Ingewikkelde regeling voor 1 augustus aanvragen Bedrijfsopvolgers in veehouderij opgelet! Tweede Kamer aanvaardt ontwerp meststoffenwet Opvolger Uitbreiding van standplaatsen Berekening en toewijzing Aanvragen Normen Uitrijden van mest Ontwerp-Meststoffenwet Financiering Overschotheffing Regels met betrekking tot de uitbreiding van de mestproduktie GNERKDE WITTE GNOTOR. GNERKDE WITTE GNOTÖR, Het bijhouden en verstrekken van gegevens Mestbank Reeds lange tijd is door de landbouworganisaties gepleit voor meer aandacht voor bepaalde groepen veehouders die door de invoering van de superheffing onevenredig zijn getroffen. Na een lange diskus- sie met de overheid heeft de Minister dit voorjaar besloten een aantal aanvullende regelingen te treffen. Eén ervan is gericht op bedrijfsop volgers waar op het bedrijf in 1983 een aanzienlijke terugval in het aantal koeien ten opzichte van voorgaande jaren heeft plaatsgevon den. Het aantal voorwaarden en bepalingen waaraan de opvolger en het bedrijf moeten voldoen is talrijk. Onderstaand wordt nogmaals ingegaan op de regeling voor bedrijfs opvolgers waar in 1983 sprake was van onderbezetting van de stal of aanzienlijke teruggang in het aantal koeien. De bedrijfsopvolger dient het bedrijf voor tenminste vijf jaar geheel of ge deeltelijk over te nemen. De overna me kan tussen 1 april 1983 en 1 april 1986 hebben plaatsgevonden, dan wel tot 1 april 1989 plaatsvinden. In het laatste geval wordt een voorlopi ge heffingvrije hoeveelheid aan de opvolger toegewezen. De opvolger moet na overname aan de volgende voorwaarden voldoen: - de bedrijfsopvolger dient op het overgenomen of het over te nemen bedrijf werkzaam te zijn en voor zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel afhankelijk te zijn van dit bedrijf; dit betekent dat tenminste 75% van het fiskaal onzuiver inkomen af komstig is uit het bedrijf. - de bedrijfsopvolger dient op het overgenomen of over te nemen be drijf tenminste 60% van het totale aantal standaardbedrijfseenheden in de melkveehouderij te hebben. - de bedrijfsopvolger dient op het overgenomen of over te nemen be drijf bedrijfsmatig melk of bijvoor beeld kaas af te leveren. Indien de opvolger reeds voor 1 april 1983 op het bedrijf werkte, kan hij alleen in aanmerking komen indien hij minder dan 75% van het fiskaal onzuiver inkomen uit het bedrijf haalde. Indien iemand nu nog niet aan één van de voorwaarden ten aanzien van inkomensafhankelijkheid van het bedrijf, standaardbedrijfseenhe den of leverantie van melk voldoet, kan toch voorlopig een heffingvrije hoeveelheid worden toegewezen. Men heeft 18 maanden de tijd om aan deze voorwaarden te voldoen. Indien de overname nog niet offi cieel heeft plaatsgevonden moet dit voor 1 april 1989 geschieden. In de periode 1 april 1983 - 1 april 1986 moet de opvolger dan wel op het be drijf hebben gewerkt of per 1 april 1986 tenminste 16 jaar oud zijn en een agrarische opleiding volgen of hebben voltooid. Het principe van de regeling is dat er in 1983 (meitelling) minimaal 10% minder koeien moeten zijn geweest dan in één van de jaren 1975 - 1982 (meitelling). Tevens moeten bij één van de meitellingen 1975 - 1982 mi nimaal 30 melkkoeien op het bedrijf aanwezig zijn geweest en moet er in de periode 1978 (1 januari) - 1984 (1 april) ooit bedrijfsmatig melk zijn afgeleverd. Indien het aantal standplaatsen de laatste jaren fors is uitgebreid be hoeft niet het aantal koeien met 10% te zijn afgenomen, maar dient het aantal koeien opgegeven bij de mei telling in 1983 minimaal 10% kleiner te zijn dan het aantal aanwezige standplaatsen voor melk- en kalf- koeien na de uitbreiding van de stal. Wel moet de uitbreiding aan de vol gende voorwaarden voldoen: - investeringsverplichtingen voor uit breiding van de stal moeten zijn aan gegaan in de periode 1 september 1981 - 1 maart 1984. - het investeringsbedrag moet mini maal ƒ20.000,bedragen waarvan maksimaal 10% een vergoeding voor eigen arbeid mag zijn. - het aantal standplaatsen moet met tenminste 25% zijn uitgebreid. Voor de uitbreiding moeten minimaal 20 standplaatsen voor melk- en kalf- koeien aanwezig zijn geweest. Na de uitbreiding moeten tenminste 30 standplaatsen aanwezig zijn. Ook uitbreiders moeten in de perio de 1 januari 1978 - 1 april 1984 ooit bedrijfsmatig melk hebben afge leverd. Het ekstra kwotum wordt als volgt berekend: het verschil tussen het aantal koeien in 1983 en het hoogste aantal in de periode 1975 - 1982 of bij uitbreiders het aantal standplaat sen na de uitbreiding vormt het aan tal onderbezette standplaatsen. Opgemerkt zij nog dat het hoogste aantal koeien of het aantal stand plaatsen na de uitbreiding maksi maal 85 kan bedragen. Hiermee worden grote bedrijven dus van de regeling uitgesloten. Het aantal onderbezette standplaat sen wordt verminderd met 10% en vervolgens vermenigvuldigd met 5.500 (kg melk). Op deze hoeveel heid moet nog eens een korting van 9,55% (kortingspercentage) worden toegepast. De aldus berekende hoeveelheid kan worden opgeteld bij het kwotum dat reeds op het bedrijf aanwezig is. Aanvragen voor deze regeling moe ten vóór 1 augustus bij de Distrikts- burohouder worden ingediend. In dien er twijfel bestaat of een bepaal de bedrijfssituatie onder de regeling kan vallen, kan het beste kontakt worden opgenomen met een SEV-er. Deze kan de situatie nader onderzoe ken en tevens informatie verschaffen over nadere voorwaarden zoals het samengaan van deze regeling met toewijzingen op grond van andere superheffingsregelingen e.d. Landbouwschap, Afdeling Melkvee houder Ir. A.K. Schaap De Tweede Kamer is begin mei van dit jaar akkoord gegaan met de ontwerp-meststoffenwet van minister ir. G. Braks en dr. P. Winsemi- us. Hierdoor is de verwezenlijking van het voorgenomen mestbeleid een stap dichterbij gekomen. Het voorstel zal nu nog door de Eerste Kamer worden behandeld. Deze eerste stap opent een perspektief voor de verdere bescherming van de bodem en daarmee van de bodemvruchtbaarheid. Vanuit die zelfde optiek is het tevens van belang ook al voor de volgende fases zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen. Hiermee krijgt de regel geving ook een stimulerend en taakstellend karakter. De Wet bodembescherming zal regels stellen aan het gebruik van dierlijke meststoffen. De normen voor het ge bruik per hektare worden uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en gelden voor het gehele land. Voor de eerste fase (1987-1990) mogen ingevolge het in december voor advies gestuurde voorontwerp Besluit gebruik dierlij ke meststoffen tot de volgende hoe veelheden fosfaat per jaar en per hektare worden gebruikt: - 125 kg fosfaat op bouwland; - 250 kg fosfaat op grasland; - 350 kg fosfaat op snij- maisper celen. Voor de tweede fase (1991-1994) be dragen de hoeveelheden: - bouwland 125 kg fosfaat: - grasland 200 kg fos faat; - snijmais 250 kg fosfaat. Ook geven de bewindslieden nog een aantal indikaties voor de langere ter mijn, te weten: Vanaf 1995: - bouwland circa 125 kg; - grasland circa 175 kg; - snijmais cir ca 175 kg. Vanaf circa 2000: eindnorm, waarvan de hoogte op dit moment nog moei lijk is aan te duiden, omdat door de ontwikkeling van meer produktieve rassen en een verdere verbetering van de produktie-omstandigheden de ge wasopbrengsten en daarmee de fos faatonttrekking nog kan veranderen. In het ontwerp-besluit worden naast deze algemene normen tevens een aantal specifieke regels gesteld met betrekking tot de waterige frakties, fosfaatverzadigde en fosfaatarme gronden en het gebruik van mest op andere gronden dan landbouwgron den. Om de normering op basis van fosfaat voor de praktijk hanteerbaar te maken zal nader worden aangege ven met welke hoeveelheden mest de ze fosfaathoeveelheden overeenkomen. Volgens de bereke ning van het Landbouw Ekonomisch Instituut zullen in de eerste fase on geveer 22.500 bedrijven (dat is onge veer een kwart van de bedrijven met vee) een berekend mestoverschot heb ben van in totaal circa 12 miljoen ton. Daarvan moet circa 10 miljoen ton in de produktiegebieden zelf en circa 2 miljoen ton in andere regio's worden afgezet. Met betrekking tot de gesloten uitrij- periode is er een kommissie van des kundigen ingesteld, die binnenkort zal rapporteren over een mogelijke rege ling. Op grond van dit advies zullen de beide bewindslieden hun definitie ve standpunt bepalen. Op grond van de ontwerp- Meststoffenwet worden voorzienin gen getroffen en regelen gesteld met betrekking tot de (afvoer van) mest overschotten. In dat kader zijn er re gelen voorzien met betrekking tot: het bijhouden en verstrekken van gege vens, de Mestbank, een te betalen overschotheffing en ter voorkoming van een onverantwoorde uitbreiding van de mestproduktie. De in het voorstel opgenomen over schotheffing moet de financiële grondslag gaan vormen voor maatre gelen ter oplossing van het probleem van de mestoverschotten in ons land. De bewindslieden erkennen, dat ook de overheid, dan wel de overheden een rol kunnen spelen bij de financie ring van de oplossing van het pro bleem. Die rol ligt echter voornamelijk in de initiërende, stimu lerende en onderzoeksfeer. Struktu- rele bijdragen van de Rijksoverheid in de kosten van noodzakelijke voor zieningen als transport, opslag en ver werking van dierlijke mest van de zijde zijn in het ontwerp niet voor zien. Uitgangspunt is het beginsel: "de veroorzaker betaalt". De oor spronkelijk in het voorstel voor de Meststoffenwet opgenomen bepalin gen met betrekking tot de algemene heffing zijn geschrapt. Deze algeme ne heffing diende er toe om de gelden bijeen te krijgen voor het deel (1/3) dat het bedrijfsleven bijdraagt aan de financiering van het onderzoekspro gramma. Het bedrijfsleven is nu vrij om te bepalen op welke wijze zij hun bijdrage zullen leveren. De overschotheffing beoogt financie ring van maatregelen, die bijdragen aan het vinden van strukturele oplos singen voor de mestoverschotten, waarbij te denken is aan een nationale mestbank en centrale opslag en ver werking van mest. Voor de overscho theffing geldt voor alle bedrijven een heffingvrije voet van 125 kg fosfaat per hektare per jaar. Wordt deze hoe veelheid overschreden, dan is de be trokken veehouder boven die heffingvrije voet een heffing van ƒ0,50 per kg fosfaat per hektare ver schuldigd, met dien verstande, dat voor een produktie groter dan 125 maar kleiner of gelijk aan 200 kg fos faat per hektare per jaar slechts ƒ0,25 per kg fosfaat verschuldigd is. Voor waarde is echter, dat het bedrijf be schikt over een oppervlakte landbouwgrond. Voor bedrijven zon der landbouwgrond geldt een heffing van ƒ0,50 voor elke geproduceerde ki lo fosfaat. Voor deze bedrijven is de heffingvrije voet niet van toepassing. Voor producenten van droge pluim veemest en veehouders met een mestafzetkontrakt zal een geredu ceerd tarief op grond van de wet kun nen worden vastgesteld. De heffingvrije voet van 125 kg fos faat per hektare sluit aan bij de gestel de milieuhygiënische doelstelling ten aanzien van het mestgebruik. De overschotheffing heeft, naast een fi nancieringselement dan ook een dui delijk sturend element in zich. Reeds nu wordt namelijk duidelijk gemaakt, dat de mestproduktie op een groot aantal bedrijven nog altijd te hoog ligt en dat zij in de toekomst, bij aan scherping van de gebruiksnormen een (groter) mestoverschot, zullen hebben. Het aantal mestproducerende bedrij ven dat onder de overschotheffing gaat vallen bedraagt circa 48.000 op een totaal van circa 93.000 mestpro ducerende bedrijven. In de ontwerp-Meststoffenwet zijn verdere regels ter voorkoming van een onverantwoorde uitbreiding van de mestproduktie opgenomen. Deze re gels moeten de Interimwet beperking varkens- en pluimveehouderijen gaan vervangen. Nieuwe of extra mestpro duktie zal alleen zijn toegestaan als al- Buitenaardse wezens hebben voor en kele maanden bezit genomen van Ne derland. Vanaf 6.000 affiche-borden staren in juli en augustus monsterach tige koppen ons aan, terwijl ze een glas melk drinken. De vriendelijke monsters zullen ook opduiken in ad vertenties in geïllustreerde weekbla den en popmuziekbladen. Aangezien de vreemde wezens bij jon geren nogal geliefd zijn heeft Het Ne derlands Zuivelbureau hen ingeschakeld voor de "Melk. De Wit te Motor, "-campagne, die zich vooral richt op de leeftijdsgroep van 12-20 jaar. De buitenaardse monsters lessen hun dorst bij voorkeur met melk. "Ik geniet heel erg van een gnas 'Gnerk. De Witte Gnotor' verklaarde een van hen in zijn buitenissige taaltje. Ie mest verantwoord op het eigen bedrijf kan worden gebruikt. Kan hieraan niet worden voldaan dan geldt een verbod op uitbreiding van de mestproduktie. Konkreet zal toe name van de mestproduktie tot 125 kg fosfaat per hektare worden uitgezon derd van dit verbod. Daarnaast is om verdere toename van de mestproduk tie door varkens en kippen een ver bod geïntroduceerd andere diersoorten in. varkens of kippen te wisselen. Het heffingenstelsel en het uitbreidingsverbod hebben tot gevolg dat er ontwikkelingsmogelijkheden blijven door aankoop van bestaande bedrijven en door de weggelaten wis seling tussen dierkategorieën zolang de mestproduktie en de fosfaatpro- duktie daardoor niet toenemen. Ver der blijft uitbreiding en nieuwvestiging mogelijk, voorzover men niet meer mest produceert dan de heffingvrije voet. Op basis van de Meststoffenwet zul len producenten, handelaren, beheer ders van opslagvoorzieningen van mest en bepaalde kategorieen van mestgebruikers gegevens moeten bij houden over geproduceerde, afgele verde, afgenomen en gebruikte hoeveelheden mest. Daartoe zal een "mestboekhouding" worden inge voerd, die gegevens zal moeten bevat ten met betrekking tot de mestproduktie, het eventuele bedrijf- soverschot en wat daarmee gebeurt. Ook zal deze boekhouding de grond slag vormen voor de overschottenhef- fing. Bij de afzet van mest zal een afleveringsbewijs aan de mestbank gestuurd moeten worden. De Algeme ne Inspektiedienst van het ministerie van Landbouw en Visserij zal hierop de kontrole uitoefenen. Het Landbouwschap is in januari 1986 overgegaan tot het instellen van de Landelijke Mestbank, waarin het voorstel voor de Meststoffenwet voorziet. Deze landelijke mestbank neemt een centrale plaats in bij het be heersen van de verschillende meststro- men. Zij zal vooralsnog gaan bemiddelen bij de afzet, hoeveelheden mest kunnen afnemen en een alge meen organisatorisch kader gaan vor men voor de afzet van overschotten. Of en in hoeverre aan de mestbank in een volgende fase verdergaande taken moeten worden toegekend zullen de bewindslieden gaan bekijken naar aanleiding van een evaluatie, die drie jaar nadat het systeem is gaan werken zal worden verricht. 10 Vrijdag 11 juli 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 10