Hoeveel mendeuren
heeft ie vader?''
Cacaobusjeseffekt
Zwart-wit overheerst
'*WÊÊM
Aantal zal verdwijnen
Het verval maakt zich er hier en
daar meester van, maar nog
steeds zijn ze er: de schuren zo
groot als schepen in het Zeeuwse
landschap. Fotograaf Wim Rie-
mens bracht een belangrijk ele
ment van deze schuren in beeld.
Dat zijn de mendeuren. Gerard
Smallegange schrijft, steunend
op ervaringen uit zijn jeugd in
Zeeland, over de funkties van
mendeur, uileval, klinket en
kattegat.
's Avonds om een uur of acht,
negen ging de boer, of zijn
zoon(s) in het najaar en de win
ter, zolang de beesten op stal
stonden, nog een laatste ronde
doen.
'Opvoeren', heette dat in grote
delen van Zeeland. Bij het licht
van een opgehangen lantaarn gaf
men zo nodig wat ekstra stro om
op te rusten; de voederbakken
voor koeien en paarden werden
nog éénmaal gevuld. Dat was het
rantsoen voor de verdere avond
en nacht. Zo herinnert zich ook
Edial Dekker, een boerenzoon
uit de Henricuspolder bij Oost
burg, de gang van zaken om
streeks 1920. Steeds weer als hij
na het verzorgen van de dieren in
de behaaglijk warme sfeer van de
grote keuken kwam, zei zijn va
der achteroverleunend in zijn
grote stoel: 'Staat het uilevalletje
open?'. 'Jazeker, vader', ant
woordde zijn zoon dan meestal.
Soms ook bromde hij ontken
nend, trok zijn jekker weer aan
en stommelde door het donker
terug naar de schuur. Op de
dorsvloer, de deel, aangekomen,
liep hij dan naar de grote dubbele
deuren, de mendeuren, pakte een
hooivork en duwde met behulp
daarvan tegen de wurfel (draai-
houtje) van een mini-deurtje,
hoog in de mendeuren. Een beet
je piepend ging het deurtje, een
valletje eigenlijk, open. Zodoen
de was er vrij baan voor de kat
uil om in en uit te vliegen. Het
uiltje, wit-geel gekleurd en met
een hartvormig gezicht, hoorde
bij de boerderij, net zoals de kat
ten en de hond.
'Den uul is de beste vriend van de
boer', placht zijn vader te zeg
gen. 'Die vogel vangt muizen en
ander ongedierte in de schuur als
de beste en ik hoef hem niet zoals
de katten en de hond te onder
houden en eten te geven. Hij
zorgt helemaal voor zichzelf'.
Alleen dat luikje, dat valletje,
moest 's avonds en 's morgens
open en dicht.
Het uilevalletje is een klein ele
ment dat alleen in sommige stre
ken en dan nog in oude schuren
voorkomt in een stel grote dub
bele deuren - de mendeuren.
Overal in Zeeland waar schuren
zo groot als schepen stonden (en
staan), kom je de mendeuren te
gen. De Zeeuwse schuren zijn
voor het grootste deel dwars-
schuren, overkoepeld door
schilddaken. De oudere types
hebben een kuif van riet, de nieu
were hebben pannendaken. In
sommige gevallen is het riet he
laas vervangen door golfplaten,
D£ dorsvloeren liggen dwars op
de schuren, de tassen met hooi,
stro en graan worden aan beide
zijden van de dorsvloer opgesta
peld, als het moet tot hoog in de
hanebalken. Die dorsvloeren
worden afgesloten door de men
deuren.
Bij de oudere schuren zijn de da
ken laag en moet het rieten dak
bij iedere mendeur 'opgetild'
worden. De mendeuren zijn
meestal zo'n 3,60 m hoog en on
geveer 3,40 m breed. Het zijn
dubbele deuren die naar buiten
openzwaaien en met grote haken
aan de zwarte, gepotdekselde
planken van de schuur worden
vastgemaakt. Tot omstreeks
Een deel van de grote schuren in het Zeeuwse is in verval geraakt. Wat
geen funktie meer heeft verdwijnt vroeger of later, hoe jammer ook.
1900 en 1925 gingen de meeste
mendeuren naar binnen open.
Die binnen-draaiers hadden geen
scharnieren, maar draaiden via
een vernuftig systeem van draai
gaten, -palen en uitsparingen. Bij
de nieuwere boerderijen (meestal
vanaf omstreeks 1860) waren de
schuren hoger gebouwd en kwa
men er pannendaken die zo hoog
lagen dat de mendeuren het dak
niet meer op hoefden te tillen.
Een mendeur, een grote althans,
dient ervoor om de hoog opge
taste voeren met hooi en graan
door te laten. Als je vroeger bo
venop een ouderwetse houten
menwagen zat, volgeladen met
bijvoorbeeld erwten, de last goed
vastgesjord en gepommeld (vast
gelegd door middel van touw en
katrol), kwam even voor het bin
nenrijden het bevel van de men
ner: 'Kop tussen de knieeën'.
Dan maakte je je zo klein moge
lijk; je hoorde beneden je de
paarden zich schrap zetten om de
zwaar beladen wagen op de iets
hogere vloer te trekken, de met
ijzer beslagen hoeven kletterden
op het beton, de wagen wipte iets
omhoog en met een paar centi
meter speling boven je hoofd
schoof de wagen langzaam de
dorsvloer op. Kleine mendeuren
waren alleen geschikt voor het
doorlaten van de lege wagens. Bij
sommige schuren wordt de vloer
aan de ene kant afgesloten door
de echte hoge mendeuren, terwijl
de lege wagen aan de andere kant
door de lage deur weer naar bui
ten kon.
Zeeuwse mendeuren zijn eigen
lijk pars pro toto. Als onderdeel
van de schuur fungeren zij als
kenmerkend symbool voor het
geheel. De mendeuren vormen
bij elkaar een vrij gekompliceer-
de konstruktie. Ze hebben op mij
altijd iets van het bekende cacao
busjeseffekt: het zijn deuren in
deuren met deurtjes. De twee
grote delen vormen samen de
mendeuren. In één van die deu
ren zit weer een klein deurtje, in
Zeeland altijd klinket genoemd
(de oorsprong van dat woord heb
ik nooit kunnen vinden). In Bel
gisch West-Vlaanderen heet dat
deurtje raket of stippel. Het klin
ket is voor de mensen die in- en
uitlopen. De grote mendeuren
gaan alleen open voor de wagens
en de paarden.
Het klinket is een intrigerend
deurtje, voor mij althans. Netjes
wit afgebiesd is het uiterst opval
lend in het (meestal) zwarte grote
vlak van de zware deuren. Zoveel
eilanden, zoveel streken in Zee
land, zoveel verschillen zijn er
ook in de klinketten. Sommige
zijn vierkant, andere hebben een
mooi, wat gotisch aandoend bo-
venkantje. Meestal bestaat het
klinket uit één deurtje, soms,
vooral op Walcheren, bestaat het
ook uit twee afzonderlijke delen.
De meeste klinketten eindigen
zo'n 50 centimeter boven de
grond. Je moet je benen dus flink
optillen om er door te gaan. Die
hoogte verhindert loslopende
dieren (bijvoorbeeld varkens) om
de deur binnen te gaan. Boven
dien verhindert het dat los op de
vloer liggende zaken (bijvoor
beeld zaden) wegwaaien. Er zijn
ook klinketten (meestal die uit
twee deurtjes bestaan) die tot op
de grond komen. In dat geval
kun je met kruiwagen en al naar
binnen en naar buiten.
Behalve het klinket heeft een
mendeur altijd een raampje,
soms (afhankelijk van de streek
en de boer) zelfs twee. De raamp
jes zijn vierkant of met een boog
je bovenaan. Helemaal onderin
zit bij sommige mendeuren een
miniem poortje: het kattegat. En
dan nog - ook weer alleen in som
mige delen van Zeeland - het ge
noemde uilevalletje. Heel vroe
ger waren in ieder geval op Zuid-
Beveland de raampjes bovenin de
mendeuren zonder glas. Dje had
den toen, behalve voor ventilatie,
dus ook als doorgang voor een
uil of een valk een funktie. Na
het binnenhalen van de oogst
stond het klinket vaak dagen
achtereen open. Vers hooi en
graan hebben neiging tot broeien
en warm worden. Het open klin
ket moest samen met het ade
mende rieten dak voor de nodige
ventilatie zorgen.
Mendeuren behoren voor mijn
gevoel zwart geteerd te zijn. Aan
de randjes netjes wit afgezet. Dat
komt omdat ik op Zuid-Beveland
opgegroeid ben. Hoewel het
zwart-wit in heel Zeeland over
heerst, zijn er per eiland of over
kant toch nogal wat verschillen.
In het Land van Hulst helemaal
in het oosten van Oost Zeeuws-
Vlaanderen, waren de (katholie
ke) boeren minder welgesteld.
Daar waren schuren en mendeu
ren zwart, de witte sierlijke ran
den ontbraken. In het westelijke
deel van Oost Zeeuws-
Vlaanderen, in het Land van
Axel en Zaamslag, waren heel
lang welvaart en rijkdom. De be
volking heeft iets bourgondisch
en zwierigs. Daar waren alle
schuren met wit afgezet, vaak
nog met gekartelde randen ook.
Hoewel ook hier de meeste schu
ren zwart zijn, komen er ook ro
de en blauwe voor.
De oorsprong van het rood is ge
makkelijk te vinden. Het is de
bekende ossebloedkleur, ver
vaardigd uit de meekrapwortel.
Overal in de middeleeuwse ge
bouwen in Nederland, maar
vooral in (Noord-) België kom je
die kleur nog tegen. De meekrap
werd overal in Zeeland op de
zware klei geteeld, net zoals nu
suikerbieten. Het was een moei
lijke, maar zeer lonende teelt. De
gemalen meekrapwortel ging als
grondstof voor verf over de hele
wereld. De oorsprong van het
nogal wulpse en uitbundige
blauw heb ik tot nu toe niet ge
vonden. In het streng orthodoxe
Walcheren was met vanouds
Deze mendeuren zijn voorgoed open, een glazen wand zorgt ervoor dat
de bewoners niet "buiten" hoeven te zitten.
licht- en vrijzinnig in de kleuren-
kombinaties van de mendeuren
en schuren. Knalgele deuren in
zwarte schuren tref je vrijwel uit
sluitend in het zuidwesten van
Walcheren aan. In die volstrekt
protestantse hoek van het eiland
handhaaft men die gele kleur
naar men zegt sinds de middel
eeuwen. De herkomst schijnt te
maken te hebben met het weren
van boze geesten.
Behalve geel (en zwart natuur
lijk), zie je op Walcheren een
heel palet aan groene mendeu
ren. Van lichtgroen tot bijna
zwart-groen (Amsterdams groen)
toe.
Zelfs de kombinatie gele planken
en groene mendeuren komt voor.
Wellicht zoekt de degelijk ogen
de Walcherse boer een uitlaat
voor zijn kleurige gevoelens in
een baaierd van felle tinten.
Mendeuren zijn eeuwen lang een
vast gegeven geweest van het
Zeeuwse platteland. Geen won
der dus dat ze ook zijn opgeno
men in allerlei gezegdes. 'Iemand
met een smoel als een mendeur',
is bepaald geen bescheiden mens
in Zeeland.
'Een broek met een mendeur',
vraagt nadere uitleg. De hoeren
dracht op veel Zeeuwse eilanden
had zwarte broeken met een gro
te vierkante klep in plaats van de
ons bekende rits aan de voor
kant. Als je als man met neerge
laten klep (zo groot als een men
deur) nog niet goed genoeg kon
richten, werd je op openhartig
Catsiaanse wijze aangeduid als
een 'klepzeiker'.
'Hij is me ook van een reiger te
gen de mendeuren gescheten', zei
en zegt men soms nog wel eens
van een parnevu die een heleboel
kou we drukte maakt. 'Hoeveel
mendeuren heeft je vader?',
vroeg de vader van een meisje
vroeger als haar vrijer voor het
eerst mee naar huis kwam.
Hoe meer mendeuren, hoe groter
de boerderij, hoe rijker de boer.
Mendeuren als statussymbool
dus.
Hoewel Zeeland nog steeds be
zaaid is met grote schuren voor
zien van talloze mendeuren in ve
lerlei uitvoeringen is er duidelijk
sprake van verval. Wat geen ech
te funktie meer heeft, verdwijnt
vroeger of later, hoe jammer
ook. Een moderne akkerbouwer
heeft genoeg aan een werktuigen-
loods: de oogst wordt op het veld
gecombined. De veehouders
bouwen lage, efficiënte lig-
boxenstallen. Gelukkig kan via
een Boerderijen-stichting een
deel van de karakteristieke hoe
ven behouden blijven en/of weer
funktioneel worden gemaakt via
aanpassingen. Maar toch zal een
ander (groot) deel verdwijnen.
Rijdend door Zeeland zie je in de
schuren en dus ook in de men
deuren verval en verloedering
plaatsgrijpen. Deuren schilferen
af, planken laten los, scharnieren
roesten weg. Schuren die ver
kocht zijn, worden door rekrean-
ten van goede wil maar zonder
historisch besef op vreemde wijze
verhaspeld. Sommige schuren
daarentegen worden prachtig en
historisch verantwoord gerestau
reerd en tot riante villa's ver
bouwd. Op de dorsvloer komen
het bankstel en het staand horlo
ge. De mendeuren gaan open en
een glazen wand scheidt de bewo
ners van buiten. 'Huis Clos',
noemt mijn vrouw zulke boerde
rijen met een toespeling op Sar
tre. Immers, als de boerderij is
gesloten, zijn oude funktie niet
meer heeft, zijn de mendeuren
voorgoed open, maar het klin
ket, het kattegat en het uilevallet
je zullen voorgoed dicht blijven.
Geen hoog opgeladen, krakende
wagens zullen ooit nog de dors
vloer oprijden.
Gerard Smallegange
Vrijdag 11 juli 1986
13