Interessante ontwikkelingen bij
graslandvernieuwing
Verteerbaarheid van
varkensvoer
Ontkiemde gerst als nieuw veevoeder
Mais in kontinuteelt geeft lagere opbrengsten
korte wenken
veehouderij
Veel grasland is toe aan vernieuwing. Terugkijkend kunnen we stel
len, dat veel twee- en driejarig grasland op de hoge zandgronden is
uitgewinterd. Ook op de klei- en veengronden kwamen uitwinterings-
verschijnselen voor. Diverse percelen grasland zijn dit voorjaar dan
ook doorgezaaid; de ene keer met meer succes dan de andere. Voor
een deel heeft de graszode zich op deze percelen hersteld. Het hangt
echter af van de kwaliteit van de grasmat of opnieuw ingezaaid moet
worden. In sommige gevallen kan daarbij voor doorzaai gekozen
worden.
We noemen de grasmat slecht als er
meer dan 10% kweekgras in voor
komt óf minder dan 40% goede gras
sen, waarbij Engels raaigras vrijwel
geheel ontbreekt. Te veel kweekgras
komt regelmatig voor, en dient eerst
radikaal te worden bestreden om een
snelle hergroei na inzaai te voorko
men. Een goed resultaat is te berei
ken met een bespuiting van vier liter
Round Up op een goed groeiende
kweek van 10 a 15 cm lang. Van be
lang is dat gespoten wordt bij droog
weer en dat het na het spuiten nog zes
uur droog blijft. Vijf dagen na de
bespuiting mag het gras worden afge
weid door het vee. Ongeveer 10 da
gen na de bespuiting wordt het gras
rood-bruin van kleur en kan een
grondbewerking worden uitgevoerd.
Tetraploïde rassen
De eenvoudige mengsels met in
hoofdzaak Engels raaigras weide- en
laat-hooitype (BG3), mengsels met
een percentage Timothee (BG4), met
klaver (BG5) en zonder klaver (BG11)
werden tot nu toe veel ingezaaid. De
laatste jaren zijn er nieuwe tetraploï
de rassen ontwikkeld. Dit zijn rassen,
die ten opzichte van de "gewone" di
ploïde rassen een dubbel aantal chro
mosomen hebben, namelijk 28 tegen
normaal 14. Deze chromosomen zijn
de dragers van de erfelijke eigen
schappen van de plant. Tetraploïde
rassen, ook wel tetra's genoemd, ge
ven een breedbladig, donkergroen
gras. De smakelijkheid van dit gras is
beter dan van de diploïde rassen. Dit
komt waarschijnlijk doordat deze
grassen een hoger suikergehalte heb
ben. De droge-stof-opbrengst van de
ze tetra's laat zich goed vergelijken
met de bestaande diploïde rassen. Een
belangrijk voordeel van de nieuwe te
traploïde rassen is de goede ziektere
sistentie tegen kroonroest en fusarium
in de nazomer. Vooral in de nazomer
wordt het grasland beter afgevreten
en de voerverliezen zijn daardoor la
ger. Als nadeel kan genoemd worden
de iets opener zode, wat bij de inzaai
meer mogelijkheden geeft voor de
vestiging van bijvoorbeeld straatgras.
De strenge winters van de afgelopen
twee jaar hebben evenwel niet aange
toond dat de tetraploïde rassen in
wintervastheid uit de toon vallen.
Tetra-mengsels
Voor het eerst is in 1986 een BG 12
mengsel in de rassenlijst opgenomen.
Dit mengsel bestaat uit 50% Engels
raaigras weidetype tetraploïd en 50%
Engels raaigras laat-hooitype tetra
ploïd. Het mengsel BG 12 kan ook
bestaan uit Engels raaigras weidety
pe diploid 30% en Engels raaigras
laat-hooitype tetraploïd 70%. Diver
se firma's brengen dit mengsel op de
markt. Let er steeds op dat er mini
maal 70% tetraploïd graszaad in dit
mengsel aanwezig is. Het tetra weide-
type ras Condesa wordt somS in het
BG-mengsel opgenomen. Het ver
dient aanbeveling een goed weidety
pe in een BG 12 mengsel op te nemen,
vooral als het perceel regelmatig
wordt beweid.
Een nieuwe ontwikkeling is het uit
zaaien van de diploïde of tetraploïde
Engels raaigrassen in mono-kuituur.
Uit de rassenlijst kan een eigen tetra-
mengsel worden samengesteld, waar
aan bijvoorbeeld 7,5 kg timothee
wordt toegevoegd om de wintervast
heid van het mengsel te verhogen.
Zaaizaad
Het zaad van tetraploïd Engels raai
gras is 1,5 keer zo zwaar als van di
ploid zaad. Dit betekent dat de
zaaizaadhoeveelheid per hektare 10
kg groter moet zijn. Het advies is 40
a 50 kg zaad per hektare te gebruiken,
afhankelijk van de weersomstandig
heden (vochtvoorziening, licht; tem
Door tijdig te vernieuwen krijgt men weer goed grasland.
peratuur). Vanwege het grotere zaad
moet de afstelling van de zaaimachi-
ne worden aangepast, anders wordt
er te weinig gezaaid.
Doorzaaien onder drijf mest
Bij vrij veel kweek kan de kweek wor
den doodgespoten met 4 liter Round
Up. Na minimaal vijf dagen moet u
het roodbruin verkleurende gras af
voeren en het perceel voorzien van 40
ton drijfmest per ha. Nadat de drijf-
mest (na twee dagen) enigszins is in
gedroogd, het perceel doorzaaien met
bijvoorbeeld 45 kg tetraploïd gras
zaad. Het leggen van een dun drijf-
mestlaagje over de doodgespoten
zode voorkomt uitdroging; de onder
grond blijft vochtig. Voor het kiemen
en aanslaan van het nieuwe gras is dat
van groot belang. Door het aanbren
gen van een laag drijfmest krijgt het
onkruid minder kans te ontkiemen.
Het graszaad dat door de doorzaai-
machine in geultjes wordt gedepo
neerd, heeft geen last van de
drijfmestlaag en behaalt zo een voor
sprong in ontwikkeling op het on
kruidzaad. Er zijn de laatste jaren met
deze methode van doorzaaien goede
resultaten behaald. Het behoud van
de draagkracht van de oude zode is
op sommige gronden eveneens een
voordeel. Bij doorzaaien wordt een
minder goed zaaibed gemaakt; speci
aal bij deze methode is het daarom
van groot belang op tijd (juli/augus
tus) de werkzaamheden uit te voeren.
Deze methode van graslandvernieu
wing komt bovendien alleen in aan
merking bij uiterst vlak liggend land
waar een grondbewerking niet ge
wenst is. Het feit dat veel grasland in
de praktijk een niet egale ligging
heeft, betekent dat herinzaaien vaak
de voorkeur verdient boven door
zaaien.
Dienstenpakket
Gezondheidsdienst voor
schapen
Ten behoeve van de schapenhouders
in de provincies Noord-Holland,
Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland is
het volgende dienstenpakket be
schikbaar bij de Gezondheidsdienst
West- en Midden-Nederland:
onderzoek van gestorven dieren, zo
nodig aangevuld met laboratorium
onderzoek van dierlijk materiaal,
mest, bloed, voer, water, etc.;
mestonderzoek; onderzoek dekpro-
blemen inklusief sperma-onderzoek,
bemiddeling en begeleiding rotkreu-
pelbedrijven, bedrijfsbezoek, uit
sluitend bij ernstige bedrijfsproble-
men, bedrijfsbezoek in het kader
van specifieke projekten en telefoni
sche advisering.
Voor leden van de Verenigingen van
Schapenhouders in Utrecht, Zeeland
en Zuid-Holland, die zich kollektief
bij de Gezondheidsdienst aansluiten,
geldt voor bovengenoemd diensten
pakket een tarief van 25,per
jaar.
Schapenhouders die op individuele
basis van bovengenoemd pakket ge
bruik wensen te maken, kunnen zich
bij de Gezondheidsdienst aansluiten
voor een tarief van ƒ40,per jaar.
Voor schapenhouders die niet voor
dit pakket bij de Gezondheidsdienst
zijn aangesloten geldt met ingang
van heden per verrichting het lande
lijk vastgestelde tarief.
Aanmelding voor het
lidmaatschap
De Vereniging van Schapenhouders
in Zeeland kan bij de sekretaris J.
Boudeling, Langeweg 3, 4675 RJ
Anna Jacobapolder (01677 - 2572).,
Aanmelding voor het dienstenpak
ket op individuele basis bij de Ge
zondheidsdienst kan bij de Gezond
heidsdienst voor Dieren in West- en
Midden-Nederland,
Ronsseweg 553,
2800 AB Gouda,
telefoon: 01820 - 14588, toestel 396.
Vrijdag 29 augustus 1986
I)e verteerbaarheid van varkensvoe
ders wordt beïnvloed door vele fak-
toren. Tot de belangrijkste hiervan
behoren het gewicht van het varken
en het voerniveau. Dit wordt be
vestigd door de belangrijkste resulta
ten van het onlangs door het IVVO
gepubliceerde rapport no. 174, geti
teld "Verteerbaarheid bij varkens in
afhankelijkheid van aantal faktoren:
literatuuronderzoek en verslag van
enkele proeven".
Voor een goede voederwaardering en
voor het opstellen van voedernormen
is het belangrijk te weten hoe de ver
teerbaarheid van het voer beïnvloed
wordt.
IVVO-proeven
In recente proeven uitgevoerd op het
IVVO en, uit proeven van anderen
blijkt dat het voerniveau in tegenstel
ling tot de oude literatuur terdege in
vloed heeft op de verteerbaarheid.
Verhoging van het voerniveau heef'
een grotere passagesnelheid en daar
mee een kortere verblijfstijd tot ge
volg. De in IVVO-proeven
aangetroffen effekten zijn groter dan
die door anderen werden waargeno
men. Gezien de resultaten van de
proeven met zeugen lijkt het voerni
veau geen lineair effekt te hebben. Uit.
de literatuur moet aangenomen wor
den dat er ook interakties met voer-
soort en diergewicht zijn. Onderzoek
hiernaar is gewenst. Uit de IVVO-
proeven blijken zeugen en mestvar-
kens (70 kg), die op een zelfde voer
niveau zijn gevoerd, geen verschil in
verteerbaarheid te geven. Verder
blijkt uit de proeven dat de bepaling
van de verteerbaarheid met behulp
van een indikator goede resultaten
geeft in vergelijking met de klassieke
verzamelmethode. Tot slot wordt de
konklusie getrokken dat huisvesting
en andere invloeden zoals onrust in de
stal en subklinische infekties mogelijk
een grotere invloed op de verteerbaar
heid hebben dan tot dusver werd aan
genomen.
Lange tijd is verondersteld dat kon
tinuteelt van snijmais nauwelijks la
gere opbrengsten, gaf dan snijmais
die in een ruime vruchtwisseling
werd geteeld. In twee vruchtwisse-
lingsproefvelden op de vakgroep
Landbouwplantenteelt en Grasland-
kunde van de Landbouwhogeschool
in Wageningen waren de op
brengsten bij kontinuteelt van snij
mais in 1984 en 1985 evenwel
15-20% lager dan wanneer slechts
eenmaal per vier of vijf jaar op het
zelfde veld mais werd geteeld.
Omdat op deze proefvelden bodem
verdichting nauwelijks voorkomt,
wordt deze lagere opbrengst vooral
toegeschreven aan het optreden van
wortelrot.
Het plantaantal per m2 wijkt bij
kontinuteelt niet af en na opkomst
groeit het gewas aanvankelijk even
goed als op velden met een ruime ro
tatie voor mais. Vanaf het moment
dat wortelrot begint op te treden,
dus na ca. half juni, verloopt de
groei van het gewas bij kontinuteelt
wat minder goed. Het gewas blijft
daardoor 10-20 cm korter dan op
velden met een gezonde vruchtwisse
ling. Andere symptomen zijn boven
gronds niet waar te nemen. Alleen
door het opgraven en daarna
schoonspoelen van wortels kan een
teler erachter komen in hoeverre ook
op zijn maispercelen wortelrot
voorkomt.
Dn staat in het Groenvoederjour-
naal van Van der Have, in een publi-
katie van Ing. K. Scholte, werkzaam
bij de vakgroep Landbouwplanten
teelt en Grasveldkunde van de L.H.
Kampioenschap handmelken in
Best
In het weekend van 19 tot en met 21
september wordt in Best voor de
achtste keer het Nederlandse Kam
pioenschap Handmelken georgani
seerd door de plaatselijke PKJ-
afdeling. De opbrengst is bestemd
voor zuster Carmela Berkers, die in
Brazilië een ziekenhuis beheert dat
in financiële moeilijkheden verkeert.
De deelnemende amateurs, professi
onals en prominenten strijden dan
ook vooral om de pot te spekken
voor het goede doel.
Er worden, evenals in voorgaande
jaren, diverse prominenten verwacht
bij de kunstkoeien. Vrijdag 19 sep
tember zal het kampioenschap voor
verenigingen worden gehouden, za
terdag het officiële Nederlandse
Kampioenschap, en zondag een bra
derie, markt, etc.
De veevoedermarkt in Nederland
krijgt te maken met de introduktie
van een nieuw produkt: een uitvin
ding, waarop wereldwijd patent is
aangevraagd. Het is een bij voeder,
dat sinds kort onder de naam Ger-
masil in ons land te koop is. Produ
cent is de Belgische vee- en mengvoe
derfabriek Walcovit uit het plaatsje
Beerse vlak bij Turnhout.
Een jong Heerhugowaards bedrijf,
Bekotrade bv, heeft de verkoop er
van 'wereldwijd' ter hand genomen.
Het bewuste bijvoeder is puur na
tuurlijk en bestaat uit speciaal be
handelde, pas ontkiemde gerst.
Door de aktieve werking van het
voer nemen kalveren het dagelijks
menu beter op, waardoor ze zich
sneller en beter ontwikkelen. Biggen
vechten er bijna om en kunnen door
het bijvoer eerder bij de zeug weg.
K.I.-stations in België, die het voer
gingen gebruiken bemerkten een
aanzienlijke potentieverhoging bij
de fokstieren. Ook bij schapen en
paarden is de positieve uitwerking
van het nieuwe bijvoer onmis
kenbaar.
Gekiemd gerst als bijvoer aan mest-
kalveren kan veel uitkomst bieden.
Er zijn geen schadelijke bijwerkin
gen van het honderd procent biolo
gische produkt bekend en de nuttige
bakteriën in het gerst zijn resistent
tegen de voederantibiotika in de do
ses waarin deze normaal in het voer
aanwezig zijn. Daarbij komt dan
nog, dat de industriële veevoeders -
om aan de strenge voorschriften te
voldoen - zodanig worden verhit,
dat ook de nuttige kiemen worden
gedood.
PIEMONTESE STIEREN zijn zeer
geschikt voor gebruikskruising op het
ondereind van de melkveestapel. De
fokkerij in Nederland is sterk gericht
op de melkproduktie. De
vleesproduktie-eigenschappen van de
kalveren worden daardoor minder
goed. Door de superheffing is maar
een beperkt aantal kalveren nodig
voor vervanging van de melkveesta
pel. Koeien die hiervoor niet gebruikt
worden kunnen beter met sperma van
een vleesstier geinsemineerd worden.
Gebruik alleen stieren, waarvan een
goede geboorteregistratie is bijgehou
den, die geen geboorteproblemen
geven.
Als er TE WEINIG RUWVOER voor
de komende stalperiode beschikbaar
is, kan daarin nog voorzien worden.
Nu de snijmais geoogst wordt kan een
vrij betrouwbare voederbalans wor
den opgemaakt. Aan de hand daar
van kan men bepalen of men
voldoende struktuurhoudend voer
heeft en of energie- of eiwitrijk voer
moet worden aangekocht. Prijsverge
lijking dient bij de keuze een belang
rijke rol te spelen. Let daarnaast ook
op gemak bij het voeren, kosten voor
opslag, bewaaren voerverliezen.
DEK-RAMMEN mogen voor het
dekseizoen niet te vet zijn. Vette ram
men zijn vaak minder aktief en pro
duceren sperma van minder goede
kwaliteit. Voordat de ram wordt toe
gelaten, eerst kontroleren op rotkreu-
pel en de hoefjes bijsnijden. Verder
is een behandeling tegen luizen en
schurft aan te bevelen, zeker wanneer
het een aangekochte ram betreft. Laat
de ram 2 weken voor het toelaten bij
de ooien in een aangrenzend perceel
lopen. Dit stimuleert de bronst.
SNIJMAIS dient geoogst te worden
in een deeg- tot harddeegrijp stadium.
Het ds-gehalte is dan meestal hoger
dan 25%. Vroeger oogsten kost geld.
De opbrengst en de kwaliteit zijn dan
lager en de inkuilverliezen hoger, o.a.
door perssapverliezen. Meestal is er
behoorlijk variatie in rijpheid tussen
percelen. Door een goede planning en
organisatie van de oogst kan de
meeste mais in het goede stadium
worden geoogst. Pleeg hierover tijdig
overleg met de loonwerker.
De referentieverdamping op 21
augustus bedroeg 3.0; 22 aug.
2.8; 23 aug. 2.4; 24 aug. 2.4; 25
aug. 3.8; 26 aug. 2.3; 27 aug. 3.2.
11