Voorlopige landbouwtelling 1986
voor de veehouderij
Rundveestapel verder
ingekrompen; groei
varkensstapel houdt aan
Kunstmest
uit rookgas
Het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek heeft onlangs de voorlopige
uitkomsten van de landbouwtelling
voor de veehouderij bekendgemaakt.
Hier volgt een overzicht, waarin tel
kens achter de voorlopige uitkomst
voor 1986 de uitkomst voor 1985 tus
sen haakjes vermeld staat.
Rundvee X 1000 stuks
Jongvee (geen mest- en weidevee) jon
ger dan 1 jaar, vrouwelijk 695 (743);
mannelijk 44 (53); 1 tot 2 jaar, vrou
welijk 736 (826); mannelijk 34 (35);
2 jaar en ouder, vrouwelijk (nooit ge
kalfd) 172 (188).
Melk- en kalfkoeien 2265 (2367).
Stieren voor de fokkerij 2 jaar en
ouder 9 (9).
Mest- en weidevee, mestkalveren 668
(638). Ander jongvee voor de meste-
rij jonger dan 1 jaar, vrouwelijk 19
(16); mannelijk 181 (174); 1 tot 2 jaar,
vrouwelijk 28 (24); mannelijk 122
(106); 2 jaar en ouder, vrouwelijk 28
(15); mannelijk 9 (7).
Mest-, weide- en zoogkoeien 2 jaar en
ouder 45 (46).
Totaal rundvee 5055 (5248).
De rundveestapel is in 1986, vergele
ken met 1985, met 3,7% ingekrom
pen tot 5,06 min. stuks. De
belangrijkste kategorie runderen
(melk- en kalfkoeien) nam 4,3% in
aantal af. Het aantal varkens nam
met 6,1% toe tot 13,1 min. Bij de kip
pen was sprake van een beperkte stij
ging (0,8%). Een en ander blijkt uit
de voorlopige uitkomsten van de
Landbouwtelling 1986 voor wat be
treft de veestapel, die het Centraal
Bureau voor de Statistiek bekend
heeft gemaakt.
Rundvee
Naast de inkrimping van de melk
veestapel deed zich ook een afname
voor van het jongvee voor de fokke
rij (9%). Bij de verschillende katego-
rieën mestvee vond een toename van
het aantal plaats. Het aantal mestkal
veren nam met 30.000 toe (5%), ter
wijl de overige kategorieën mestvee
samen een uitbreiding van de stapel
met 11% lieten zien. Het aantal be
drijven met rundvee nam met 5% af;
het aantal bedrijven met melkvee met
6%.
Varkens
Bij vrijwel alle kategorieën varkens
valt een toename van het aantal te
konstateren. Het aantal mestvarkens
steeg met 7% tot 6,8 min., terwijl bij
de biggen een toename van 6% te
konstateren valt. Het aantal fokvar-
kens nam met 3% toe, waarbij de be
langrijkste groep (gedekte zeugen) het
grootste deel van de toename voor
zijn rekening nam. Opvallend is de
betrekkelijk geringe afname (1%) van
Het kernonderzoekcentrum in het
Westduitse Karlsruhe heeft een
methode ontwikkeld waarmee
hoogwaardige kunstmest uit rook
gas vervaardigd kan worden. Het
centrum ziet in deze nieuwe ont
wikkeling een mogelijkheid het
probleem van de luchtverontreini
ging door stookinstallaties tot een
oplossing te brengen.
Het grote voordeel van de nieuwe
methode is dat de rookgassen van
met kolen, olie en gas gestookte
krachtcentrales en andere vuur
haarden niet alleen worden gerei
nigd, maar dat tevens de
reststoffen opnieuw kunnen wor
den gebruikt voor een nuttig pro-
dukt. De grote vraag bij alle
andere tot nu toe ontwikkelde me
thoden van rookgasreiniging was
wat er met de na de zuivering van
de uitgestoten gassen overblijven
de stoffen moet gebeuren. Door
dit afval-as ergens te storten vormt
het alsnog een belasting van het
milieu.
het aantal bedrijven met varkens.
Pluimvee
De uitbreiding van de kippenstapel
deed zich vooral voor bij de leghen
nen met een leeftijd tussen 18 weken
en 20 maanden (3%). De overige ka
tegorieën leghennen en slachtkuikens
gaven nauwelijks een uitbreiding te
zien. Ook het aantal bedrijven met
slachtkuikens bleef nagenoeg gelijk.
Het aantal eenden voor de slacht nam
opnieuw toe en wel met 8%. Opval
lend is de toename van het aantal kal
koenen voor de slacht (30%) tot
829.000.
Geiten, schapen en paarden
De geitenstapel op landbouwbedrij
ven nam zeer sterk toe (76%). Voor
al het aantal melkgeiten liet een forse
toename zien (128%). Het aantal gei
ten bedroeg in 1986 21.400 stuks. De
schapenstapel was 4% groter in om
vang; het aantal bedrijven met scha
pen bleef nagenoeg gelijk. Het aantal
paarden en pony's nam met 1% af.
Overigens geldt voor deze laatste dier
soorten, dat een aanzienlijk gedeelte
van de totale stapel gehouden wordt
op bedrijven of door partikulieren,
waartoe de landbouwtelling zich niet
uitstrekt.
Aantaj bedrijven X 1000 met: rund
vee 72,7 (76,6); melk- en kalfkoeien
54,8 (58,0.)
Geiten X 1000 stuks
Melkgeiten 10,6 (4,7); overige geiten
10,7 (7,5). Totaal geiten 21,4 (12,2.)
Varkens x 1000 stuks
Biggen tot 20 kg, nog bij de zeug 2351
(2280); niet meer bij de zeug 2301
(2128).
Mestvarkens, 20 tot 50 kg 3103
(2940); 50 kg en meer 3689 (3392).
Fokvarkens, opfokzeugjes en -
beertjes, 20 tot 50 kg 171 (174); op-
fokzeugen 50 kg en meer 238 (226);
gedekte zeugen 907 (872); zeugen bij
de biggen 258 (251); overige fokzeu-
gen 79 (78); opfokberen 50 kg en meer
12 (11); dekrijpe beren 32 (32).
Totaal varkens 13139 (12383).
Aantal bedrijven x 1000 met varkens
35,7 (36,1); fokzeugen 50 kg en meer
18,0 (18,6).
Kippen x 1000 stuks
Slachtkuikens 38400 (38383).
Moederdieren van slachtrassen, jon
ger dan 5 maanden 2690 (2722); 5
maanden en ouder 4492 (4347).
Leghennen, jonger dan 18 weken
11420 (11327); 18 weken tot 20 maan
den 28655 (27869); 20 maanden en
ouder 4914 (5240).
Totaal kippen 90559 (89887).
Aantal bedrijven x 1000 met kippen
6,5 (7,2); en met slachtkuikens 1,5
(1,5).
Schapen X 1000 stuks
Lammeren 457 (447).
Overige schapen, vrouwelijk 379
(358); mannelijk 11 (9).
Totaal schapen 848 (814).
Aantal bedrijven x 1000 met schapen
19,7 (19,7).
Paarden en pony's x 1000 stuks,
paarden jonger dan 3 jaar 13 (13);
paarden 3 jaar en ouder 28 (28); po
ny's jonger dan 3 jaar 4 (4); pony's
3 jaar en ouder 16 (16).
Totaal paarden en pony's 61 (61).
Aantal bedrijven x 1000 met paar
den en pony's 19,5 (19,5).
Eenden en kalkoenen x 1000 stuks,
jonge eenden voor de slacht 605 (561);
jonge kalkoenen, voor de slacht 829
(640); kalkoenen voor de broedeieren-
produktie, jonger dan 7 maanden 37
(22); 7 maanden en ouder 17 (27).
Totaal eenden en kalkoenen 1489
(1249).
In de maanden augustus en septem
ber worden over het algemeen de
meeste hektaren grasland ver
nieuwd. Vocht en warmte zijn in die
periode uitstekende faktoren voor
het goed slagen van de herinzaai,
waarbij vooral een evenwichtige be
mesting onontbeerlijk is.
Vooraf grondonderzoek
Een juist inzicht in de be
mestingstoestand van de grond ver
krijgt men het beste door gebruik te
maken van de mogelijkheden van
grondonderzoek. Bij graslandver
nieuwing is het gewenst het monster
vooraf op bewerkingsdiepte te laten
steken, met dien verstande dat de
bovenste vijf centimeter oude zo-
delaag) niet in het monster moet
worden meegenomen. De grond on
der de oorspronkelijke zode gaat bij
de verbetering het nieuwe zaaibed
vormen en is meestal arm aan plan-
tenvoedende stoffen, terwijl als regel
ook de pH te wensen overlaat. De te
korten kunnen zodoende tijdig wor
den aangevuld om het jonge gras een
vlotte start te geven.
De basisbemesting
De basisbemesting kan het beste
worden uitgevoerd volgens het ad
vies van het Bedrijfslaboratorium,
waar bij herinzaai een groot deel van
de bemesting gedekt kan worden
door drijfmest. Per ton drijfmest
wordt er ongeveer 1,5 kg stikstof,
1,5 kg fosfaat, 5 kg kali, en 1 kg
magnesium verstrekt, mits die mest
wordt uitgereden na het ploegen en
voor de zaaibedbereiding. Het moet
overigens niet worden uitgesloten
dat hier en daar nog zal moeten wor
den bijgestuurd met kunstmest-
stikstof-fosfaat-kali. Tekorten aan
magnesium-natrium-koper en cobalt
kunnen worden aangevuld door Mg-
houdende (kalk)meststoffen en
spoorelementen meststoffen.
De bekalking
Voor een goede aanslag van het
graszaad en een optimaal rendement
van de gegeven meststoffen is een
juiste pH van de grond noodzake
lijk. Graslandvernieuwing geeft een
uitstekende mogelijkheid de even
tueel te lage kalktoestand weer op
het goede nivo te brengen. Door de
diverse bewerkingen van de grond
gedurende de vernieuwing kan de
noodzakelijke hoeveelheid kalk met
de nieuwe teeltlaag intensief worden
gemengd. Dit is in het bijzonder bij
herinzaai van groot belang, omdat
V- -i
- O T- i*.
Het Konsulentschap in Algemene
Dienst voor de rundveeverbetering
heeft een voorlichtingsbundel sa
mengesteld met als titel 'MRIJ: dub-
beldoelras in diskussie'. In deze bun
del zijn een aantal visies verwerkt
omtrent de toekomst van de MRIJ-
fokkerij.
Door inkruising met Holsteins zijn
de mogelijkheden voor verbetering
van de aanleg voor melkproduktie
van de Nederlandse melkveestapel
aanzienlijk gebleken. De vraag is
steeds hoe lang het MRIJ-ras de kon-
kurrentie aan kan met de zwartbon
ten, waar inmiddels het Holsteins-
bloed niet meer weg is te denken. De
superheffing speelt een niet onbelang
rijke rol. Bij het kruisen van MRIJ
met HF zal de post 'omzet en aan
was' vrij snel dalen, terwijl de ekstra
opbrengsten uit melk pas in een later
stadium merkbaar worden.
Ing. M. Sikkema, specialist rundvee
verbetering bij het Konsulentschap
voor de rundveehouderij in Zwolle
berekende voor ons begin dit jaar
(Tuinder van 9 januari 1986) dat de
fokwaarde van HF-stieren circa
ƒ250,— hoger moet liggen dan bij
MRIJ-stieren met een fokwaarde op
MRIJ-basis. Dit om het verlies aan
omzet en aanwas weer goed te ma
ken. Voor elke ƒ25,die het sper
ma per dosis méér kost, geldt dat de
fokwaarde van de betreffende stier
ƒ100,hoger moet zijn. Overwe
gingen zoals een betere vererving
van de uiers bij de HF-stieren zijn
hier buiten gelaten.
Op dit moment staat men in de
MRIJ-fokkerij niet zozeer meer voor
de vraag of er gekruisd moet worden
met HF. Veel nadrukkelijker laat
zich in de diskussies gelden hoeveel
vreemd bloed gewenst is. Moet de
fokrichting gaan naar 50% HF of
zelfs 75% HF binnen het MRIJ-ras.
Ing. J. Zijlstra, medewerker bij het
CAD-rundveeverbetering in Arn
hem voorziet naar aanleiding van
zijn studies in de komende 10 jaar,
dat er met een fokbeleid gericht op
produktieverhoging en behoud van
de vleesproduktie-eigenschappen
nog veel is te bereiken binnen het
MRIJ-ras. Niettemin zal daarna het
verschil behoorlijk kunnen oplopen
ten gunste van de zwartbonte veesta
pel. In dat opzicht verdient inkrui-
sen met HF-bloed dan ook de volle
aandacht. Het wachten is nu dan
ook op de verervingscijfers van de
kruislingstieren (RHF x MRIJ) die
de komende jaren beschikbaar
komen.
De voorlichtingsbundel die uitvoerig
stil staat bij de gevolgen van het al
dan niet gebruiken van vreemd
bloed in de MRIJ-fokkerij, is te
bestellen bij genoemd Konsulent
schap (085) 861122.
Alleen door een optimale bemest ings- en bekalkingstoestand van de
grond bij graslandvernieuwing kan een hoge produktie van kwalitatief
goed voer worden gerealiseerd
hierna niet meer in de grond wordt
gewerkt. Heeft men overigens niet
de beschikking over een recente
grondanalyse, dan is het nuttig om
voor alle zekerheid toch maar rond
2.000 kg kalkmeststof per hektare
toe te passen.
Naast onkruidbestrijding, ontwate
ring en egalisatie, is het bij grasland
vernieuwing van essentieel belang
dat de bemestings- en bekal
kingstoestand van de grond in opti
male konditie wordt gebracht. Al
leen op deze wijze kan een hoge pro
duktie van kwalitatief goed voer
worden gerealiseerd.
VARKENS
Het laden en VERPLAATSEN VAN
MESTVARKENS tijdens hoge tem
peraturen dient rustig plaats te vin
den. Hoge temperaturen en
inspanning van de varkens kan veel
dode dieren geven. Dit geldt in gro
tere mate voor guste- en dragende
zeugen. Verricht deze werkzaamhe
den zoveel mogelijk tijdens de koelste
uren van de dag, dus tijdens de vroe
ge morgenuren. Overigens met rust is
het meeste te bereiken bij varkens.
De zomermaanden zijn uitermate ge
schikt om ONDERHOUD aan de
stallen te verrichten. Is het buiten
schilderwerk nog goed, liggen de golf
platen goed, kan het regenwater tij
dens de winter goed worden
afgevoerd, hangen de deuren overal
goed, wanneer is de centrale verwar
ming voor het laatst schoongemaakt
en nagekeken? Dit zijn een aantal vra
gen die u bij uzelf zou kunnen stellen.
UITLOOP geven aan gelten en te
dekken zeugen is een goede zaak. Op
veel bedrijven is uitloop in de winter
maanden moeilijk te geven, omdat
deze niet voldoende verhard is. Het
is nu de tijd om deze uitloop te ver
harden. Zorg dat het regenwater weg
kan. Komende winter zult u met veel
plezier het resultaat kunnen
waarnemen.
De keuze van het voeren van NOR
MAAL VOER OF GEKONCEN
TREERD VOER is vooral
afhankelijk van de vraag hoe de ver
houding in prijs per 100 kg voer ligt.
Gekoncentreerd voer heeft een hoge
re energiewaarde en een hoger eiwit
gehalte dan normaal
mestvarkensvoer. Voor varkens met
een goed technisch resultaat, waar de
voer opname de beperkende faktor is,
kan al snel hoog gekoncentreerd voer
worden verstrekt. Bij een goed resul
taat wordt hier bedoeld 700 gram
groei of meer en een voederkonver-
sie van 3,0 en lager. Per 1% hogere
energie-waarde (bijvoorbeeld 1,03
naar 1,04 EW) mag de voerprijs niet
meer dan met 1% stijgen. Bedrijven
met een gemiddeld technisch resultaat
of lager moeten eerst met normaal
mestvarkensvoer proberen hun resul
taat te verbeteren.
Snijmais moet gelijkmatig en kort ge-
ha kse ld worden. Een theoretische
HAKSELLENGTE van 6-8 mm is ge
wenst. Daarbij zijn een goede afstel
ling van de machine en scherpe
messen van belang. Kijk hierop toe
zodra de loonwerker begint. Wanneer
droge mais niet goed gehakseld
wordt, treden er bij het voeren extra
spil- en bladverliezen op.
Vrijdag 5 september 1986
9