IMitrifikatie-remmers verminderen stikstofuitspoeling
Pootaardappelen op
weg naar goede oogst
korte wenken
akkerbouw
Bladluizen
Professor Kupers uit
Wageningen voorspelt:
"Mais doet Avebe das om"
Begeleiding
door ing. P.H. Hotsma, CAD-
Bodem-, Water- en Bemestingsza-
ken in de akker- en tuinbouw te Wa-
geningen.
Eén van de mogelijkheden de
stikstofuitspoeling van dierlijke
mest te verminderen, is misschien
het toevoegen van een nitrifikatie-
remmer. De voorgestelde maatrege
len ten aanzien van het uitrijden van
dierlijke mest in de herfst zouden
dan wellicht versoepeld kunnen
worden.
Na herfstaanwending van dierlijke
mest gaat veel stikstof verloren.
Eerst door vervluchtiging, daarna
door uitspoeling. Wanneer de mest
niet ingewerkt wordt, kan 80%
van de direkt beschikbare stikstof
verloren gaan. Afhankelijk van de
mestsoort is dat 40 a 60% van de
totale hoeveelheid stikstof. De reste
rende stikstof spoelt uit naar diepere
bodemlagen door de vele neerslag in
herfst en winter. Het uiteindelijke
werkingspercentage van stikstof uit
dierlijke mest ligt bij herfstaanwen
ding dan ook vaak lager dan 25%.
Om de werking van stikstof te verbe
teren moet voorkomen worden dat
de stikstof (in nitraatvorm) in grote
hoeveelheden uitspoelt en dat er
minder (in ammoniakvorm) ver
vluchtigt.
Beperking verliezen
Om de vervluchtiging te verminde
ren moet de mest ingewerkt worden.
Dit inwerken dient binnen één a twee
dagen te gebeuren, omdat gedurende
de eerste dagen de sterkste vervluch
tiging optreedt.
Wanneer men de mest snel inwerkt,
is bij voorjaarsaanwending een
stikstofwerking te verwachten van
minimaal 50 procent. Minstens een
verdubbeling ten opzichte van herfst
aanwending. Helaas is uitrijden in
het voorjaar op veel gronden om
praktische redenen (draagkracht,
struktuurbederf) niet mogelijk. Men
is dan aangewezen op gebruik van
dierlijke mest in de herfst, wat weer
uitspoeling tot gevolg heeft.
Om de stikstofuitspoeling te vermin
deren kan misschien ook een nitrifi-
katieremmer gebruikt worden. De
werking daarvan is als volgt. In dier
lijke mest komt op het moment van
uitrijden de 'vrije' stikstof voorna
melijk in de ammonium vorm voor
(zie tabel). Een deel daarvan ver
vluchtigt als ammoniakgas, de rest
komt in de grond terecht. In de
grond gaan bepaalde bakteriesoor-
ten aan het werk om de ammonium
om te zetten in nitraatstikstof. Dit
proces, dat nitrifikatie genoemd
wordt, gaat vrij snel. Volledige om
zetting van ammonium in nitraat is
in één tot enkele weken voltooid.
Nitrifikatieremmer
Een nitrifikatieremmer stopt het ni^
trifikatieproces gedurende twee a
drie maanden. Gedurende die tijd
worden alleen de nitrificerende bak-
teriesoorten buiten werking gezet.
Na twee a drie maanden is de nitrifi
katieremmer uitgewerkt. Daardoor
komt de nitrifikatie weer langzaam
op gang. Omdat de nitrifikatie ook
stopt wanneer de bodemtempera-
tuur beneden gemiddeld zes graden
Celsius komt, mag de nitrifikatie
remmer in december/januari uitge
werkt zijn.
Doordat het nitrifikatieproces dan
stil ligt, blijft de stikstof uit de mest
in ammoniumvorm in de grond aan
wezig. Ammoniumstikstof wordt,
net als bijvoorbeeld kali en magnesi
um, aan de humus- en kleideeltjes
gebonden. Nitraatstikstof daarente
gen is, net als bijvoorbeeld chloor,
niet gebonden en spoelt dus uit. De
snelheid van nitraatuitspoeling is
vooral afhankelijk van de grond
soort. Op zandgrond is de uitspoe
ling doorgaans groter dan op
kleigrond.
Onderzoek
In Nederland is door verschillende
instellingen al een aantal jaren on
derzoek verricht aan nitrifikatierem-
mers. Er zijn in de wereld meerdere
stoffen in gebruik als nitrifikatie
remmer. In Nederland werkt men
vooral met één stof, namelijk dicy-
aandiamide. De afkorting en merk
naam van deze stof is Didin. Dit
produkt is nu al twee jaar voor de
praktijk voor herfstaanwending be
schikbaar.
Momenteel zijn drie onderzoeks
instellingen bezig met het op een rij
Tabel 1. Samenstelling en naam van enkele stikstofvormen
N2
NH3
NH4
N03
stikstof (gas)
ammoniak (gas)
ammonium
nitraat
zetten van de proefveldresultaten
van de laatste drie a vier jaar met
toepassing van Didin op zandgrond.
Het streven is om in augustus een ge
zamenlijk voorlichtingsstandpunt
gereed te hebben voor publikatie.
Vandaar dat hier dan ook verder
nog geen resultaten van praktijkon
derzoek gegeven worden. In plaats
daarvan zal geschetst worden wat de
mogelijkheden en beperkingen zijn
van het gebruik van een nitrifikatie
remmer.
Mogelijkheden
Wanneer een nitrifikatieremmer
goed funktioneert, maakt het voor
wat betreft de stikstofuitspoelings-
verliezen weinig uit of men in de
herfst uitrijdt, of in het voorjaar.
Het is echter zeer de vraag of op
zandgrond herfstaanwending met
een nitrifikatieremmer in de plaats
wordt gesteld van een uitrijverbod.
Voorjaarsaanwending is minstens zo
effektief en bovendien beter kontro-
leerbaar.
Op klei- en zavelgronden, waar
voorjaarsaanwending in verband
met struktuurbederf praktisch ge
zien nauwelijks mogelijk is, zou een
nitrifikatieremmer wel eens een be
langrijke funktie kunnen gaan ver
vullen. Op klei- en zavelgronden zijn
tot nu toe echter nauwelijks proeven
aangelegd met dierlijke mest met wel
of geen nitrifikatieremmer.
Of dit nodig is en wat eventueel nog
onderzocht moet worden, kan het
beste beoordeeld worden wanneer de
resultaten van proeven op zand
grond volledig verwerkt zijn.
Addertjes
Zoals vaak het geval is, zitten ook
met betrekking tot de stikstofverlie-
zen enkele addertjes onder het gras.
De belangrijkste voorwaarde voor
een effektieve vermindering van de
uitspoeling is dat de stikstofgift niet
te hoog mag zijn, namelijk niet veel
hoger dan de onttrekking door het
gewas. Alle stikstof die niet door het
gewas opgenomen wordt, zal name
lijk na de oogst alsnog uitspoelen.
Verder zal de aanvullende stikstof
gift zo laag mogelijk moeten zijn.
Grondonderzoek op stikstof kan
aangeven hoeveel stikstof in het
voorjaar voor het gewas beschikbaar
is. Maar hoeveel in de loop van het
groeiseizoen door vertering nog voor
het gewas beschikbaar komt, kan
voorlopig slechts worden geschat.
In 't algemeen staat het gewas poot-
aardappelen er goed voor. Weinig
zieke planten en aardappelopslag. In
't algemeen weinig selektiewerk. Hoe
het uiteindelijk afloopt met de veld-
periode hangt in hoge mate af van het
weer in de komende weken. Hoewel
er grote verschillen zijn van bedrijf tot
bedrijf en van streek tot streek kun
nen we in 't algemeen zeggen dat de
gewassen pootaardappelen er redelijk
tot goed voorstaan. Het zuidwesten
blijft aan de erg late kant, terwijl in
't noorden en noordoosten diverse
percelen door zware nachtvorstscha-
de zijn getroffen, met name op zand
en dalgronden. Hoewel de eerste in
druk van de NAK is dat bakterie-
ziekten zich niet ongunstiger laten
zien, is het nog veel te vroeg om daar
over in een hoera-stemming te gera
ken. Er komen bakteriezieke planten
voor en er zijn al deklasseringen en
afkeuringen gekonstateerd.
Een ander probleem vormen de blad
luizen. Naarstig worden dagelijks in
het gehele land metingen verricht naar
de stand van de bladluizen. Overal in
de aardappelgebieden staan gele vang-
bakken opgesteld, waar dagelijks de
luizen worden "afgetapt" en naar het
laboratorium worden gebracht voor
determinatie. De aantallen zijn be
langrijk, maar nog belangrijker zijn
de soorten bladluizen. Gelukkig bren
gen niet alle bladluizen-soorten in de
zelfde mate een virus over. Sommige
zelfs helemaal niet. Zo wordt het
bladrol-virus alleen maar overge
bracht door de perzik-bladluis. Voor
het overbrengen van het Y-virus zijn
veel meer soorten verantwoordelijk.
Op drie plaatsen in Nederland, te we
ten in Colijnsplaat, Tollebeek en
Zoutkamp staan "zuigvallen" op
gesteld; dat zijn een soort stofzuigers
De toekomst van de zetmeelindustrie
ligt niet "in de aardappel". "Als de
graankonkurrenten het echt willen,
drukken ze Avebe met gemak van de
markt af. Als ik van de huidige situa
tie uitga moet ik zeggen: ik heb ern
stige twijfels over de
toekomstmogelijkheden van Avebe".
Dat zegt professor ir. L.J.P. Kupers
van de Landbouwhogeschool in Wa
geningen.
De heer Kupers is verbonden aan de
vakgroep Landbouwplantenteelt en
graslandkunde en internationaal een
erkend deskundige op het gebied van
de aardappelteelt. In september neemt
hij afscheid van de Landbouwhoge
school en gaat hij met pensioen.
De prof verwacht ook ernstige proble
men met de landbouwgrond in de
Drents-Groningse Veenkoloniën, dat
hij het meest kwetsbare landbouwge
bied van Nederland noemt. De orga
nische stoffen in die grond verteren,
die de lucht opzuigen met alles wat
daar maar in aanwezig is. Vooral op
zonnige, warme dagen komen daar
zeer grote hoeveelheden luizen in.
Voorts worden regelmatig waardplan-
ten zoals vogelkers en perzikbomen
geïnspekteerd op het voorkomen van
luizen. Aan de hand van tabaksplan
ten, uitgezet in het veld, wordt viru
soverbrenging geregistreerd.
Tabaksplanten zijn uitermate gevoe
lig voor virus en reageren veel sneller
dan aardappelen en kunnen derhalve
belangrijke gegevens aandragen.
Behalve de pootgoedteler zelf, zijn er
vele mensen in de weer om de telers
te begeleiden. Een groot korps van
keurmeesters voor de veldinspektie;
een grote groep van "luizenonderzoe
kers", maar ook velen die alle bevin
dingen administreren en snel
verwerken om per dag op de hoogte
te zijn van de totale situatie. Voor de
teler blijft er de spanning in tot de
rooidata zijn vastgesteld. Dan pas
ook kan een inzicht worden verkre
gen in de hoeveelheid en de kwaliteit
van de oogst. Op veel percelen is spra
ke van een gezonde start, geen aard
appelopslag, en daarmee weinig
infektiebronnen in de direkte omge
ving. Kwalitatief, wat de virusziekten
betreft, moet het gunstig kunnen uit
pakken.
A. Vermeer
de teellaag wordt daardoor dunner en
stofstormen, bodemkwalen en ont
smettingsmiddelen doen voortdurend
aanslagen op de gezondheid ervan.
Volgens de heer Kupers is het produk-
tieproces in de mais-zetmeelsektor
eenvoudiger en kleven er weinig na
delen aan. Zo kampt deze industrie
niet met het probleem van de afval
waterzuivering.
De maiszetmeelproducenten beheer
sen nu de wereldmarkt en kunnen vol
gens Kupers als ze willen een eind
maken aan het bestaan van Avebe.
Het aardappelmeelkoncern heeft nu
nog een belangrijke markt door de af
geleide produkten van de aardappel,
maar volgens Kupers is dat een
kwestie van tijd en dan zullen de
maisproducenten in staat zijn dezelf
de produkten te maken. Deskundigen
van Avebe zijn het daar niet mee eens.
(Drentse en Asser Courant)
Tridex ontsmettingsmiddel
Hoechst Holland NV te Amsterdam
(020)5908496 heeft toelating verkre
gen voor het produkt Tridex voor ge
bruik bij het ontsmetten van
pootgoed tegen Rhizoctonia en Phy-
tophthora. Ook is het geschikt voor
ontsmetting van bietenzaad tegen
Phoma, kiemschimmels en valse
meeldauw. De toelating in de aardap
pelteelt geldt uitsluitend voor poot
goed bestemd voor konsumptie en
fabrieksaardappelen. Tridex is vloei
baar en zakt niet uit. Het is verkrijg
baar in een 10 liter verpakking. Voor
meer informatie kunt u zich wenden
tot de firma Hoechst.
Eberhardt ploegen voor zware
gronden
Eberhardt ploegenfabriek, die in ons
land wordt vertegenwoordigd door
BV Techno-Import, postbus 145,
6660 AC Eist (08819) 75800, heeft het
programma wentelploegen uitgebreid
met de 553 serie. Zware, degelijke
ploegen, die geleverd worden in een
twee-, drie- en vier-schaar uitvoering.
De 553 serie is vooral geschikt voor
zware grondsoorten. Uitgevoerd met
de gepatenteerde automatische treklij
ninstelling, die een juiste stand en
gang van de ploeg garandeert, is zui
ver ploegwerk voor deze ploegen een
normale zaak. Ruim bemeten koker-
balken van een mikro-gelegeerd fijn
korrelige staalsoort zorgen voor een
storingvrij gebruik. Met de serie 553
ploegen bestaat het programma van
Eberhardt nu uit de keuze voor lich
te, normale en zware bodemomstan
digheden. De prijs varieert van
ƒ11.825,— tot ƒ20.600,—.
Het MAAIEN VAN GRAS
VOOR DE ZAADWINNING
wordt in toenemende mate met de
schijvenmaaier gedaan. Dit heeft
voordelen, zeker. Wees erop be
dacht, dat het gras goed vochtig
is en het zwadbord op de juiste
manier wordt afgesteld. In een
dun en onregelmatig gewas zijn de
verliezen ontoelaatbaar en ver
dient de dubbele messenbalk de
voorkeur. In gelegerde gewassen
moet eveneens van één kant wor
den gemaaid.
MEELDA UW IN TAR WE zal el
ke teler voldoende her-)kennen
Met Septoria is dit minder het ge
val. Toch moet de mogelijke scha
de hiervan niet worden
onderschat. Op het blad komen
bruine vlekken voor met zwarte
puntjes (picniden). Deze schim
mel kan de aar aantasten en het
zgn. kafjesbruin veroorzaken.
De PHYTOPHTHORA-
BESTRIJDING vraagt voortdu
rend onze zorg en aandacht. Bij
zonnig, droog weer kunt U inder
daad 10 a 12 dagen aanhouden.
Loop bij regenachtig weer geen
enkel risiko en spuit elke week,
zeker in snelgroeiende gewassen.
Bij beregening, zowel direkt vóór
als zo snel mogelijk na het bere
genen, een Phytophthora-
best rij ding uitvoeren.
Hoe zit het met de LUIZEN in
Uw bietenpercelen? Vooral op
percelen met een holle stand
en/of een late ontwikkeling kun
nen kolonies zwarte boneluizen
flinke zuigschade aanrichten. De
groene perzikbladluis is vooral be
rucht omdat deze het vergelings-
ziektevirus kan overbrengen.
Vakantiehulpen en logé(e)s zijn
vaak onbekend met de GEVA
REN op het bedrijf. Verlies als
boer de veiligheid nooit uit het
oog en attendeer hen op mogelij
ke gevaren. Ook bestrijdingsmid
delen zijn niet zonder risiko.
Houd deze middelen achter slot
en grendel.
Vrijdag 11 juli 1986