Kalveropfokbedrijven in problemen Oxford maakte kennis met Nederlandse kaas Enquête: Grote bereidheid meer te betalen voor 'diervriendelijk' vlees Aanpassing maatregelen Afrikaanse varkenspest Neergang Mest "Dood kalf" Oplossing Overheid moet meer bijdragen aan mestmaatregelen Sinds de invoering van de super heffing is de deelname aan centra le opfok van kalveren sterk afgenomen. Een aantal kalverop fokbedrijven verkeert daardoor in grote problemen. Op een regenachtige middag heerst in Zaal Slaats in Mariahout nabij Helmond een gedrukte stem ming. Ongeveer tachtig, nog jon ge veehouders vragen Janus van Gisbergen - pleitbezorger voor veehouderij belangen - om raad. Hij kent de problemen. Aan het begin van de jaren zeventig was voor menig melkveehouder de grote vraag: hoe krijg ik meer melk in de tank? De Rijkslandbouwvoor- lichtingsdienst wist een oplossing: laat je kalveren en jongvee door een an der opfokken. Zo gezegd, zo gedaan. Ongeveer 375 melkveehouders gingen over op cen trale jongvee-opfok; circa 150 werden opfokkers. Voor de een was het een goed alternatief omdat hij lichamelijk niet zo sterk was; een ander kampte met een slecht verkaveld bedrijf en kon daardoor zijn melkveestapel niet uitbreiden; weer een ander zag er te genop grote investeringen in een lig- boxenstal te plegen. Voor sommigen met een gemengd bedrijf, was de een heid melkvee te klein. Ze namen er kalveropfok voor in de plaats. Ze kre gen ondersteuning van het O en S- fonds en werden intensief begeleid door konsulentschappen en gezond heidsdiensten voor dieren. Er werd een reglement opgesteld. Immers: jongvee-opfok moest goed gebeuren; vanwege veterinaire redenen mochten bedrijven die voor anderen kalveren opfokken zelf geen melkvee houden. Toen kwam de superheffing. Wie in 1983 niet had gemolken, kreeg geen quotum, dus ook de jongvee- opfokkers niet. Ze trokken meteen aan de bel; eerst bij hun eigen land bouworganisaties, later ook bij het Landbouwschap en minister Braks. Wat ze al vreesden, is gebeurd. Ook de melkveehouders die hun kalveren lieten opfokken, moesten melk inle veren. Ze deden net als anderen: min der koeien houden. Er ontstond immers weer ruimte om het jongvee op te fokken. Harry Baltussen, sekre- taris van de Centrale Jongvee-opfok vertelt: "Op 1 januari van dit jaar hadden 160 bedrijven hun kontrakt met hun opfokkers opgezegd. Voor de laatste betekende dit een vermin dering van het aantal aanwezige die ren van 12.000 op 1 mei 1984 tot 5.800 op 1 januari van dit jaar; een daling dus met 6.200 stuks. Aan het begin van dit jaar hadden 36 bedrij ven zelfs helemaal geen aanvoer meer. De overige kampten met een sterke onderbezetting en dat is sindsdien al leen maar erger geworden. Voor on geveer 50 bedrijven is kalveropfok de enige bron van inkomsten; 60 bedrij ven moeten er voor de helft van bestaan en voor 50 bedrijven is kal veropfok een nevenbedrijf. Niettemin is er op zeer veel plaatsen zeer veel geld in geïnvesteerd". Opvallend is dat er nogal wat bedrij ven die gewend waren om hun jong vee op te laten fokken, hiervoor nu zelf huisvesting aan het maken zijn. Daarbij spelen niet alleen onderbezet ting met grootvee en investeringspre mies een rol. Volgens ing. H. van Lier, bedrijfstakdeskundige van het Konsulentschap voor de Rundvee houderij te Waalre komt dit door de op handen zijnde mestwetgeving. Daarbij is gesteld dat men het bedrijf slechts mag uitbreiden totdat een mestproduktie van 125 kg P205 is be reikt. Wie echter aan kan tonen - vóór een bepaalde datum - die overigens nog niet bekend is - al meer mest te hebben geproduceerd, zal daarop niet Vrijdag 2 mei 1986 behoeven in te leveren. De kalverop- fokkers moeten daarom met lede ogen aanzien hoe hun kliënten voor zieningen treffen om vóór de "mest- bui" binnen te komen, terwijl zij zelf mede als gevolg van de Interimwet geen enkele jnogelijkheid meer heb ben om hun veestapel uit te breiden. Maar is er dan helemaal geen oplossing? Melkveehouder Nico Blok uit Zegveld nabij Woerden die jarenlang zijn kal veren heeft laten opfokken, meent van wel: Minister Braks zou degenen die zich verplichten hun jongvee cen traal op te laten fokken, een wat gro ter heffingvrij melkquotum kunnen geven. Daarmee zou hij misschien zelfs twee vliegen in één klap kunnen vangensuper hef fingsprobleemgeval- len en kalveropfokkers. Dit is trouwens al menigmaal bepleit. Ook René van der Linden, Tweede Kamerlid van het CDA is deze moge lijkheid onder de aandacht gebracht evenals trouwens de gehele problema tiek van de jongvee-opfokbedrijven. Minister Braks wil hier echter niet aan beginnen. Leveranciers van veevoe ders en andere agrarische bedrijfsbe- nodigdheden zouden dan beslist ook genoegdoening voor de schade die zij door de superheffing hebben geleden, zo luidt zijn redenering. Een rechtstreekse toewijzing van melk aan kalveropfokkers, om vervolgens zelf weer te gaan melken, zit er, even min in. De verzoeken daartoe zijn al lemaal afgewezen. Ook het beroep dat daartegen is ingediend heeft niets opgeleverd. De overweging die hier aan ten grondslag ligt, is dat een on dernemer die, om welke reden ook, de keuze heeft gemaakt voor een be drijfstak als het opfokken aan jong vee, de risiko's dient te dragen die uit deze beslissing voortvloeien. Janus van Gisbergen acht het blijven aandringen op extra melk dan ook: "trekken aan een dood paard"; of in dit geval beter gezegd: "trekken aan een dood kalf". Eerlijk gezegd ziet hij voor de jongvee-opfok kers weinig andere mo gelijkheden dan met eigen riemen trachten verder te roeien. In Maria hout zei hij: "Probeer hoe dan ook het eigen bedrijf zo goed mogelijk be zet te houden. Voor eigen rekening opfokken van kalveren geeft inder daad veel risiko's. Toch is er kans dat aanbod van- en vraag naar goede drachtige vaarzen op den duur dich ter bij elkaar zullen komen dan thans het geval is. Enige hoop mag ook ge vestigd worden op de export van fok- vee. Deze trekt eveneens iets aan. Voor vaarzen met een zeer goede af stamming, en dus hoge: verwach tingswaarden, is er zelfs veel belangstelling. Een probleem is even wel deze als kalf in handen te krijgen. Meestal verkoopt men immers niet zijn beste fokdieren. Volgens Van Gisbergen zou wellicht ook het fokken en mesten van dikbil- len kunnen zijn. De markt voor vlees van deze dieren is groeiende. Ook zou gedacht kunnen worden aan opfok van startkalveren. Sommigen denken aan het houden van geiten voor leve ring van wrongel aan geitekaasbedrij- ven. Anderen zien wel wat in visteelt. Van Gisbergen ziet hierin echter wei nig heil. Hij beloofde de kalveropfok kers, hun problemen nogmaals onder de aandacht te brengen van de land bouworganisaties en het Landbouw schap. In ieder geval zal hij daarbij de aandacht vestigen op de problemen die de mestwetgeving dreigt te zullen gaan geven. De kalveropfokkers heb ben hier over trouwens ook zelf een brief aan minister Braks gestuurd. "Voor het overige", zo stelde Van Gisbergen, "zullen de kalveropfok kers vooral aangewezen zijn op hun eigen vindingrijkheid en ondernemer schap. Bovendien zijn er soms mee vallers, al mag men deze in dit geval niet van hogerhand verwachten". Herman van den Hengel Als varkens en kippen op een 'dier- waardiger' wijze zouden worden ge fokt voor de vleeskonsumptie zou 86 procent van de bevolking daar meer geld voor over hebben. Dit is een van de uitkomsten van een telefonische enquête door de Nederlandse Stich ting voor Statistiek onder ruim vijf honderd mensen boven de achttien. Uit de steekproef blijkt dat een grote meerderheid van de ondervraagden alle mogelijke verschijningsvormen van de bio-industrie veroordeelt. Zo vindt bijna driekwart van de geënquê teerden dat het fokken van dieren voor de produktie van bontjassen ge heel moet worden verboden. Zeven van de tien ondervraagden vinden dat ook legbatterijen - waarin kippen opeengepakt zitten - moeten worden verboden. Na afweging van de voor- en nadelen van de bio-industrie komt 79 procent tot de opvatting dat er maatregelen moeten worden genomen om deze superfokbedrijven het wer ken onmogelijk te maken. Hierbij werden als voordelen genoemd de werkgelegenheid, de lage prijzen voor de konsument en de grote bijdrage aan het nationale inkomen. Als nade len werden genoemd het mestover schot en uiteraard het dierenleed. Op de vraag wie het meest verantwoor delijk moet worden gesteld voor het welzijn van fokdieren, de overheid, de boeren of de konsumenten, ant woordde 38 procent dat dat de over heid is. Een derde vindt de boeren eerst-verantwoordeli j ken In het permanente veterinaire comité van de Europese Gemeenschap is op 18 april jl. in Brussel gesproken over de maatregelen die Nederland in het kader van de uitbraak van Afrikaan se varkenspest heeft genomen. Dit overleg is aanleiding geweest om het zogenaamde kerngebied met ingang van 29 april a.s. te verkleinen. De be grenzing van dit verkleinde kernge bied is als volgt: Hoek van Holland, Katwijk aan Zee, Leiden, Nieuwveen, Alphen aan de Rijn, Gouda, van Brie- nenoordburg, Rotterdam Ommoord, Maassluis, Hoek van Holland. In dit gebied blijft het vervoer van varkens verboden. Ook de export van var kensvlees en varkensvleesprodukten uit dit gebied blijft verboden. Voor de rest van het voormalige kerngebied en de onlangs ingestelde bufferzone geldt het volgende. Varkens uit dit ge bied mogen wel uit en binnen dit ge bied worden vervoerd. De export blijft verboden. Vlees van varkens, die zijn geslacht tussen 14 februari en 29 april jl., mag niet worden geëxpor teerd. Varkensvleesprodukten die zijn bereid tussen 14 februari en 29 april mogen evenmin worden geëxpor teerd. Varkensvleesprodukten die zijn bereid uit varkensvlees dat tussen 14 februari en 29 april in de bufferzone is verkregen mogen niet worden geëx porteerd. De overheid moet een grotere finan ciële bijdrage leveren aan de oplossing van de mestproblematiek. Zij moet de innings- en uitvoeringskosten voor haar rekening nemen en geld uittrek ken voor een sektorbeleid. Zoals de plannen er nu uitzien krijgen de boe ren een sigaar uit eigen doos gepre senteerd. Voorzitter J.G. van Leeuwen van de Geldersche Maatschappij van Land bouw heeft dit vrijdag gezegd tijdens de ledenraad in Arnhem. Minister Braks wil met de overscho- theffirigen, die boeren die teveel mest produceren moeten betalen, 43,5 mil joen gulden binnenhalen. Dat geld wil hij gebruiken voor het financieren van apparaatskosten van de mestbanken, het heffingenburo, centrale mestopslag en verwerking, transport subsidies en uitvoering van de meststoffenwet, dat betekent dat de veehouderij 'alles, maar dan ook al les zelf mag gaan betalen'. Alleen de eigen beul, kontrole op de naleving door de algemene inspektiedienst van het ministerie, hoeven de boeren niet zelf te betalen, aldus Van Leeuwen. Een week lang hebben de inwo ners van Oxford tijdens evene menten, akties en voorlichtingsprogramma's kennis kunnen maken met Nederlandse kaas. Ekstra feestelijk element was de viering van 40 jaar vriend schapsbanden tussen Oxford en de Nederlandse stad Leiden. Dutch Weeks vormen voor het NZB een goede gelegenheid alle aktiemiddelen te konsentreren op één plaats, waardoor een maksi maal effekt verkregen wordt. Per jaar worden zes a zeven van der gelijke aktieweken georganiseerd. De burgemeester van Leiden maakte van de gelegenheid ge bruik om promotie te maken voor Nederlandse kaas, door een tocht je te maken met de Gouda klomp boot op de Thames. De burgemeester bezocht Oxford voor de viering van 40 jaar vriend schapsbanden van Leiden met Oxford. 17

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 17