De maand september op het Zuidwestelijk Veebedrijf Melkveehouderij Voeding in de herfst Diversen Opstallen kalveren De snijmaisoogst De juiste voeding geeft het beste resultaat Berigheid stimuleren Pas op voor varkenspest! Vermorsen van voer is te beperken Konsulentschap voor de Rundvee houderij te Tilburg Konsulentschap voor de Varkens- en Pluimveehouderij te Tilburg Bereken Uw ruwvoervoorraad. Om te kunnen beoordelen of er voor de stal- periode voldoende ruwvoer is, kan een ruwvoerbalans opgesteld worden. Aan de hand van deze balans kunt U dan bekijken of U nog ruwvoer bij moet kopen. De hoeveelheid ruwvoer op het be drijf aanwezig wordt uitgedrukt in kg droge stof (ds). Per grootvee-eenheid (g.v.e.) is per staldag ongeveer 9 - 10 kg ds aan ruwvoer nodig. Door de omrekening voor g.v.e. worden de volgende normen aangehouden: 1 melkkoe: 1.0 g.v.e.; 1 drachtige vaars: 0.7 g.v.e.; 1 pink: 0.5 g.v.e.; 1 kalf: 0.3 g.v.e. Door het opmeten van de kuilen kunt U vaststellen hoe veel m3 kuilgras U heeft. Een m3 kuil- gras bevat gemiddeld 180 kg ds. Hierbij is uitgegaan van een rijkuil met gronddek. Als het een lage kuil is of een kuil zonder gronddek bevat de kuil 10 - 20 kg ds/m3 minder. Voor ha's grasland die nog gemaaid moe ten worden kunt U uitgaan van 2500 - 3.000 kg ds/ha. Ook een snijmaiskuil bevat ongeveer 180 kg ds/m3. De op brengst van een goed gewas mais is ca. 12000 kg ds. Hooi bevat 90 kg ds/m3. U moet er bij de berekening wel rekening mee houden hoeveel ruwvoer U dient te reserveren voor het bijvoeren in de weideperiode. Door het lagere droge-stof-gehalte van het gras in september en doordat de smakelijkheid van het gras terug- verslepen van grond. Denk vooral aan de volgende punten: breng nooit vreemde grond op uw perceel, voer eventueel zeefgrond te rug naar het perceel waar het vandaan komt, mits goed over het land uit gespreid. kom niet met besmette machines op het land. Dit is in de praktijk moei lijk uitvoerbaar, maar als iedereen zijn verantwoordelijkheid kent, kan er al veel leed voorkomen worden. Als u als teler weet dat er op uw per ceel een ernstige ziekte voorkomt (b.v. Rhizomanie) vergeet dan niet uw loonwerker in te lichten. De loonwer ker zou dan zo serieus moeten wer ken dat de machine afgespoten wordt alvorens een ander perceel wordt gerooid. Stel een grondontsmetting niet uit, als de omstandigheden geschikt zijn, te nat en te koud geeft meestal slech te resultaten. Bedenk dat een uitgave van ƒ1000,/ha goed benut moet worden. In september kunnen nog goed aaltjesmonsters genomen worden, vooral op percelen waar in '1988 bie ten moeten komen. Als de uitslag tij dig bekend is kunt u volgend jaar nog maatregelen nemen. Diep woelen is alleen nodig als er echt storende lagen voorkomen (eerst een kuil graven). Drainage is een belangrijk iets. Zijn er op uw bedrijf nog problemen met wateroverlast, dan kunt u daar nu nog wat aan doen. Kali gestrooid in het najaar gaat snel zonder sporenschade en geeft in Het voorjaar geen zoutschade. Begin september kan er nog gele mosterd gezaaid worden voor groen- bemesting. Organische mest heeft veel voorde len. Verzeker uzelf er van dat de rtiest van goede kwaliteit is. Laat daarom door het bedrijfslaboratorium een monster nemen. Tot 1 mei 1987 wordt de helft van de onderzoekskosten door de overheid betaald. De bedrijfsvoorlichter, ing. W.L. van de Ree loopt wordt de droge-stof-opname uit gras door melkkoeien lager. Hierdoor wordt ook de energie opname lager. Als hier niet alert op ingespeeld wordt zal de melkproduktie van de koeien dalen. Vaak is dit te zien aan een da lende bedrijfsstandaardkoe (B.S.K.) in de herfst. Onder goede omstandig heden, kan een koe bij dag en nacHt weiden energie voor ca. 17 kg melk uit gras halen. Bij beperkt weiden en zomerstalvoedering is dit ongeveer 2 - 3 kg minder. Om de lagere energie opname goed te maken zal er extra bijgevoerd moeten worden/Met meer krachtvoer kunt U slechts een gedeelte van dit energie tekort opvangen. Als U erg veel krachtvoer gaat voeren bestaat, door te weinig struktuur in het rantsoen, het gevaar dat het vet gehalte van de melk gaat dalen. Voor het op peil houden van de produktie en gehaltes is het bijvoeren met ruw voer dan ook noodzakelijk. Snijmais kuil, voordroogkuil of hooi zijn hier voor de meest geschikte ruwvoeders. Ook stro soorten kunnen gebruikt worden voor bijvoeding, maar hier kleven wat nadelen aan. Door de la gere voederwaarde en verdringing van den met de voersnelheid in de winter. Bij kuilen met een gronddek moet U minstens VA m per week voeren en bij kuilen zonder gronddek minstens 2 meter per week. Als de voersnelheid lager is bestaat het gevaar dat U tij dens het voeren de broei niet voor blijft. Dek de mais na het inkuilen di- rekt goed luchtdicht af. Gebruik hier voor 1 PE zeil van minimaal 0.15 mm dik met daarop grond of 2 PE-zeilen over elkaar met daarop autobanden of trevirabanden. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst is een oud gezegde, dat ook voor de veehouderij geldt. Een goede verzor ging van de kalveren is daarom ook een belangrijke zaak. Doordat er in september vaak geen etgroen meer voorhanden is, de nachten langer en kouder worden en het gras langer nat blijft, is het aan te raden om de kal veren tijdig binnen te halen. Anders bestaat het gevaar dat de besmetting met wormen sterk zal toenemen en hierdoor de konditie van de dieren zal verminderen. Wil men op 2 jarige Het vermorsen van voer kost geld! gras door ruwvoer is het niet aan te raden om hoog produktieve dieren bij te voeren met stro. Door het voeren van struktuurarme produkten zoals perspulp en aardappels kunt U wel een gedeelte kracHtvoer besparen maar een aanvulling met struktuur- houdend ruwvoer blijft noodzakelijk. Voor de ruwvoedervoorziening neemt snijmais een belangrijke plaats in. Daarom is het van belang om vol doende aandacht te besteden aan de oogst ervan. Het drogestofgehalte moet minimaal 25% zijn voordat U met de oogst begint. Dit zal over het algemeen zo zijn als de korrel deeg tot harddeegrijp is. Dit kunt U beoor delen door uit het perceel (niet bij de rand) korrels uit het midden van de kolf te nemen en deze tussen duim en wijsvinger te knijpen. Als er geen vocht meer uittreedt zal het deeg- tot harddeegrijp stadium bereikt zijn. Door te vroeg oogsten zal de voeder- waarde opbrengst lager zijn. Dit komt doordat de drogestofopbrengst de top nog niet bereikt heeft maar ook door de hogere konserveringsverliezen in de kuil bij een te laag drogestofgehal te. Een haksellengte van 6 - 8 mm is ideaal. Langer hakselen heeft bezwa ren voor de bewaring en het vervoe ren van het produkt, korter hakselen zal de kapaciteit van het hakselen ne gatief beïnvloeden. Als stoppelleng te wordt 15 cm als ideaal gezien. Elke cm langere stoppellengte scheelt per hektare ongeveer 30 kVEM. Bij het maken van een rijkuil of vullen van de sleufsilo dient hij rekening te hou leeftijd een goed ontwikkelde vaars hebben, dan moet de verzorging en voeding in de opfok goed zijn. Vleesvee Om stierenvlees rendabel te produce ren is een goede voeding van groot be lang. Van de totale kosten bestaat ruim de helft uit voerkosten. Een snel le groei van de dieren dient daarom dan ook te worden nagestreefd. Het ekonomisch resultaat van rund- vleesproduktie door middel van vleesstieren is afhankelijk van enkele belangrijke faktoren. Deze zijn o.a. kalverprijs, afleveringsgewicht, op- brengstprijs per kg bij afleveren en de kosten per kg groei. In 1986 is de ver houding tussen de opbrengstprijzen van de af te leveren stieren en de aan koopprijzen van de nuka's geheel ver stoord. De nuka's worden steeds duurder terwijl daarentegen de op brengstprijzen van de slachtrijpe stie ren ongekend laag zijn. Voor de kosten per kg groei speelt de tijdsduur een grote rol. Naarmate deze tijd lan ger is, is er meer onderhoudsvoer no dig. Door het verstrekken van produkten met een hoge voederwaar de kan de groeiperiode aanmerkelijk worden verkort. Voor het verkrijgen van een hoge groei zullen deze stieren veel Vevi moeten opnemen. Een ho ge opname is te bereiken door sma kelijk voer, voer met een vrij hoog gehalte aan droge stof en voer met een hoog gehalte aan Vevi in de droge stof. De droge stof-opname is zeker bij deze jonge dieren beperkt. Daar om is voor een goede groei van belang dat het rantsoen voldoende gekoncen- treerd is. De meeste voedermiddelen kunnen niet onbeperkt eenzijdig wor den verstrekt. Het rantsoen zal daar om uit twee of meer voedermiddelen moeten bestaan. Afhankelijk van het te verstrekken ruwvoer wordt gemid deld een goede groei verkregen als plus minus de helft van de benodig de eenheden Vevi uit krachtvoer en de andere helft uit ruwvoer wordt ver strekt. Bij een groter aandeel ruwvoer in het rantsoen stijgen de totale voer kosten als gevolg van een geringere groei en een langere groeiperiode. Een rantsoen met in verhouding veel krachtvoer leidt in het algemeen tot hogere voerkosten en kan tot gevolg hebben dat de stieren wel snel groei en maar daarbij ook de neiging ver tonen om snel te vervetten en daardoor op een te laag eindgewicht moeten worden afgeleverd. Varkenshouderij Het aantal worpen per zeug per jaar (worpindex) is een belangrijk kenge tal in de zeugenhouderij. Om een ho ge worpindex te behalen dienen de zeugen na het spenen vlot berig te worden. De tijd van het optreden van rui bij zeugen is er reeds of komt bin nenkort. Op veel zeugenhouderijbe- drijven geeft dit extra problemen met berigheid. Om zo goed mogelijk de ze moeilijke "kostbare" tijd op te vangen is het noodzakelijk een aan tal extra maatregelen te nemen. En kele mogelijkheden om het berig worden van zeugen een extra impuls te geven zijn: - op de dag van spenen geen voer ver strekken; - de zeugen meerdere keren verplaat sen in de eerste week van het spenen; - tweemaal daags minstens VA uur uitloop geven; - tijdens de uitloop ook de beer tus sen de zeugen laten lopen; - een hoog voernivo na het spenen kan positief werken; - in de kraamstal hard voeren, zodat de zeug in een goede konditie het kraamhok verlaat; - tweemaal daags een intensieve kon- tröle op berigheid; - een goede administratie m.b.t. het spenen; - een extra intensieve kontröle op te rugkomers is van groot belang. De genoemde punten zijn voor een goede bedrijfsvoering altijd van be lang. Tijdens de rui is extra aandacht zeker niet overbodig, want een extra gustdag kost ƒ4,per zeug per dag. Zoals bekend zijn er in België enkele gevallen van klassieke varkenspest, ook tegen de grens met Zeeuws- Vlaanderen. Het is in het belang van alle varkenshouders, maar speciaal vvoor Zeeuws-Vlaanderen, dat een- ifeder alle voorzorgsmaatregelen treft om deze gevreesde ziekte buiten zijn bedrijf c.q. buiten Nederland te hou den. Dat een goede hygiëne noodza kelijk is, is reeds lang bekend, maar ook bezoeken van en aan Belgische kollega's is sterk af te raden. Laat al leen mensen in de stal toe die er uiterst noodzakelijk moeten zijn en pas daar bij de nodige voorzorgsmaatregelen toe zoals ontsmetten, schone laarzen en kleding beschikbaar stellen. Koop zeker geen biggen, beren en op- fokgelten in België, om het uzelf en uw kollega's niet moeilijker te maken. Het is voor alle bedrijven van levens belang dat er in Nederland maar ze ker in Zeeuws-Vlaanderen geen pest-uitbraak komt. Als eenieder die met de varkenshouderij te maken heeft alle voorzorgsmaatregelen treft is het zeker mogelijk Zeeland pest vrij te houden. Pluimveehouderij Het vermorsen van voer door kippen op de batterij kan grote vormen aan nemen. Onderzoek, dat ruim een jaar geleden werd uitgevoerd op een aan tal praktijkbedrijven, liet zien dat ge middeld 2,5 gram voer werd vermQrst. Voor individuele bedrijven kan dit echter een stuk hoger liggen. Zeker is in ieder geval dat het een aan zienlijke schadepost kan veroorzaken. Uitgaande van de genoemde 1 A gram vermorsing betekent dit op jaar basis voor een bedrijf met 25.000 die ren ongeveer 22.800 kg voer. Bij een voerprijs van 60 cent is dit ƒ13.680,ofwel 55 cent per kip per jaar! Bij het vermorsen van voer zijn ver schillende oorzaken aan te wijzen. Het eetgedrag van de kip speelt een rol, terwijl ook voersystemen veel in vloed hebben. Vooral bij systemen met voerhoppers, zonder een nauw keurige afstelling, krijgen de kippen de kans het voer in de goot naar zich toe te trekken. Het voer hoopt zich op en de kippen kunnen met het voer spelen. Ze gooien het voer met de kop opzij, öf over de rand van de goot. Dit gebeurt vooral met de fijne deel tjes van het voer. Ook nemen kippen vaak te grote happen, waardoor een gedeelte van het voer binnen de kooi uit de snavels valt. Bij systemen met een voerketting hebben de dieren veel minder mogelijkheden, omdat door de schakels alleen maar een vertikale beweging met de snavel mogelijk is. Hierdoor vindt minder ophoping plaats, vooral als daarnaast het voer nivo goed afgesteld is. Zoals gezegd hebben ook het voer- systeem en de voermethode invloed. Algemeen kun je zeggen dat het be ter is vaker op een dag kleine hoeveel heden te voeren, dan in een of twee keer alle voer te verstrekken. In de praktijk zal een voerketting bijvoor beeld 3 a 4 keer op een dag lopen. Om vermorsen zoveel mogelijk te voorko men is het beter om de ketting 7 keer te laten draaien. In hoeverre dit mo gelijk is, hangt o.a. af van de afstel mogelijkheden, het voernivo en de bezettingsdichtheid. Juist als met klei ne hoeveelheden tegelijk wordt ge werkt, is het van belang, dat alles goed funktioneert. Een scheve schalm neemt bijvoorbeeld weinig tot geen voer mee, waardoor voor sommige kooien onvoldoende komt te liggen. Ook een voerhopper is meestal goed en nauwkeurig af te stellen. Hierbij is het wel belangrijk dat de voergo- ten in een rechte lijn en waterpas staan. In bepaalde gevallen kan een voerslede aangebracht worden, waar door dosering beter plaatsvindt. Als een voergoot echt grote nivo- verschillen vertoond kan het zgn. feed- ritesysteem een oplossing zijn. Dit is een soort grill die in de voergoot wordt gemonteerd waarover de voer hopper loopt. Ook een intermitterend licHtschema tenslotte kan het vermor sen van voer beperken, omdat de kip pen minder aktief zijn. Hierover is in het juni-nummer geschreven. Er zijn verschillende mogelijkheden om voervermorsing tegen te gaan, om zo op die manier de kostprijs zo laag mogelijk te houden! Ing. Th. Bijzet en A. Wouters, CR Tilburg Ing. G. Meeuwissen en Ing. D. Pullen CVP Tilburg Vrijdag 29 augustus 1986 13

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 13