De maand juni op het zuidwestelijk veebedrijf VERVOLG PAG. 12 13 Rundveehouderij Mei 1986 zal bij alle melkveehou ders lang in herinnering blijven. De maand begon met een reuze tegenvaller voor alle melkvee houders. Gelukkig hebben bijna alle melkveehouders begrip ge toond voor het opstalgebod, dat de minister van Landbouw had afgekondigd. Door de harde maatregels heeft de afzet van melk en melkprodukten geen achteruitgang vertoond. De konsument en de eksport heb ben eerder meer vertrouwen ge kregen in onze nederlandse melk- produktie met al de bewaking over de kwaliteit. Ten opzichte van het buitenland hebben wij getoond, dat hier geen risiko's genomen worden om een kwaliteitsprodukt voort te blijven brengen. Gelukkig heeft het opstalgebod maar de helft van de tijd geduurd dan welke in het begin in het vooruit zicht was gesteld. Ondanks het late voorjaar kon half mei toch worden begonnen met het maaien voor voordroogkuil. We kunnen stellen dat de achter stand in de grasgroei nu nog 2 we ken is t.o.v. een gemiddeld voorjaar. De natuur heeft toch weer iets her steld van de vrij grote achterstand. Met veel zon en op tijd wat regen kan er nog veel gras groeien. Dat hebben we in 1985 gezien. Door de lange stalperiode zijn de voorraden aan ruwvoer vaak geheel gebruikt. Verzorging grasland Ondanks de groei van het gras laat op gang kwam is de achterstand in de meimaand toch grotendeels weg gewerkt. Willen we de groei in het gras houden en een hoge jaarop brengst halen dan heeft het grasland ook in deze tijd een goede verzor ging nodig. Eerst moeten we ervoor zorgen dat er steeds voldoende gras voor bewei ding aanwezig is. Tijdig (dus niet te lang gras) inscharen is een eerste ver eiste voor een hoge grasopname door het vee en een goede grasland eksploitatie. Wanneer gras in een lang stadium wordt gemaaid heeft dit een ver hoogde hergroei en vaak een minder hoogwaardig produkt in de kuil. Mocht een perceel grasland na be weiding te ruig achterblijven ga dan bloten. Dit geeft betere en frissere hergroei. Door de vaak dunne stand van het gras, dit voorjaar, heeft het onkruid een grotere kans gekregen om zich uit te breiden. Waar onkruiden staan, groeit geen gras, wat wel de bedoeling is. Kort voor de bloei is het juiste tijdstip om boterbloem, akkerdistel en paarde bloem te spuiten. Muur kan op elk tijdstip, als het in de groei is, worden gespoten. Drijfmest kan na de zomer goed over grasland worden uitgereden en heeft dan een hoge bemestingswaar- de. De drijfmest moet echter goed gemengd en verspreid worden en hou een maksimale gift van 15 m3 per ha aan. Bij voorkeur wordt drijfmest in de zomer uitgereden op percelen met een maaibestemming. Spuiten met 400-500 1 water/ha van af begin bloei totdat de eerste bloemblaadjes vallen. Ronilan vloei baar bestrijdt verschillende Botrytis- schimmels, ook de z.g.n. grauwe schimmel en verder de rattekeutel- ziekte. Ronilan vloeibaar niet men gen met insekticiden. Zodra zwarte boneluis van betekenis wordt gekonstateerd spuiten tegen de avond 0,5 kg Pirimor of 0,6 1 Nexagan in 500 1 water/ha. Denk om de bijen. Stam(sla)bonen Deze kunnen tot begin juni gezaaid worden. Soms dient het als vervan ger wanneer een eerder gezaaid ge was is uitgereden. Belangrijk is dan of er en zo ja welk bodemherbicide gebruikt is. Stambonen verdragen niet alle bo demherbiciden. Na opkomst kunnen zaadonkruiden worden bestreden met 2 1 dinoseba- cetaat per ha of 6-7 1/2 1 dino- seb/ha. Men moet 's avonds spuiten wanneer de bonen de twee kiem- blaadjes naar beneden laten hangen (slaapstadium). Spuiten met 600 1 water en grove druppel, bij een luchtvochtigheid van 60% of hoger. Dinoseb is voor stamslabonen ge vaarlijk. Bij een gewasontwikkeling van 1 1/2 -2 1/2 driebladstadium kan Basa- gran worden gespoten. Dosering 1 1/2 1/ha. Basagran toepassen op klein onkruid, een gezond gewas en onder koele omstandigheden. Wan neer de temperatuur overdag 20°C of hoger is, dan tegen de avond spui ten. Veel water gebruiken, 600 1/ha. Vooral de bestrijding van de zwarte nachtschade is noodzakelijk. Dit on kruid kan in later stadium met zijn vele bessen ongemak en besmetting bij het dorsen van de bonen ver oorzaken. Vlas Door een welige groei kan bij lege ring de kwaliteit van dit gewas sterk benadeeld worden. Men kan trach ten dit te voorkomen door een bespuiting uit te voeren met 1-1,5 1/ha Cerone. Bij een lengte van 30-40 cm is het effekt optimaal. Bij een normaal gewas is 1 1 Cerone vol doende, bij een zwaar gewas 1 1/2 1/ha. Als gespoten wordt bij een ge waslengte van 45-55 cm geeft toepas sing aanleiding tot een ongewenste vertraging in de afrijping. Toevoeging van Citowett, in een 0,025% oplossing van de verspoten hoeveelheid water versterkt de groei- remming. Voorbeeld: bij 600 1 water 0,15 1 150 cc Citowett toevoegen. Spuiten bij hoge luchtvochtigheid en niet te koud weer. Tegen de avond of vroeg in de morgen. Neem deze regels goed in acht. Het gaat om de kwaliteit van het vlas. Zonodig moet een bestrijding tegen vlastrips worden uitgevoerd. Teunisbloem Een goede standdichtheid wordt be reikt bij 80 planten/m2- Bij een goe de verdeling van de planten kan met een kleiner aantal ook nog een rede lijke kg-opbrengst worden ver kregen. Er is na opkomst in dit gewas geen chemische onkruidbestrijding moge lijk. Indien nodig dan schoffelen. Ziekten of plagen komen in dit sta dium weinig voor. Knolselderij Toepassing van chemische onkruid bestrijding is mogelijk met Maloran of linuron, één a twee weken na het planten. Beide middelen werken zo wel via de wortel als via het blad van de onkruiden. De middelen dienen op een vochtige grond gespoten te worden. Grassen worden slecht bestreden. Kweekgras bij een hoogte van 20 cm v.h. gras bestrijden met Fusilade of Fervinal. De bestrijding van bladluis dient kort na het planten ter hand te wor den genomen. De luizen zitten ver scholen in de hartblaadjes. Minstens 5001/ha gebruiken. De bladvlekken- ziekte moet worden bestreden zodra de eerste vlekjes worden waargeno men. Voor middelen zie de Hand leiding. De bedrijfsvoorlichter C.A.T. Goes, W. Janse Bijvoeren in de wj Goed weidegras is een hoogwaardig voer. Wanneer het volop beschik baar is kunnen melkkoeien hieruit meer dan 20 kg melk per dag produ ceren. Voor vaarzen is dit 16 kg melk. Bij 's nachts opstallen wordt 3 kg melk en bij zomerstalvoedering 4 kg melk minder uit gras geprodu ceerd. Bij hogere dan genoemde dagproduktie is een aanvulling met krachtvoer nodig. Dit leidt tot een lagere grasopname, zodat een kg-krachtvoer niet vol doende is voor 2 kg melk. De le kg krachtvoer levert ca. 1.5 kg melk op, de 5e kg nog maar 1 kg melk. Als melkveehouder moet men zelf kunnen beoordelen of al het kracht voer dat in de zomer wordt verstrekt wel juist is. De Koppeling Melkkontrole-Veevoeding is hierbij een waardevol hulpmiddel. Vers gras is aanmerkelijk goedkoper dan het goedkoopste krachtvoer. Mastitis Mastitis kost jaarlijks miljoenen aan slechte melk en te vroeg opruimen van produktieve dieren. doseerflakon, strooipoeder en spuit bus moet men de dieren regelmatig vangen en behandelen. Zowel jong vee als droogstaande koeien kunnen worden besmet met zomerwrang. Grazen uw pinken en droogstaande koeien in de buurt van houtwallen dan kunt u beter voorzorgsmaat regelen nemen om zomerwrang te voorkomen. Varkenshouderij Watergebruik Water is zowel voor mens als dier van groot belang. Een voortdurend goede watervoorziening van het dier is beslist noodzakelijk, want reeds bij enkele procenten vochtverlies ontstaat er een dorstgevoel. Zowel te veel als te weinig water kan ook na delen geven voor het dier. Uit praktijkgegevens blijkt dat er op varkenshouderijbedrijven enorme verschillen bestaan in hoeveelheid li ters watergebruik. Dit verschil uit zich in de hoeveelheid geproduceer de drijfmest. Het overbodige watergebruik kost tweemaal geld n.l. bij aankoop en bij opslag c.q. afvoer van drijfmest. Door op handen zijnde wetten m.b.t. de mest is het van belang de drijfmestproduktie te beperken en aandacht te besteden aan de kwali teit van de mest. Dit is op een groot aantal bedrijven mogelijk als we op de volgende punten letten: vermorsing van water, watergebruik bij reinigen, grond- en regenwater Koeien kunnen uit weidegras per etmaal meer dan 20 kg melk produceren Om de verliezen te beperken is het opsporen van mastitis in een vroeg stadium nodig. Melkveehouders die mee doen aan de melkkontrole kun nen nu voor 30 cent per koe een indi vidueel onderzoek krijgen op het cel getal in de melk. Men moet dit ekstra onderzoek van te voren melden aan de melkkontro le dienst (Z.R.S.). Voor dit onder zoek zijn namelijk andere monster- nameflesjes nodig. Tijdige bestrij ding van mastitis kan vaak erger voorkomen. Voor het geld hoeft men het niet te laten om 1 a 2 keer per jaar het cel getal per individuele koe te krijgen. Bestrijding van vliegen en rat- testaartlarven Het bestrijden van vliegen is nood zakelijk om het overbrengen van ziekten te voorkomen en de overlast die ze geven. Een eerste stap is om een uiterste hygiëne op het bedrijf. Gebruik niet steeds hetzelfde middel om vliegen te verdelgen. Er kan im muniteit door een middel ontstaan. Voorkom residuen van de bestrij dingsmiddelen in vlees en melk. Rattestaartlarven zijn de larven van de blinde bij. In het voorjaar legt de blinde bij haar eieren in de gierkel- ders en drijfmestputten. Uit de eie ren komen vies uitziende larven met een lange staart. De larven kunnen bestreden worden met 50 gram Tugon madendood per 10 liter water. Dit kan met de gieter in de mestkelder worden verspreid. Zomerwrang wordt veroorzaakt door een samenspel tussen de kleine steekvlieg en de wrangvlieg. Om zomerwrang te voorkomen is een bestrijding van deze vliegen noodzakelijk. Er zijn vele mogelijk heden om de vliegen op rundvee te bestrijden. Hiervan is het aanbren gen van oormerken een van de ge makkelijkste methoden. Ook vraagt de antiwrang-box weinig arbeid. Bij het spuiten met de rugspuit, het gebruik van pasta, opdruppelen met niet in de put laten komen en wa- ter/voer-verhouding Vermorsing van water Er wordt over het algemeen veel wa ter vermorst door lekkages en/of het niet goed afsluiten van kranen e.d. Ook door de varkens kan er veel wa ter vermorst worden, als ze 24 uur per etmaal over water kunnen be schikken. Door aandacht te beste den aan het drinkwatersysteem kan er 10-20% water bespaard worden. Zo dient een bijtnippel in hoogte verstelbaar te zijn en onder een hoek van 67° te worden geplaatst. De wa teropbrengst mag 250 ml per mi nuut voor gespeende biggen en 300 ml per minuut voor vleesvarkens be dragen. Plaats de nippel zo, dat het varken recht voor de nippel moet gaan staan om te drinken. De brijbak, dat is droogvoerbak met nippel, of het anti-morsbakje zijn goede alterna tieven om op water te besparen. Reiniging Bij reiniging is het watergebruik te beperken door de hokken voldoende lang in te weken alvorens deze schoon te spuiten. Door de afdeling c.q. stal goed en regelmatig in te we ken kan met een lagere druk en min der water in een kortere tijd een goe de reiniging plaatsvinden. Het is dan wel noodzakelijk de vloeren en de wanden regelmatig nat te houden. Water-voerverhouding Voor de mestvarkens is een water- voerverhouding van gem. 2,25 1 ze ker voldoende. Bij opleg moet dit 2,5 1 zijn terwijl aan het einde van de mestperiode dit 2,0 1 kan zijn. Bij deze verhouding neemt een mestvarken 500 tot 550 li ter water in de mestperiode op. Voor de zeugenhouderij is voor guste en dragende zeugen een water- voerverhouding van 3,7 1 voldoen de, terwijl zogende zeugen onbe perkt over water moeten kunnen be schikken. Door zelf eens kritisch te kijken naar de genoemde punten, is er op menig bedrijf water te besparen en mest- hoeveelheid te beperken. Een goed hulpmiddel zou een watermeter voor het bedrijfsgedeelte kunnen zijn. Het is van belang te weten hoeveel water er verbruikt wordt, om te we ten hoeveel er misbruikt wordt. Pluim veehouderij Gebruik B.M.L.P.-lichtschema: het overwegen waard! Licht is van groot belang voor de ei- produktie van legkippen. Een verlichtingsduur van 14-17 uur, zoals die in de praktijk wordt toege past geeft een vrijwel maksimale produktie. De laatste jaren wordt steeds meer aandacht geschonken aan het gebruik van het zogenaamde Bio-Mittent-Lighting-Program (BMLP-systeem). Dit is een intermitterend verlich tingsschema, waarbij afwisselend 15 minuten licht en 45 minuten donker wordt gegeven gedurende 16 uur per dag. Door deze 15 minuten licht ervaart de kip het hele uur als licht. Het BMLP-schema wordt zowel in daglicht- als in donkerstallen toege past, hoewel de voordelen ir. don kerstallen het grootst zijn. Voor- en nadelen Aan het gebruik van het BMLP- schema zitten een aantal voor- en nadelen verbonden. Voordelen zijn: - besparing op de energiekosten door minder branduren - lager voerverbruik doordat de kip pen minder aktief zijn en er een bete re benutting van het voer plaatsvindt - de eiproduktie (zowel in aantal als in grammen) blijft vrijwel gelijk - mogelijk minder 2e soort eieren doordat de kippen minder aktief zijn - lager uitval, doordat minder kannibalisme voorkomt Daarnaast zijn er enkele nadelen: - de kippen wegen 50-100 gram min der, waardoor ze een lagere slacht- waarde hebben - arbeidstechnisch kan het proble men opleveren. Naast een tijdklok is de aanschaf van een overbruggings schakelaar (timer) dan ook noodza kelijk om bijv. bij kontröle- werkzaamheden toch licht te hebben - de levensduur van TL-lampen wordt door het aan- en uitschakelen verkort. Uitvoering Het toepassen van het BMLP- schema vraagt van de pluimveehou der ekstra aandacht voor de be drijfsvoering. Een goede kontróle van de water- en voeropname is be langrijk. Een verlaging van de voe ropname kan negatieve gevolgen hebben voor de produktie, vooral als het voerverbruik al laag is. Het advies is dan ook om met het BMLP-schema pas na de produktie- top, na de 36e week te starten. Ook is het aan te raden om de kip pen regelmatig te wegen. De kapaci- teit van de drinkwatervoorziening vraagt ook ekstra aandacht, omdat in een korte tijd veel water wordt op genomen. De overschakeling van het normale naar het BMLP-schema moet gelei delijk verlopen, bijvoorbeeld als volgt: (L Licht, D donker) 37e week: per verlichtingsuur 3 kwartier L, 1 kwartier D; 38e week: per verlichtingsuur 2 kwartier L, 2 kwartier D; 39e week: le uur 1 kwartier L, 3 kwartier D; 2e uur 2 kwartier L, 2 kwartier D; 3e uur 1 kwartier L, 3 kwartier D; 4e uur 2 kwartier L, 1 kwartier D; enz. Vanaf 40e week: per verlichtingsuur 1 kwartier L, 3 kwartier D. In het laatste uur voor de nachtperi ode moet het laatste kwartier ekstra licht worden gegeven. Het toepassen van het BMLP- lichtschema kan een behoorlijk voordeel opleveren. Juist in een tijd waarin kostprijsver laging een steeds belangrijker plaats inneemt is dit lichtregime een zaak die het overwegen waard is! ing. R. v.d. Meer, CR Tilburg ing. B. Meeuwissen, CVP Tilburg ing. D. Pullen, CVP Tilburg Vrijdag 30 mei 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 13