Landbouwbeleid moet volledig op de helling Viskwekerijen in buitengebied aanvaardbaar Gewestelijke Raad Noord-Brabant: Meststoffenwet in praktijk onuitvoerbaar! WRR-rapport over de EG Voor veel beregeningsinstallaties wordt vergunning vereist G.S. Noord-Brabant in notitie: Het landbouwbeleid in de Europese Gemeenschap moet volledig op de helling. De huidige problemen vanwe ge overschotten, milieuverontreini ging en marginale landbouwgebieden kunnen met het huidige beleid niet opgelost worden. Terugdringen van de produktie door kwotering zal op den duur evenmin voldoende blijken. Dat stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in het dinsdag verschenen rapport. De onvoltooide Europese integratie. Het WRR-rapport is opgesteld onder lei ding van prof.mr. L.A. Geelhoed. Een belangrijke bijdrage is geleverd door het Landbouw-Ekonomisch Instituut. De WRR adviseert om het landbouw beleid meer op de markt te richten, door een globale prijsverlaging van ongeveer 15 procent in cje richting van het wereldmarktprijsnivo. Erkend wordt dat dit een forse druk op het inkomen van de boeren zal doen ont staan en dat 'zal noodzakelijkerwijs leiden tot versnelde afname van het aantal boeren'. Omdat de opbrengststijging per oppervlakte-eenheid voortgaat, zal de aanpassing van het produktievolume ruimte scheppen voor andere vormen van grondgebruik. 'Hieraan bestaat juist in de centrale, dichtbevolkte de len van Europa de grootste behoefte', aldus de WRR. Vanwege de 'onaan vaardbare gevolgen' van de prijsda ling voor de marginale gebieden in Zuid-Europa en Ierland, zullen de boeren aldaar een kompensatie moe ten ontvangen om hun inkomen op peil te houden. De WRR denkt daar bij ook aan aanvullende programma's voor bijvoorbeeld scholing en in- frastruktuur. 'Deze overdracht van inkomsten in de EG naar de arme landbouwgebied is de prijs voor de in terne markt die snel voltooid moet worden', heeft prof. Geelhoed gezegd, blijkens een verslag in De Volkskrant. Kabinet huiverig In een reaktie op het WRR-rapport zegt het kabinet 'huiverig' te staan te genover de gedachte, dat binnen het EG-landbouwbeleid ekstra kompen- serende maatregelen zouden moeten worden genomen, ten gunste van de zwakkere gebieden. De regering er kent, dat voor voltooiing van de in terne markt en bij de heroriëntatie van het landbouwbeleid 'zwaarwe gende' problemen aan de orde kun nen komen bij de geografische verdeling van ekonomische aktivitei- ten. Maar de regering meent, dat de ze problemen vooral dienen te worden opgelost met behulp van de bestaan de, strukturele EG-fondsen. Met an dere woorden: de regering voelt er weinig voor meer geld van het noor den van de EG over te maken naar het zuiden. Overigens wil de regering een definitieve beoordeling van de WRR- suggesties overlaten aan het volgen de kabinet. Het Landbouwschap maakt ki een eerste reaktie bezwaar tegen de keu ze van de WRR voor een prijsbeleid dat zich richt op de wereldmarkt. Het Landbouwschap is van mening dat de wereldmarkt gezien zijn instabiele ka rakter, onmogelijk als uitgangspunt kan worden gekozen om daar het EG- landbouwmarkt- en prijsbeleid op af te stemmen. Overdracht bevoegdheden Volgens de WRR is de Europese Ge meenschap door de stagnerende een wording in een gevaarlijke situatie terecht gekomen. Door de onvoltooi de Europese integratie zijn aan de ene kant de mogelijkheden voor nationaal beleid beperkt, terwijl aan de andere kant het gemeenschappelijk beleid het ontstane gat niet heeft kunnen opvul len. De listaten hebben de EG daar voor onvoldoende bevoegdheden gegeven. De WRR adviseert derhal ve een grotere overdracht van natio nale bevoegdheden aan de EG. Volgens het Landbouwschap heeft de WRR een goede en evenwichtige ana lyse gegeven van de huidige proble men in de EG, waaronder die in de landbouw. De noodzakelijke samen hang tussen het openhouden van een Gemeenschappelijke interne markt en een verdere integratie van het EG- beleid wordt terecht naar voren ge bracht. Een renationalisatie van het EG-landbouwbeleid lost de huidige problemen in de EG-landbouw niet op en doet sterke afbreuk aan de Ge meenschappelijke markt. In het WRR-rapport wordt ook het Nederlands agrarisch belang hierbij naar voren gebracht, dat met zijn mo derne landbouw afhankelijk is van het onderlinge handelsverkeer. Aldus het Landbouwschap. In de vergadering van de Gewestelij ke Raad van het Landbouwschap voor Noord-Brabant van 16 april 1986 werd o.m. gesproken over de Meststoffenwet. Uit berekeningen op basis van de mei tellingen 1985 en de voorgestelde rijksnormen blijkt, dat in Noord- Brabant ruim 7100 agrarische bedrij ven een mestoverschot hebben. Het totale overschot van deze overschot- bedrijven bedraagt bijna 5,5 miljoen ton, waarvan bijna 4,5 miljoen ton varkensdrijfmest. Ruim 3400 bedrij ven hebben een overschot van 500 ton of meer. Deze ruim 3400 bedrijven hebben tesamen een overschot van 4,6 miljoen ton. Deze berekeningen bevestigen het beeld dat op basis van eerdere bere keningen is gekregen, namelijk op ba sis van de rijksnormen is het mestoverschot in Midden- en Oost- Brabant zo groot dat verwacht moet worden dat de infrastruktuur (opslag en transportfaciliteiten) niet toerei kend is om deze mest te vervoeren. Bovendien is het niet te verwachten dat buiten de overschotbedrijven vol doende afzetmogelijkheden aanwezig zijn, terwijl de mogelijkheden voor mestverwerking ontbreken. Doordat er onvoldoende mogelijkhe den zijn voor vervoer en verwerking van het overschot, lijkt de Wet op ba sis van deze normen onuitvoerbaar, Wanneer de infrastruktuur toereikend zou zijn en er voldoende afzetruimte aanwezig zou zijn, dan moet gevreesd worden dat de aan de voorgestelde maatregelen verbonden kosten zeer hoog zullen zijn, terwijl die op een be perkt aantal bedrijven zullen drukken. De Raad heeft ook gesproken over de herziening van de streekplannen Midden- en Oost-Brabant en West- Br.abant. Het Provinciaal Bestuur heeft, zoals bekend, de herziening van de streek plannen voor Midden- en Oost- Brabant en West-Brabant ter inzage gelegd. In vergelijking met de vigeren de streekplannen houden deze herzie ningen verdergaande beperkingen in voor de ontwikkelingsmogelijkheden van agrarische bedrijven en in een aantal gevallen op de gebruiksmoge lijkheden van de landbouwgronden. De Gewestelijke Raad heeft bezwaren tegen deze herzieningen ingediend bij Provinciale Staten. Deze bezwaren hebben onder andere betrekking op: - de uitbreidingsmogelijkheden van bestaande agrarische bedrijven in agrarische gebieden met natuurwaar de of vogelkundige waarde en in vi sueel open agrarische gebieden met landschappelijke waarde; - de mogelijkheden voor nieuw- en hervestiging en uitbreiding op afstand van agrarische bedrijven in agrarische gebieden met toegevoegde waarde; - het aanlegvergunningenstelsel in agrarische gebieden met natuurwaar de of vogelkundige waarde; - de wijziging van indikatie in aandui ding van de weidevogel en ganzenge- bieden in West-Brabant; - de aanduiding van een groot aantal nieuwe weidevogel en ganzengebieden in Midden- en Oost-Brabant. Voorts heeft de Gewestelijke Raad besloten om de statenleden uit te no digen voor een andere toelichting op de ingediende bezwaren. De agrarische belangenbehartiging Provinciale Staten hebben besloten om de eksterne advies- en over- legstruktuur te reorganiseren. De be doeling is om de rationaliteit van het beleid te bevorderen. Omdat de provincie geen eigen pro vinciaal landbouwbeleid ontwikkelt, Mede door de beperkende maat regelen van de overheid in bepaal de sektoren van de landbouw (superheffing, interimwet) is de landbouw andere wegen aan het zoeken om een adekwaat inkomen te verwerven. Eén van de nieuwe produkten waar men zich op richt is de teelt van vis. Deze teelt gaat zich als 'landgebonden aktiviteit' steeds meer ontwikkelen. Het is volgens Gedeputeerde Staten van Noord- Brabant daarom van belang om voor deze nieuwe aktiviteit met be trekking tot mogelijke vesti gingsplaatsen planologische uitgangspunten te ontwikkelen. GS hebben daartoe een notitie ge maakt die bedoeld is als handrei king voor een te ontwikkelen planologisch beleid. maar op de verschillende beleidster reinen regelmatig gekonfronteerd wordt met landbouw, acht de Ge westelijke Raad het instandhouden van een provinciaal landbouw advies orgaan noodzakelijk. Daarnaast dient voldoende landbouwkundige in breng gewaarborgd te blijven in de adviesorganen op het terrein van eko nomische zaken, ruimtelijke orde ning, milieuzaken en verkeer, vervoer en waterstaatszaken. Tenslotte is het van belang dat gekomen wordt tot een gestruktureerd periodiek overlegkader op het terrein van landbouw. Grondwaterplan Noord- Brabant Uit het voorontwerp-Grondwaterplan Noord-Brabant blijkt dat de vraag naar grondwater vanuit de vier kate- gorieën onttrekkers, namelijk water leiding, industrie, bronbemaling en landbouw, behoudens in West- Brabant, op dit moment groter is dan de winbaar geachte hoeveelheden en dat de vraag naar water in de toe komst nog verder zal stijgen. Dit leidt ertoe dat een beleid wordt voorgeste1 waarbij de gehele provincie wo aangemerkt als gebied waarvoor zondere waakzaamheid geldt. I bij wordt de voorkeur uitgespr om ten behoeve van het bereiden drinkwater en voor industriële toep1 sing, waarbij water van hoge kw teit een voorwaarde is, gebruik t maken van grondwater. Voor berege ning in de landbouw dient zo moge lijk oppervlaktewater te worden gebruikt. Voor het meest oostelijke deel van Noord-Brabant wordt een besluit voorbereid om de vergunning plicht voor beregeningsinstallaties te verlagen van 60 m3/uur naar 10 m3/uur. Voor het centrale deel van Noord-Brabant zal uitgebreid onder zoek moeten worden verricht om te In vergelijking met landen als het Ver enigd Koninkrijk, Denemarken en Noorwegen is de ontwikkeling van de viskweek in de duurdere vissoorten, bijvoorbeeld zalm, forel, aal, in Ne derland ver achter gebleven. Het aan bod is nog grotendeels afhankelijk van de import. Naast bovengenoemde 3 vissoorten lijkt een ontwikkeling op gang te ko men in teelt van Afrikaanse meerval. Een aantal bedrijven houdt zich be zig met handel (import-verkoop) in siervis, de teelt van deze vissen in Ne derland wordt nauwelijks beoefend. In 1981 werd de Vereniging Aquakul- tuur opgericht. De meeste bedrijven die konsumptievis kweken zijn bij de ze vereniging aangesloten. De Nederlandse Herstrukture- ringsmaatschappij (NEHEM) heeft in 1983 de uitbreidingsmogelijkheden van de aquakultuur geïnventariseerd. Een groei, waarbij eventuele uitstra- lingseffekten zijn meegenomen, tot circa 200 arbeidsplaatsen wordt in de komende 3 a 4 jaren niet onwaar schijnlijk geacht. De kweekprijzen Voor de viskweek in Nederland komt vooralsnog alleen de intensieve vis- houderij in aanmerking. Dat wil zeg gen de kweek in bassins onder zo optimaal mogelijke omstandigheden. Dit kan doorgaans bereikt worden in een gebouw of kas, de zogenaamde landgebonden systemen. Een - mogelijke nieuwe - ontwikke ling is de landgebonden teelt van zoet watervis in kombinatie met een waterplas. De vis wordt in bassins op het land gehouden. Deze worden doorstroomd met water dat vanuit de plas wordt opgepompt. Na bezinking van vaste deeltjes en eventuele zuive ring wordt het water naar de plas te ruggeleid, waar op natuurlijke wijze de laatste zuivering plaatsvindt. Een onderzoek naar het gebruik van bestaande waterplassen in deze zin (bijvoorbeeld zandwinputten) wordt mogelijk opgestart. De benodigde op pervlakte van zo'n waterplas is afhan kelijk van de voorgenomen omvang van de viskwekerij. Naar huidig in zicht zal met toepassing van het recir culatiesysteem moeten worden gedacht aan een oppervlakte in de or de van grootte van 5 a 10 ha. Soms is aan deze kombinatie nog een re- kreatief aspekt gekoppeld (sport- visserij). In de notitie wordt dan nader inge gaan op de planologische aspekten van de intensieve visteelt. Daarbij komt GS tot de konklusie dat nieuwvestiging van een viskwekerij, zijnde een agrarisch bedrijf, in het buitengebied aanvaardbaar is. Voor zover de bedrijfsvoering geheel of grotendeels in gebouwen plaatsvindt is vestiging in principe uitgesloten in gebieden waarin naast agrarische ook andere belangen een rol spelen. De Advieskommissie Agrarische Bouwaanvragen kan met betrekking tot de volwaardigheid als advies instantie fungeren. Onder dit planolo gische regime moeten ook worden ge rangschikt de viskwekerijen die als landgebonden systeem gekombineerd worden met een waterplas. kunnen beoordelen of verlaging van de vergunningengrens al dan niet no dig is. Voor West-Brabant is dat niet nodig. Dit kan inhouden dat voor een aan zienlijk aantal beregeningsinstallaties in de toekomst een vergunning zal moeten aangevraagd en de onttrok ken hoeveelheden grondwater zullen moeten worden opgegeven. Verschuiving bouwaanvragen De Gewestelijke Raad heeft kennis genomen van het jaarverslag van de Advieskommissie. Agrarische Bouw aanvragen 1985. Daarbij kan ge- konstateerd worden dat, hoewel het aantal nieuwe bedrijven iets lager is dan in 1984, er een'*''3 te blijk* Is verschuiving waar te nemen van vee houderij naar de tuinbouwsektor, het geen toe te schrijven is aan de invloed van de superheffing en de Interimwet. De Advieskommissie Agrarische Bouwaanragen heeft gekonstateerd dat de bedrijfsoverdrachten tegen woordig geleidelijker plaatsvinden, waardoor vader en zoon gedurende langere tijd beiden mede-ondernemer zijn. In die situaties biedt de regeling 'woonvoorziening rustende boer', waarbij uitbreiding van de bestaande bedrijfswoning wordt toegestaan met 200 a 250 m3, onvoldoende soelaas. Steeds vaker wordt gevraagd om een bijgebouw of een gedeelte van een nieuw te bouwen bedrijfswoning daap'oc* tilelijk in te richten. De heeft besloten om :n te verzoeken de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 6