Rentabiliteit
vollegrondsgroenteteelt laat
te wensen over
Landbouw kan zich wel
degelijk blijven ontwikkelen
Geen nieuwe vergun
ningen voor huis
slachtingen van
dieren
Wijzigingen in agrarische vertegenwoordiging
buitenland
Kosten opslag en verwerking gegevens
dierlijke meststoffen niet voor
bedrijfsleven
Kommissie adviseert gefaseerde invoering
uitrijverbod mest
De versnippering van de groenteteelt in de vollegrond naar verschil
lende bedrijfstakken maakt de positie van de sektor zwak. De belang
rijkste knelpunten in de sektor zijn de beperkte groei van de vraag
en de belemmeringen in struktureel opzicht, waardoor de rentabiliteit
te wensen over laat.
Dit o.m. staat in de onlangs verschenen diskussienota Groenteteelt in
de volle grond 1986 - 1990 van het ministerie van landbouw en
visserij.
Landbouwschap:
Het Landbouwschap is het niet met premier Lubbers eens dat voor
de Nederlandse landbouw als geheel de grenzen van de groei zijn be
reikt. Voor een aantal produkten - granen, melk, rundvlees - is on
miskenbaar de grens van de afzetmogelijkheden bereikt, maar er is
ook een reeks van produkten, onder meer in de tuinbouw, waarvoor
wel degelijk nog afzetmogelijkheden zijn. Daarnaast wordt er, ook
in Europees verband, hard gezocht naar nieuwe gebruiksmogelijkhe
den voor agrarische produkten als grondstof in de chemische en pe
trochemische industrie. Dit zegt het Landbouwschap in een reaktie
op de regeringsverklaring van woensdag 30 juli jl.
De sektor groeit geleidelijk, evenals
de eksport van vollegrondsgroenten.
De vollegrondsgroenteteelt draagt
voor ongeveer 2,5 bij in de totale
agrarische produktie. Deze groei van
de produktie wordt met name gerea
liseerd bij de wintergroenten. Beken
de groeiers zijn o.a. witlof, prei en
peen. Kenmerkend voor de sektor is
verder dat de teelten voorkomen op
vele bedrijfstypen. Slechts 35%
van het areaal vollegrondsgroenten
wordt geteeld op gespecialiseerde be
drijven. Op deze gespecialiseerde be
drijven en op akkerbouwbedrijven
tekent zich een geleidelijke konsen-
tratie van de teelt af.
Eigen arbeid
Naast de verschillen in bedrijfstypen
met vollegrondsgroenteteelt beperkt
de omvang van de produktie-
eenheid op vele bedrijven de moge
lijkheden om de beschikbare pro-
duktiemiddelen optimaal in te zet
ten. Met name de arbeidsbenutting
en de invoering van nieuwe technie
ken zijn problematisch. Hierdoor is
de rentabiliteit op een betrekkelijk
groot aantal bedrijven onvoldoende
om de kontinuïteit verzekerd te we
ten. Met veel inzet van eigen arbeid
en kapitaal wordt weliswaar een in
komen behaald, maar dit biedt geen
ruimte om het bedrijf via noodzake-
Bij de uitvoering van het registratie-
besluit dierlijke meststoffen moeten
kosten die gemaakt worden voor de
opslag en verwerking van gegevens
betaald worden uit algemene midde
len. Dit heeft het Landbouwschap
aan minister Braks van Landbouw
en Visserij geschreven in een advies
op het ontwerp-registratiebesluit.
Volgens het Landbouwschap moe
ten deze kosten niet voor rekening
komen van het bedrijfsleven omdat
er sprake is van uitvoering van een
wettelijke verplichting.
Het Landbouwschap wijst erop dat
expliciet duidelijk moet worden ge
maakt wat de overheid van plan is te
gaan doen met de verplichte gege
vens. Nu de gebruikelijke veebezet
ting voor 31 december aanstaande
aangetoond moet worden, vindt het
Landbouwschap dat hier op zo kort
mogelijke termijn via voorlichting
aandacht aan moet worden besteed.
In het kader van de Meststoffenwet
moeten bedrijven per 31 december
1986 opgeven hoeveel dieren er aan
wezig zijn. Op basis van de nog door
de minister vast te stellen genor
meerde hoeveelheid mest per dier en
de bedrijfsoppervlakte, is uit te reke
nen of er een mestoverschot is op het
bedrijf. De diersoorten die onder het
registratiebesluit vallen moeten nog
door middel van een Algemene
Maatregel van Bestuur aangewezen
worden. In het ontwerpregistratie-
besluit wordt nog niet aangegeven
hoe de oppervlakte grond die tot het
bedrijf behoort wordt bepaald. Met
het oog op de objektiviteit en de
fraudebestendigheid vindt het Land
bouwschap de kadastrale oppervlak
te hiervoor de beste maatstaf.
Bij de vaststelling van het aantal die
ren aan het eind van dit jaar moet
duidelijk zijn wat ondef een gebrui
kelijke bezetting wordt verstaan.
lijke investeringen verder te ont
wikkelen.
Niet alleen strukturele aspekten spe
len in dit verband een rol; ook on
dernemerschap is daarbij belangrijk.
Hoewel het opleidingsnivo van de
potentiële opvolgers aanzienlijk
gunstiger is dan dat van de huidige
ondernemers in de sektor, blijft het
achter bij de ontwikkeling in de tota
le land- en tuinbouw.
Daarnaast beperken de afzetmoge
lijkheden de ontwikkelingsmogelijk
heden van de sektor. Het grootste
deel van de produktie wordt afgezet
op de verse markt. De binnenlandse
afzet laat de laatste jaren slechts wei
nig groei zien. De eksport daarente
gen is aanzienlijk toegenomen.
Ook de kontraktteelt voor de ver
werkende industrie tenslotte is niet
onbelangrijk. In deze sektor is een
verdergaande samenwerking tussen
teelt en verwerking nodig om de po
sitie ervan duurzaam te maken.
Nieuwe markten
Om de toenemende belangstelling
voor de produktie van vollegronds
groenten op te vangen en omdat de
bevolkingsgroei op de traditionele
markten stagneert, zijn een krach
tenbundeling èn het zoeken naar
nieuwe markten of marktsegmenten
noodzaak.
Volgens het Landbouwschap is een
nadere omschrijving nodig die niet
voor diskussie vatbaar is. Dit is ook
van belang voor bedrijven die op het
moment van registratie niet de ge
bruikelijke bezetting hebben. Dit
kan onder andere door ziekte, be-
drijfstechnische of ekonomische
Gewijzigd Phoma-besluit
Met ingang van oogst 1986 is een ge
wijzigd Phoma-besluit van kracht
geworden. Deze houdt het volgende
in:
- De voor het teeltjaar 1986 van
kracht zijnde regeling, waarbij
vrijstelling werd verleend van het
uitplantverbod van licht besmette
partijen op eigen bedrijf, of elders
onder verklaring, wordt inge
trokken.
- Partijen die bij het oogst onder
zoek 1 of 2% latent besmet worden
bevonden kunnen vrij in het verkeer
worden gebracht.
Voor partijen die meer dan 2% la
tent besmet zijn bevonden blijft het
uitplantverbod gehandhaafd.
Oplossingen zullen gevonden moe
ten worden in alle schakels van de
bedrijfskolom. Verbetering van de
positie van de sektor zou bereikt
kunnen worden door het versterken
van de bedrijfsstruktuur. De moge
lijkheden daartoe mogen echter niet
overschat worden, gezien de
perspektieven in een aantal andere
sektoren van de land- en tuinbouw
en de algemene ekonomische en
maatschappelijke ontwikkelingen.
Op bedrijfsnivo verdienen de kwali
teit van het produkt en van het pro-
duktieproces veel aandacht. Ook in
de handelsfase zal het kwaliteits-
aspekt een zwaar aksent moeten be
houden. Het kwaliteitsstreven op be
drijfsnivo kan ondersteund worden
door o.a. een verhoogde aandacht
voor de afstemming van de be
mesting op de teelt, de verdere uit
bouw van geïntegreerde systemen ter
beheersing van ziekten en plagen en
het bevorderen van éénmalige en
aantrekkelijke verpakking. De
groeiende specialisatie op de bedrij
ven is in dit opzicht positief. Toch
zal overigens wel de nodige zorgvul
digheid in acht moeten worden ge
nomen met betrekking tot het optre
den van vruchtwisselingsproblemen.
Het verlengen van de aanvoerperio-
de van de verschillende vollegronds
groenten door teeltvervroeging of
langdurige bewaring en de aandacht
voor het sortiment kunnen de moge
lijkheden van de markt vergroten.
Ook aan de afzetkant is de vraag
steeds verder gekonsentreerd. Aan
de aanbodzijde werd hierop identiek
gereageerd. Groei van deze aanbod-
konsentratie is in de komende jaren
wenselijk.
In de kontraktteelt en de tussenhan
del wekt de positie van de kont.rakt-
nemer een relatief zwakkere indruk.
Efficiëntere samenwerking tussen te
lers, handel en verwerking is van be
lang om de kontraktteelt, als basis
voor een belangrijk deel van de kon-
servenindustrie, te versterken.
omstandigheden, toewijzing van een
hogere heffingvrije hoeveelheid
melk nadien of reeds aangegane in
vesteringsverplichtingen.
Voor bedrijven in grensgebieden
kunnen eventuele uitbreidingsmoge
lijkheden op basis van grond in
eigendom of vaste pacht in het bui
tenland worden geblokkeerd. Dit
omdat buiten Nederland gelegen
grond in dit kader niet wordt gere
gistreerd. Tenslotte is het Land
bouwschap van mening dat er duide
lijkheid moet komen over het re
gistreren van grond als bedrijven in
maatschaps- of vennootschapsver-
band worden uitgeoefend.
- De volgende rassen worden vrij
gesteld van het oogst onderzoek en
verdere maatregelen: Ajax, Alpha,
Astarte, Baraka, Cardinal, Dia
mant, Doré, Draga, Eersteling, Ei
genheimer, Estima, Irene, Marfona,
Marijke, Mirka, Ostara, Patrones,
Radosa, Resy, Saskia, Saturna,
Ukama.
Voor nadere informatie over de re
geling kunt u zich wenden tot het
distriktskantoor van de Plantenziek-
tenkundige Dienst in Roosendaal,
tel. nr. 01650 - 37753.
Informatie over verdere maatregelen
(klassifikatie, behandeling tegen be-
waarziekten etc.) kan u worden ver
strekt door de Keuringsdienst van de
NAK in uw gebied.
Het schap vindt dat in de regerings
verklaring terecht is benadrukt dat
met het oog op de toekomst verster
king van de konkurrentiekracht en
van het kwaliteitsimago van agra
risch Nederland noodzakelijk is.
Voor het aangekondigde mestaktie-
programma, waarvan ook in het re
geerakkoord sprake is, wordt naar
de mening van het Landbouwschap
echter te weinig geld beschikbaar
gesteld.
Blijkens de regeringsverklaring kan
bij een groei gericht beleid de WIR
niet worden gemist. Naar de mening
van het Landbouwschap behoort dit
ook te betekenen dat de WIR in zijn
huidige vorm en omvang blijft
bestaan. Dat houdt in dat binnen de
WIR geen gelden mogen worden
vrijgemaakt voor andere doelein
den, zoals eerder in het regeerak
koord is gesteld.
Deze Kommissie, onder voorzitter
schap van de direkteur landbouw
kundig onderzoek van het ministerie
van landbouw en visserij, dr. A.J.
Wiggers, is in april dit jaar ingesteld
om te onderzoeken op welke manier
het in de wet Bodembescherming
voorgestelde uitrijverbod van dierlij
ke meststoffen buiten het groeisei
zoen, zowel uit milieuhygiënisch als
uit bedrijfstechnisch oogpunt het
beste kan worden ingevuld.
In haar onderzoek heeft de kommis
sie eveneens de mogelijkheden en ef-
fekten van het onderwerken van
mest meegenomen, alsook de toe
passing van een nagewas (ingezaaid
na een oogst) en van zogeheten nitri-
fikatieremmers (stoffen die de om
zetting in nitraat kunnen vertragen).
Op grond van de huidige kennis van
effekten op het milieu, op biotopen
en uit oogpunt van bedrijfsvoering
en kontrole stelt de kommissie een
gefaseerde mestuitrijregeling voor.
Hierbij is de kommissie uitgegaan
van een optimale opname in het ge
was van de in de dierlijke meststof
fen aanwezige mineralen, gepaard
aan een zo gering mogelijke milieu
belasting.
Tijdens recent overleg met de Twee
de Kamer over het voorontwerp-
gebruik dierlijke meststoffen is de
periode waarbinnen een uitrijverbod
kan worden vastgesteld, bepaald op
1 november tot 15 februari; binnen
dit tijdvak zijn dus allerlei variaties
mogelijk.
Uitgaande van deze beslissing heeft
de kommissie voor de eerste fase (tot
1991) voor grasland, bouwland en
snijmaispercelen een aantal konkre-
te maatregelen voorgesteld. Om in
de volgende fase eventuele nadere
maatregelen te onderbouwen, is ver
der onderzoek noodzakelijk, aldus
de kommissie. Daarom zijn voor die
perioden slechts indikaties gegeven.
In een aantal gevallen zijn, naar de
mening van de kommissie, de mi-
Het kabinet is van plan om per 1 ja
nuari 1988 in aansluiting op de kom
missie Oort - de belasting- en pre
mieheffing te vereenvoudigen. Het
Landbouwschap wijst er opnieuw op
dat deze voorstellen leiden tot aan
tasting van de positie van zelfstandi
gen. Dat komt vooral door de af
schaffing van de meewerkaftrek en
de middelingsregeling en door de
wijzigingen van de bijzondere tarief
regeling en de fiskale oudedags-
reserve.
Van groot belang vindt het Land
bouwschap dat de regering streeft
naar sektorale scholen voor het be
roepsonderwijs. Volgens het Land
bouwschap betekent dit een erken
ning van het agrarisch onderwijs op
lager en middelbaar nivo. Het voor
nemen van de regering om bij- en
nascholing te geven aan docenten zal
ook konsekwenties moeten hebben
voor de outillage van de scholen.
lieuhygiënische doelstelling en de be-
drijfstechnische uitvoerbaarheid niet
te verenigen. Dit is met name het ge
val bij dalgronden. De kommissie
heeft daarom een aantal varianten
voor beide uitgangspunten ont
wikkeld.
Ten aanzien van bevroren grond is
uit milieu-overwegingen een alge
meen uitrijverbod wenselijk, aldus
de kommissie. Maar vanwege de
praktische uitvoerbaarheid op be
paalde bedrijven en de kontroleer-
baarheid is dit op korte termijn niet
te realiseren.
Het advies van de Kommissie zal
worden betrokken bij de bijstelling
van het ontwerp-besluit dierlijke
meststoffen, dat binnen afzienbare
tijd aan de Tweede Kamer zal wor
den aangeboden.
In het algemeen is het zo dat van
overheidswege getracht wordt het
aantal huisslachtingen terug te bren
gen. Er komen geen nieuwe gemeen
ten voor een vrijstelling tot het ver
richten van "het voor huishoudelijk
gebruik thuis slachten van dieren"
in aanmerking. Dit zei ons ir. G.A.
Meijer, voorzitter van het Produkt-
schap voor Vee en Vlees. Wij belden
het P.V.V. naar aanleiding van ge
ruchten over een verbod op
huisslachtingen in de periode van 1
april tot 1 oktober. Die geruchten
blijken in zoverre te kloppen, dat
dat verbod geldt met uitzondering
van een groot aantal vrijstellingen.
Zo geldt dat verbod in Zeeland al
leen voor de gemeente Tholen en in
Brabant voor een tiental gemeenten.
Binnenkort zal bij de agrarische ver
tegenwoordiging in het buitenland
van het ministerie van landbouw en
visserij een aantal wijzigingen
plaatsvinden.
Ir. F.E. Schulze, landbouwraad in
Jakarta, zal de dienst verlaten in ver
band met zijn benoeming tot direk
teur Internationale programma's
van het International Irrigation In
stitute in Sri Lanka. De heer Schulze
is 4 jaar landbouwraad geweest. Hij
wordt opgevolgd door ir. H.R.
Toxopeus, de huidige landbouwatta-
ché in Bangkok.
De opvolger van ir. Toxopeus in
Bangkok (ambtsgebied Thailand,
Maleisië en Singapore) is ir. J. Groe
nendijk, nu landbouwraad in
Lissabon.
Het ambtsgebied Portugal wordt
toegevoegd aan dat van de land
bouwraad Parijs, drs. P.A.J. Wijn-
maaien. In Lissabon zal ir. N.A. van
Opstal als adjunkt-landbouwattaché
worden geplaatst.
Ter versterking van de landbouw-
post in Parijs zal drs. F.H. de Haan
tot adjunkt landbouwattaché wor
den benoemd.
Als landbouwattaché in Ankara zal
ir. M.H. Slingenberg worden be
noemd met handhaving van het
ambtsgebied Damascus. Hij volgt ir.
A.J.F. Heydendael op, die naar het
ministerie in Den Haag is terug
gegaan.
Landbouwschap:
Uit milieuhygiënische overwegingen is een uitrijverbod van dierlijke
mest het meest effektief vanaf de oogst tot 1 januari. Voor uitspoe
ling naar de bodem valt het zwaartepunt in september/oktober, voor
afspoeling naar oppervlaktewateren ligt dit in november/december.
Bedrijfstechnisch gezien zou de uitrijperiode echter korter moeten
zijn.
Het onderwerken van mest biedt eveneens mogelijkheden afspoeling
en vervluchtiging van ammoniak in de atmosfeer terug te dringen.
Dit schrijft een Kommissie van Deskundigen in haar advies over de
beperking van de uitrijperiode van dierlijke meststoffen, dat dinsdag
29 juli jl. aan de ministers Braks en Nijpels is aangeboden.
4
Vrijdag 8 augustus 1986