing leert echter dat dit in gang gezette beleid tot
gevolg heeft dat andere EG-lidstaten daardoor hun
landbouwbeleid nationaliseren.
De Nederlandse overheid blijkt niet bereid te zijn de
land- en tuinbouw als belangrijke bron van welvaart,
ekstra te ondersteunen.
Geen ruimte voor het socio-struktuurbeleid nu op
nieuw de begroting van het O&S-fonds met f 5 min
wordt verminderd. De problemen waarmee de land
en tuinbouw te maken heeft worden in de toelichting
op de landbouwbegroting breed uitgemeten. Maar
een duidelijk beleid hoe de problemen opgelost kun
nen worden met als doelstelling het behoud van
perspektief voor de agrarische sektor missen wij he
laas. Marktgericht beleid, akkoord, maar daar hoort
een positief stimulerend beleid bij. Gesteld wordt dat
op minder grond de produktie zal plaatsvinden door
de verdergaande technologische ontwikkelingen. Dat
zal gebeuren op lokaties waar de produktie-
omstandigheden optimaal zijn. Haaks daarop staan de
bezuinigingen op de begroting van de landinrichting
met ^18,6 min en wij noemen daarbij de beslissing
van de regering dat de Markerwaard niet wordt inge
polderd. Hierdoor wordt door de problemen van van
daag het perspektief op de toekomst ontnomen.
Onderzoek, voorlichting en onderwijs worden een
sleutelrol toebedeeld bij de verdere ontwikkeling van
de land- en tuinbouw.
Maar ook dit beleid ontkomt niet aan de bezuinigings
drift van de overheid. Moeilijk is het na te gaan hoe de
verhoudingen zijn tussen het praktisch gericht onder
zoek en het onderzoek gericht op milieu, welzijn die
ren en landschapsbehoud. Daarbij moet natuurlijk ook
erkend worden dat onderzoek op de laatstgenoemde
terreinen voor de land- en tuinbouw belangrijk zijn.
Wel duidelijk is dat het RIVRO (Rijksinstituut voor
rassenonderzoek), nu ondergebracht wordt bij het
landbouwkundig onderzoek. Dat betekent dat het be
drijfsleven nu ook het RIVRO voor 50% gaat meefi-
nancicren. Meer betrokkenheid van het bedrijfsleven
zal nieuwe programma's mogelijk moeten maken bij
het onderzoek. Met deze betrokkenheid wordt met
name bedoeld de financiële medeverantwoorde
lijkheid.
Bij de voorlichting wordt aangegeven dat door het
vormen van Konsulentschappen in Algemene Dienst
de doorstroming vanuit het onderzoek naar de voor
lichting beter verloopt. Hoe dat verder vertaald gaat
worden naar de praktijk is niet duidelijk. De invoering
van de automatisering zal moeten leiden tot kwali
teitsverbetering van de voorlichting. Deze automati-
"Steeds duidelijker markeert zich de koers die het land
bouwbeleid de komende jaren zal moeten volgen". Met
deze regel opent minister Braks zijn inleiding van de Me
morie van Toelichting op de begroting 1987 van het mi
nisterie van Landbouw en Visserij. Die koers wordt
volgens de bewindsman vooral bepaald door de ekono
mische realiteiten, waarmee wij onverminderd gekonfron-
teerd worden. Eerste stappen in de goede richting zijn al
gezet, maar op de gekozen weg zullen beslist nog lastige
obstakels opdoemen. Het volgen van dit pad zal dan ook
voortdurende strategische bezinning vragen op wat te doen
staat. Het lijkt onvermijdelijk dat die bezinning ook in
Europees verband tot aanvullende - soms ingrijpende -
beslissingen zal leiden.
Een belangrijk element van de nieuwe koers, zo blijkt uit
de Memorie, is vooral het meer marktgericht denken dat
- in de EG veld wint. Maar het is slechts een aarzelend be
gin en volgens minister Braks mogen, verdergaande beslis
singen niet te lang meer op zich laten wachten. De
boterberg is immers tot ongekende hoogten gestegen en
ook van graan en suiker blijven de voorraden toenemen.
Daarbij lopen de afzetmogelijkheden steeds meer terug
en zijn er vooralsnog geen tekenen die wijzen op een aan
trekken van de vraag. De bewindsman zal de reeds in het
regeerakkoord aangekondigde studie laten verrichten,
waarin voor produkten met een struktureel overschot ver
schillende modellen voor produktiebeheersing op hun ef-
fektiviteit getoetst zullen worden.
Overigens vindt de minister dat acceptatie van een markt
gericht beleid dat houdt snijdt, in belangrijke mate afhan
kelijk is van flankerende maatregelen, die in het kader van
het EG-struktuurbeleid doorgevoerd kunnen worden. Een
zeer waarschijnlijke teruggang van inkomens en werkge
legenheid, al dan niet gepaard met het uit produktie ne
men van grond, zal op enigerlei wijze een flankerend beleid
vragen. De voorstellen van de Europese Commissie van
mei jl., leggen volgens de bewindsman teveel de nadruk
op vervroegde uittreding en te weinig op vermindering van
het agrarische produktie-potentieei.
Produceren is één verkopen is twee
Voor agrarisch Nederland blijft, gezien de huidige situa
tie, vergroting van de afzetmogelijkheden absoluut
geboden.
Dankzij snel voortschrijdende technologische ontwikke
lingen kan en zal de agrarische produktie plaatsvinden op
veel minder grond, namelijk op lokaties waar de
produktie-omstandigheden optimaal zijn. Hierdoor wordt
meer ruimte geschapen voor een land- en tuinbouw die
niet alleen rekening houdt met natuur- en landschapsbe
houd, milieubescherming en openluchtrekreatie, maar met
het welzijn van landbouwhuisdieren.
sering naar de praktijk toe vertalen blijkt evenwel niet
eenvoudig te zijn. Gesteld wordt verder dat er een
bredere informatie-uitwisseling via een overleg-
struktuur met de voorlichting en het bedrijfsleven tot
stand is gekomen. Met de voorlichting gaat het
steeds meer in de richting van privatisering. Het zou
goed zijn dat er meer duidelijkheid komt hoe de objek-
tieve voorlichting voor de toekomst gewaarborgd kan
blijven. Dat geldt voor de overheid maar ook voor de
georganiseerde landbouw. De ontwikkelingen, zoals
die nu plaatsvinden, dreigen de voorlichting téveel te
versnipperen. De algemene indruk over deze land
bouwbegroting is dat de verdere ontwikkeling van de
land- en tuinbouw in zeer sterke mate beïnvloed zal
worden door de problemen van de overschotten en de
eisen die gesteld worden aan milieu, welzijn van die
ren en landschapsbehoud. Verder blijkt dat het mini
sterie van Landbouw steeds meer onder druk staat,
beïnvloed wordt, door de Nederlandse politiek. Regels
en wetten komen steeds dringender (dreigender) op ons
af. Regels en wetten die zo ingewikkeld zijn dat dit bij
diegenen waarvoor ze bestemd zijn veel onzekerheid,
ergernis en onrust veroorzaakt. Dat geldt evenzeer voor
de landbouworganisatie en de voorlichting waarvan de
praktijk verwacht dat zij antwoord kunnen geven op hun
vragen.
Konklusie: ondanks het feit dat de landbouw een be
langrijke bron van onze welvaart is, blijkt dat de land
bouwbegroting niet ontkomen is aan de bezuinigings
drift van de overheid. Er wordt onvoldoende aangege
ven hoe de problemen en spanningen waar de land
en tuinbouw nationaal en internationaal mee te ma
ken heeft opgelost moeten worden.
Doeleman