Bewerking van de grond na de oogst
Stamselektie moet voor gezonde
uitgangspositie blijven zorgen
Najaarsbekalking nodig en nuttig
Ziektebeheer nader onder de loupe(5)
Wateroverlast na het rooien van konsumptie-aardappelen en suiker
bieten is geen ongebruikelijk beeld. Er ontstaan dan problemen bij
de verdere grondbewerking. Bij rooien onder slechte omstandigheden
heeft de struktuur van de grond zichtbaar te lijden. Dan rijst de vraag
met welke maatregelen de gevolgen van deze verslechterde struktuur
zoveel mogelijk beperkt kunnen blijven.
hebben deze eigenschap niet. Door
zwel en krimp van kleideeltjes ont
staan in zwaardere grond krimp-
scheureq die eventueel aanwezige
verdichtingen verbreken. Dit korrige-
rende vermogen neemt dus toe met de
Grondbewerking na het rooien, het
afwegen waard
De huidige oogstmethoden van sui
kerbieten en aardappelen gaan veelal
gepaard met een intensief berijden
van de grond. Dit komt zeker niet ten
goede aan de struktuurtoestand van
de grond. Door een slechtere struk
tuur zal het volgende gewas moeilij
ker bewortelen. Door een verstoring
van de grond - water - luchtverhou-
ding in de bodem zal een verminder
de groei het gevolg zijn. Het nadelig
effekt van berijden op de struktuur is
te splitsen in de zichtbare insporing en
de ondergrondse verdichting. Beide
effekten kunnen in bepaalde situaties
om maatregelen vragen. Bedenk hier
bij wel dat voorkomen altijd beter is
dan genezen.
Insporing
Iedere grond kan een bepaalde druk
verdragen zonder te vervormen.
Meestal zal de bodemdruk van een
band deze druk overschrijden zodat
insporing ontstaat. Door insporing
ontstaat een bodemstruktuur die een
hogere druk kan opvangen. Het na
deel is echter dat deze vastere struk
tuur minder water door zal laten
omdat de grootste poriën zijn dicht-
gedrukt. Dit komt nog sterker tot
uiting als een aangedreven wiel door
wielslib het bovenlaagje heeft ver-
smeerd. Een ander nadeel van inspo
ring is een ongelijke ligging waardoor
regenwater juist in die sporen loopt.
Het gevolg is dat snel water in de spo
ren blijft staan hetgeen ploegen aan
zienlijk bemoeilijkt. Het beste is nu
om allereerst te zorgen dat geen wa
ter in de sporen komt te staan. Indien
de grondsoort dit toelaat dan is het
raadzaam om zo snel mogelijk na het
rooien te ploegen, liefst zonder voor
bewerking. Deze werkwijze veroor
zaakt de minste struktuurbelasting en
voorkomt wateroverlast. Anders is
het wanneer het perceel door sporen
dusdanig ongelijk ligt dat vlak ploeg-
werk niet mogelijk is. Dan dient door
een lichte bewerking met een
vastetand-kultivator eerst het land
enigszins gelijk gemaakt te worden.
Stel de kultivator hierbij niet dieper
in dan noodzakelijk is voor een vlak
ke ligging. Een diepere bewerking
kost extra trekkracht voor een bewer
king die door de ploeg weer gedaan
wordt. Op lichte gronden is het vaak
niet raadzaam om direkt na het rooi
en te ploegen in verband met verslem-
ping gedurende de winter. Op deze
gronden dienen de sporen opgebro
ken te worden om voldoende water-
doorlatendheid te garanderen. Een
bewerking met een vastetand-
kultivator tot ±10 cm is veelal vol
doende om later onder goede omstan
digheden te kunnen ploegen. De
gevolgen van insporing moet men met
zo min mogelijk bewerkingen tegen
gaan. Bij een bewerking onder slech
te omstandigheden is het middel vaak
erger dan de kwaal. Stel daarom een
bewerking nooit uit die U onder gun
stige omstandigheden kunt doen.
Ondergrondse verdichting
Üit onderzoek is gebleken dat door
berijden van bouwland net onder de
bouwvoor een verdichte laag ontstaat.
Door het instituut voor kuituurtech
niek en waterhuishouding is in 1975
een aantal percelen in het zuidwesten
onderzocht. Op 40% van de onder
zochte percelen vond men een ver
dichting die schadelijk wordt geacht
voor de waterdoorlatendheid. Versto
ring van de waterhuishouding, als ge
volg van verdichting leidt al gauw tot
opbrengstderving. In principe ont
staat in iedere grondsoort een verdich
te laag als gevolg van berijden en
natuurlijke zetting van de grond. De
gevolgen op zwaardere gronden met
meer dan 25% afslibbare delen zijn
echter minder dan op lichte gronden.
Hiermee is niet gezegd dat zwaarde
re gronden minder gevoelig zijn voor
ilSSSUS!
Aardappelland dat gedeeltelijk bewerkt is met de vaste tandkultivator.
Bewerkingsdiepte ca. 18 cm.
verdichting. Kleideeltjes hebben na
melijk de eigenschap om onder natte
omstandigheden te zwellen en bij
droogte te krimpen. Zanddeeltjes
zwaarte van de grond. Indien deze na
tuurlijke korrektie te wensen overlaat
kan het nodig zijn om zelf maatrege
len te nemen. Verdichting in de grond
kunt U zeis opsporen met behulp van
een drainprikker. Dit is een puntige
staaf van ongeveer 1 meter lengte met
aan de bovenkant een handvat en aan
de onderkant een verdikking om kle
ven aan de zijkant te voorkomen. Met
wat ervaring kunt u op deze manier
zelf verdichtingen opsporen en bij
voorbeeld percelen onderling vergelij
ken. De grond dient hiervoor licht
vochtig te zijn. Na het rooien loopt
U toch over het perceel om te bekij
ken wat er moet gebeuren. Neem dan
die prikker mee om ook in de onder
grond te kijken.
Konstateert U een verdichting dan
kan deze worden opgebroken in een
aparte werkgang met een scherpe
woeler of met woelijzers aan de
ploeg. Woelijzers aan de ploeg ver
dienen hierbij de voorkeur.
Een scherpe woeler, de zogenaamde
twee-, of driepoot vraagt namelijk
veel meer vermogen en de dieptere
geling laat vaak te wensen over. Bo
vendien vraagt een scherpe woeler
een aparte werkgang in tegenstelling
tot woelijzers aan de ploeg.
Een goede diepte-regeling is van be
lang omdat het opbrekend vermogen
van een woeler het grootst is vlak bo
ven het woelijzer. Aangezien een ver
dichte laag onder de bouwvoor vaak
niet dikker is dan 6a 12 cm zouden
we bij een ploegdiepte van 28 cm
dus een bewerkingsdiepte moeten
hebben van maximaal 40 cm. Dieper
kent de grond vaak wel een goede
struktuur die niet om bewerking
vraagt. In tegenstelling tot de scher
pe woeler hebben woelijzers aan de
ploeg geen extra bewerking nodig en
is de bewerkingsdiepte wel nauwkeu
rig. In plaats van woelijzers aan de
ploeg wordt tegenwoordig steeds meer
gebruik gemaakt van de zogenaamde
open voorwoeler. Deze woeler heeft
dezelfde voordelen als woelijzers. Bo
vendien hoeft men niet meer door een
gewoelde voor te rijden. Uit proeven
blijkt dat het opbreken van een ver
dichting na ongeveer twee jaar teniet
gedaan is door natuurlijke zetting en
opnieuw berijden van de grond. Dit
houdt in dat op lichtere gronden die
geen zwel en krimp kennen men dus
regelmatig een opbrekende bewerking
zal moeten uitvoeren. Kontroleer ech
ter eerst of de grond inderdaad ver
dicht is en voer deze bewerking alleen
uit onder droge omstandigheden.
Samenvattend kunnen we stellen dat
de ploeg het beste werktuig is om de
gevolgen van sporen op te heffen. Di
rekt na het rooien zijn de omstandig
heden hiervoor vaak het best. Voor
het opbreken van een verdichte laag
onder de bouwvoor kunnen woelij
zers aan de ploeg worden gemon
teerd, of een zogenaamde open
voorwoeler aan de ploeg. Voer deze
bewerking alleen onder droge om
standigheden uit.
Namens de Konsulentschappen voor
de Akkerbouw en de Tuinbouw in
Zuid-West Nederland,
ing. M.C.M. Verdaasdonk
Bij het beheren van ziekten spelen
nog steeds de Nederlandse stamse-
lekteurs een belangrijke rol. Zij zijn
het, die gesteund door laboratorium
onderzoek en mogelijk door de
snelle vermeerdering via 'buizen'
ons pootgoed een gezonde basis, een
gezonde uitgangspositie moeten blij
ven geven.
Stamselektie-systeem
Ons stamselektie-systeem zoals dat
in Nederland wordt toegepast is wel
haast uniek in de wereld. De Neder
landse stamselekteur zoekt in een
veld aardappelen planten op, die
naar zijn inzicht waardige vertegen
woordigers zijn van het ras; het
juiste type, sterke planten en uiter
aard: gezond. Van één plant in enke
le jaren tijd grote velden aardappels
opbouwen, gezond en uniform. Een
goede begeleiding, een goede on
dersteuning daarvan vindt plaats
met een bladtest gedurende de groei
periode. Via het stammenveld op de
Bij voorkeur moet men de nazo
mer of herfst benutten om de
achterstand in de kalktoestand
van de grond door middel van
een reparatiebekalking weer in te
halen of de pH van de bouwvoor
met een onderhoudsbekalking op
het goede peil te houden. De
gestrooide- kalk, mits regelmatig
verdeeld en daarna goed inge
werkt, krijgt hierdoor ruim
schoots de gelegenheid de pH in
het voorjaar op het gewenste ni-
vo te brengen voor het te verbou
wen kalkminnende gewas.
Welke percelen hebben de
voorkeur
De akkerbouwer heeft als regel te
maken met gewassen die uiteenlo
pende eisen stellen ten aanzien van
de zuurgraad van de grond. Bepaalt
men zich tot de zogenaamde kalk
minnende gewassen, zoals bieten,
vlinderbloemigen, gerst en mais, dan
is het raadzaam dit najaar die perce
len te gaan bekalken waarop derge
lijke gewassen het komend jaar ge
teeld zullen worden. Ideale toepas
singsmogelijkheden van kalk zijn er
in deze periode voldoende, zoals bij
voorbeeld in de vorm van een stop-
pelbekalking (graan, mais) of op vrij
gekomen aardappelland. Vrijwel al
le kalkmeststoffen zijn moeilijk
oplosbaar in water. Het koolzuur
houdend bodemwater moet ze om
zetten in een oplosbare vorm. Om
een goed en snel rendement van de
gestrooide kalk te bereiken is het dus
aan te raden deze zo regelmatig over
de grond te verdelen en daarna zo in
tensief mogelijk met de bouwvoor te
mengen door middel van een kulti
vator of iets dergelijks. Voor een
snelle werking moet de kalkmeststof
voldoende fijn zijn, terwijl een regel
matig strooibeeld alleen kan worden
verkregen met een voldoende droge
kalkmeststof.
Jaarlijks verliest de bodem kalk
door uitspoeling en door opname
van de gewassen. Met een regelmati
ge bekalking herstelt men deze ver
liezen en bereikt en behoudt men een
goede struktuur van de slibhouden-
de gronden en een gezond milieu in
de zand- en dalgronden.
De noodzaak van bekalken
Voor het verkrijgen van een goed
groeimilieu in de bodem is het een
vereiste dat de zuurgraad van de
grond optimaal is. Door regelmatig
gebruik te maken van de mogelijk
heid van grondonderzoek, kan de
grondgebruiker over de pH van de
percelen volledig worden geïnfor
meerd. Een steeds aangepaste zuur
graad van de grond bevordert inten
sieve wortelontwikkeling van het ge
was, waardoor de plant beter voed
sel en vocht opneemt. Bovendien
draagt kalk ertoe bij dat op zwaar
dere gronden de zo noodzakelijke
kruimelstruktuur zoveel mogelijk
wordt behouden. Het rendement
van de overige toe te passen
meststoffen, zowel kunstmest als or
ganische mest, wordt bij het hand
haven van een optimale pH alleen
maar gunstig beïnvloed. Kalk is een
niet te missen pijler in het totale be-
mestingsbeleid.
Oortwijn Botjeshoeve in de Noord
oostpolder worden de diverse stam
men met elkaar vergeleken om zo
doende ook een goede vergelijking te
hebben van het type per ras. Het
phoma-onderzoek op de knollen en
ook het voorkomen van bakterie-
ziekten worden de laatste jaren kate-
gorisch meegenomen. Een strenge
nakontrole in de kas op het voorko
men van viruszieke knollen wordt al
veel langer toegepast. En zo krijgen
de Nederlandse stammen een wel
haast unieke toegevoegde waarde
mee waarin veel zorg en arbeid van
de stamselekteur zit verborgen.
Door een beperkt aantal stamselek-
teurs wordt gebruik gemaakt van de
snelle gezonde) vermeerdering in
buizen via 'Slootdorp'. Een goed
hulpmiddel als men wat in 'nood' is
geraakt door het toeslaan van ziek
ten (hoofdzakelijk bakterieziekten)
op zijn bedrijf of wanneer jonge
veelbelovende rassen snel hun kan
sen in de markt moeten waarmaken.
Zo'n 10% van het Nederlandse
pootgoed is met behulp van de snelle
vermeerdering in buizen vanaf de
basisplanten opgebouwd. In de
praktijk betekent het dat er zo'n
300.000 plantjes in buizen worden
afgeleverd van bijna 100 verschillen
de rassen op jaarbasis. Verreweg het
grootste deel van ons S-materiaal
komt nog steeds van het 'ouderwet
se' stamselektiesysteem, zij het
gesteund door diverse testen en
toetsmethoden. Naar een voorzich
tig oordeel een gunstige situatie.
Aan de ene kant een goede methode
beschikbaar voor noodgevallen,
voor in nood zijnde rassen en voor
noodjaren! Overigens lijkt het erop
dat het hulpmiddel, de snelle ver
meerdering, meerdere diensten kan
gaan bewijzen in de toekomst! Bij de
verspreiding van proefmateriaal van
o.a. nieuwe opkomende rassen zijn
er steeds meer proefnemende landen
die rassenproeven via buizen willen
ontvangen. Zeer onlangs hebben de
pootaardappelorganisaties daartoe
het licht op groen gezet, zij het on
der zeer strikte voorwaarden en op
een zeer beperkte schaal. Ook bij het
bewaren van geniteurs of van 'oude
rassen' lijkt het opslaan in buizen tot
een mogelijkheid te behoren. Alle
jaren uitplanten in het veld voor de
instandhouding wordt te tijdrovend
en te duur!
Andere systemen
In Schotland werkt men volledig met
een centraal systeem. Via de zgn.
stem-cutting worden in de kas, maar
ook buiten, knolletjes verkregen op
één centrale plaats en de knolletjes
'uitgedeeld' of 'verdeeld' over de
V.T.S.C.-telers (virus tested stem
cutting), daar zijn de stamselekteurs
eigenlijk slechts vermeerderaars van
hoogwaardig uitgangsmateriaal. Het
bijzondere is wel dat deze vermeer
dering plaatsvindt in het noorden
van Schotland door erkende bedrij
ven in een vruchtwisseling van één
op acht. Dus eenmaal aardappelen
op hetzelfde perceel in 8 jaar! Voor
al de 'groundkeepers' aardappel
opslag) zijn debet aan die ruime
vruchtwisseling. Maar ik voorspel
dat wij het ook niet vol zullen hou
den met onze 1:3 en 1:4, althans niet
zonder nadere regelgeving. Ook in
Frankrijk is sprake van een centrale
stamselektie, waarbij de individuele
telers slechts een vermeerderingsrol
spelen. Bij de Duitsers komt de indi
viduele teler er ook nauwelijks aan
te pas, omdat daar de kwekers 'alles
naar zich toegetrokken hebben'.
Volhouden
Alles nogeens onder de loupe ne
mend en overziend is het de moeite
waard om te trachten de Nederland
se stamselekteur te blijven motive
ren. Met of zonder hulpmiddelen
moet hij bereid blijven basiswerk
met zorg te blijven verrichten. De
Stopa betaalt ongeveer 20% meer als
bodemprijs voor de klasse S dan
voor de klasse E. Daarmee is natuur
lijk alles lang niet afgedaanVaste ver
bindingen tussen telers en stamselec-
teurs lijkt op zijn plaats. Vaste
verbindingen die kunnen leiden tot
vertrouwensrelaties met wederzijds
voordeel. De versnelde afkaprege-
ling, die vorig jaar is ingevoerd leidt
ook in die richting. Korte transportlij
nen met name voor het hoogwaardige
pootgoed gaat dan verder tot de mo
gelijkheden behoren.
Tenslotte
Gezond uitgangsmateriaal lijkt er
voorlopig voldoende voor handen,
dankzij ons stamselektie-systeem en
de boerentelers die zich daar voor in
zetten. Maar om het gezond te hou
den, dat is een andere zaak! Veelal
komt daarvoor de bedrijfshygiëne
om de hoek kijken.
Swifterbant, A> Vernieer
8
Vrijdag 5 september 1986