Doeleman: Brussels graanbeleid
verstoort hele agrarische sektor
*2
zuidelijke landbouw maatschappij
Wisselgeld
Evenwicht
Brandbrief ZLM over Europese
landbouwprijzen 1986/1987 naar Tweede
Kamer
Graanbesluiten onverantwoord
Landbouwschap: EG-landbouwbesluiten
onvolledig
VRIJDAG 2 MEI 1986
74e JAARGANG NO. 3825
land- en
tuinbouwblad
Het droge weer van de laatste twee weken wordt door de boeren nuttig gebruikt. Het zaaien is al voor
de helft geschiedt. Ook voor het poten van aardappelen zijn de weersomstandigheden uitstekend ge
schikt. Aardappelpootmachines rijden overal op de nog kale akkers.
In zijn openingswoord ging de voorzitter van de ZLM,
de heer A.J.G. Doeleman tijdens de vergadering van
het hoofdbestuur op 28 april j.l. eerst in op de situatie
in de praktijk.
'Een laat jaar behoeft', zo zei hij, 'nog geen slecht jaar
te zijn. Maar ook geldt dat elk jaar in de land- en tuin
bouw op zich zelf staat. Een herhaling van 1 983 wat
de ontwikkeling van de gewassen, de opbrengst en het
financiële resultaat betreft staat zeker niet bij voorbaat
vast. In elk geval wordt het hoog tijd dat de weers
omstandigheden verbeteren, zodat de werkzaamhe
den op verantwoorde wijze voortgang kunnen vinden.
De grasgroei komt ook bijzonder laat op gang wat een
ekstra kostenpost voor de veehouderij betekent. Of de
achterstand uiteindelijk tot gevolg zal hebben dat de
ruwvoerpositie dit jaar moeilijk wordt is op dit moment
moeilijk te voorspellen.
Na lang onderhandelen zijn de landbouwministers tot
overeenstemming gekomen. Helaas kunnen wij de te
vredenheid - de zelfvoldaanheid - van Minister Braks
zeker wat de akkerbouw betreft niet delen. Waar wij
voor gevreesd hebben heeft opnieuw plaatsgevonden
namelijk dat naar onze mening het graanbeleid als wis
selgeld gebruikt is om een meerderheid achter de voor
stellen te krijgen. Alleen Kiechle vindt de besluiten een
belediging voor zijn boeren. En ook wij voelen de af
spraken over het graanbeleid als onevenredig negatief
ten opzichte van andere sektoren. Daarbij komt dat er
alleen een prijsverlaging tot stand is gekomen zonder
enige oplossing van het probleem van de overschot
ten zelf. De medeverantwoordelijkheidsheffing van 3%
zal in de eerste plaats gebruikt moeten worden voor
de afzet van de overschotten uit het verleden die nu
liggen opgeslagen. Overschotten ontstaan door een fa
lend afzetbeleid van de afgelopen jaren. Onze zorg
daarbij is hoe de handel deze heffing gaat inhouden met
alle administratieve problemen daar omheen. Wij vre
zen dat in landen waar in kleine mengvoerinstallaties
veevoer wordt verwerkt er mazen in de regeling gevon
den zullen worden. Het graanbeleid dat nu wordt voor
gesteld is alleen een prijsverlaging zonder enig zicht op
produktievermindering of snelle afbraak van de over
schotten. Een graanbeleid dat voor de Nederlandse
graantelers zeer nadelig is.
Met dit graanbeleid, vrezen wij, wordt het evenwicht
tussen de verschillende produkten duidelijk verstoord.
Maar niet alleen tussen de produkten in de akkerbouw
onderling maar ook in de verhouding met de veehou
derij en de veredelingssektor wordt het evenwicht ge
weld aangedaan. De verstoring van dit evenwicht kan
voor de Nederlandse veehouderij en veredelingssektor
wel eens nadeliger zijn dan het op het eerste gezicht
lijkt. Voor de veehouderij dus wel een prijsbevriezing
zonder direkte nadelige maatregelen. De korting wordt
een jaar uitgesteld. De vraag is of de komende 2 jaar
de beperking van 3% via een opkoopregeling gereali
seerd wordt. De korting op de melkproduktie zal wel
per land ingevuld gaan worden. Of deze 3% vermin
dering met de opkoopregeling tot stand komt is zeer
de vraag. De voordelen van de opkoopregeling worden
in ons land te veel afgeroomd door ons fiskale stelsel.
Het sociaal struktuurbeleid dat de EG wil gaan voeren
zal onder Nederlandse omstandigheden beperkte mo
gelijkheden gaan bieden. Sociale zekerheid moet in Ne
derland door kleine zelfstandigen duur betaald worden.
Helaas moeten wij konstateren dat het voorwaarden
scheppend beleid geleidelijk aan wordt afgebroken zon
der daar een ander beleid voor in de plaats te stellen.
Blijkbaar is de politiek zich onvoldoende bewust van
de situatie in de land- en tuinbouw. Hoe kan het ook
anders als de minister van landbouw zegt dat het nog
nooit zo goed is gegaan in de land- en tuinbouw dan
op dit moment. Voor de akkerbouw geldt dat zeker
niet!
Brief van de ZLM aan de Vaste Kommissie voor Land
bouw van de Tweede Kamer der Staten Generaal in Den
Haag
Geachte Kommissie,
Het hoofdbestuur van de ZLM heeft in zijn vergadering
van 28 april met grote teleurstelling kennis genomen van
de besluiten over de landbouwprijzen 1986/'87. In de Ne
derlandse omstandigheden zal met name de tarweprijs
voor de telers een daling ondergaan in de orde van groot
te van maar liefst 10 a 12°7o. (afschaffing referentieprijs,
beperking interventie en medeverantwoordelijkheids
heffing).
Het hoofdbestuur van de ZLM maakt zich zeer grote zor
gen over de gevolgen van één en ander voor de Nederlandse
akkerbouw in het algemeen en de zuidwestelijke akker
bouw in het bijzonder. Op korte termijn zijn er voor de
boeren nauwelijks mogelijkheden om op rendabele wijze
andere gewassen te telen, zeker niet op grotere schaal. De
landbouwministers zijn er (opnieuw) niet in geslaagd een
konstruktief beleid voor de toekomst te formuleren. In
feite is men niet verder gekomen dan een recht toe recht
aan prijsafbraak voor de boeren. Het bestuur van de ZLM
voelt zich meer en meer door de politiek in de steek gela
ten. Sommigen vragen zich af of de Nederlandse akker
bouw ook door 'Den Haag' al is afgeschreven. Anderen
spreken van een belediging voor de Nederlandse akker
bouw. Het bestuur van de ZLM doet daarom een drin
gend beroep op uw kommissie alles in het werk te stellen
om de schade voor de akkerbouw zoveel mogelijk te be
perken. Niet alleen door de wijze van uitvoering van de
interventiëregeling maar vooral ook door maatregelen die
de (financiële) basis voor de akkerbouw kunnen verster
ken. Wij vragen u dan ook op korte termijn in overleg
met de georganiseerde landbouw (Landbouwschap) de
mogelijkheden daartoe serieus te onderzoeken. Vanuit de
ZLM denken wij daarbij onder andere aan handhaving
van de negatieve WIR, BTW-kompensatie en maatrege
len in de sfeer van de lastenverlichting. Tenslotte deel ik
u mede dat het bestuur van de ZLM tenvolle bereid is van
uit de praktijk mee te zoeken naar oplossingen voor de
strukturele problemen waarmee de land- en tuinbouw mo
menteel worstelt. Wij zijn gaarne bereid deze brief des
gewenst toe te lichten.
Een afschrift van deze brief is verzonden naar de Minister
van Landbouw, het Landbouwschap en het KNLC.
Hoogachtend,
Mr. J. Oggel,
sekretaris van de ZLM
De besluiten van de EG-landbouwministers in Luxemburg
zijn onvolledig en vergroten de problemen in de land- en
tuinbouw. Dit zegt het Landbouwschap in een eerste reak-
tie op de EG-Landbouwbesluiten die vrijdag 25 april zijn
genomen. Het schap acht het overigens van het grootste
belang dat de beslissingen niet langer zijn uitgesteki.
De genomen besluiten zijn volgens het Landbouwschap
onvolledig omdat aanvullende sociale en strukturele maat
regelen ontbreken. Deze zijn volgens het Landbouwschap
dringend nodig om bij een meer marktgericht prijsbeleid
perspektieven te bieden voor de ontwikkelingen en inko
mensvorming in de Europese landbouw.
De besluiten voor de granen verzwakken op onverant
woorde wijze de prijsondersteuning. Dit werkt ook na
delig door naar andere akkerbouwprodukten. De
introduktie van een medeverantwoordelijkheidsheffing
voor de granen heeft als nadeel dat gespecialiseerde ak
kerbouwbedrijven in een ongunstige positie komen ten op
zichte van gemengde bedrijven, waar het eigen graan aan
het vee wordt vervoederd. Laatst genoemde bedrijven zijn
namelijk van de heffing vrijgesteld.
De instelling van een EG-opkoopregeling voor melk acht
het Landbouwschap onder de huidige omstandigheden
juist. Hierbij is het van belang dat in overleg met Minister
Braks van Landbouw in Nederland een effektieve toepas
sing op vrijwillige basis tot stand komt. Dit is nodig al
dus het Landbouwschap om een verdere verplichte
vermindering van de heffïngsvrije hoeveelheid melk per
veehouder tegen te kunnen gaan.