Koe met stress
Wat is nu een
dikbilrund?
Waterwingebieden in Noord-Brabant
beschermd door verordening
uw huis
zit
Versoepeling van mestregel verwacht
BMF dringt aan op verbod
veehouderijen in Dommeldal
Vakmanschap ondernemer heeft grote invloed op
bedrijfsuitkomsten varkenshouderij
Voor de waterwingebieden in de provincie Noord-Brabant gelden met
ingang van 1 april 1986 speciale regels. Op deze datum is de verorde
ning bescherming waterwingebieden in werking getreden. Met de ver
ordening wil de provincie het drinkwater in de grond ekstra beschermen
tegen vervuiling. Nagenoeg al het drinkwater in Noord-Brabant wordt
uit de bodem gewonnen. De regels gelden voor iedeqeen die woont,
werkt of z'n vrije tijd doorbrengt in de waterwingebieden. Deze plaat
sen zijn te herkennen aan de speciale borden die langs de wegen staan
aan de rand van de gebieden.
In de nieuwe verordening is geregeld
wat er mag en wat er niet mag in een
waterwingebied. Voor sommige akti-
viteiten is een vergunning nodig.
Vraag men de vergunning niet aan
dan is men strafbaar. Bestaande in
stallaties en werken hebben automa
tisch een vergunning. Voor een aantal
meer voorkomende zaken zijn stan-
daardvoorwaarden vastgesteld. Als
men daaraan voldoet heeft men geen
aparte vergunning nodig. Bijzondere
aandacht-geldt voor de olietanks. Be
staande olietanks moeten worden ge
meld. Een lekkende tank kan
miljoenen liters water ongeschikt ma
ken om te drinken.
De verordening is tot stand gekomen
in overleg met de waterleidingbedrij
ven in de provincie. Zij worden ook
in de uitvoering betrokken. Het pro
vinciaal bestuur heeft de waterleiding
bedrijven een mandaat gegeven om
namens Gedeputeerde Staten vergun
ningen te verlenen.
Het niet verlenen van een vergunning
of het verlenen onder voorwaarden
kan voor de aanvrager schade met
zich mee brengen. De verordening
biedt in bepaalde gevallen de moge
lijkheid tot een tegemoetkoming in de
kosten. Bestaande schaderegelingen
worden hierbij zoveel mogelijk
gevolgd.
De invoering zal worden begeleid
door een intensieve voorlichtingskam-
pagne. Het provinciebestuur laat op
tienduizenden adressen van woonhui
zen en bedrijven in de Brabantse wa
terwingebieden een brief en een
Deze folder is in de
waterwingebieden verspreid
brochure bezorgen waarin de nieuwe
verordening waterwingebieden wordt
toegelicht. Voor agrarische bedrijven
wordt een speciale brochure samen
gesteld.
Stress is in de mode: er wordt dik
wijls mee geschermd als iemand
zich niet helemaal lekker voelt ter
wijl niet duidelijk is wat hij man
keert. Maar koeien kunnen ook
last hebben van stress.
Dit laatste zegt ing. -M.A.
Wiersma van het Fries Rundvee
Stamboek (FRS). Hij meent dat
koeien die aan stress lijden, min
der melk geven dan soortgenoten
die zich wèl op hun gemak voelen.
Hij wees daarvoor op een onder
zoek dat in Engeland is gehouden
en waaruit blijkt dat er verschil
len optreden van meer dan 10 pro
cent melkopbrengst. 'Ik kom
weieens jonge veehouders tegen
die wat meer koe-gericht bezig
zouden mog,en zijn', zegt de heer
Wiersma in een interview met het
Algemeen Dagblad. Verwijzend
naar het Britse onderzoek, ver
volgt hij: 'Vertrouwenwekkende
verzorgers bleken het meest suk-
sesvol. Zij raakten de dieren regel
matig aan, praatten tegen hen en
schuwden niet het vee in dagen
van spanning ekstra te vertroelen'.
'De koeien op hun beurt erkenden
de man als aanvoerder van de
kudde. Ze meldden zich vlot in de
melkstal, bewogen zich onge
dwongen en toonden geen angst
voor menselijke handelingen'. Als
beloning zal de koe, die zich op
haar gemak voelt, meer melk ge
ven. Maar voordat een koe écht
relaxed is, is er meer nodig dan af
en toe een schouderklopje.
Wiersma: 'Ik beweer niet dat als
je een beest maar aait, zij automa
tisch meer melk geeft. Het gaat
om het hele pakket van stalling,
verzorging, voeding en aandacht'.
Wiersma weet waarover hij praat:
ieder weekeinde ontspant hij zich
in de ouderlijke boerderij. Hij
houdt zich dan onder andere be
zig met het melken van de koeien.
'Een voorrecht', noemt hij dat.
Hij laat het dan nooit na om tij
dens het melken de koe aan te ra
ken, of er een woordje tegen te
spreken. Wiersma: 'Dat doe je ge
woon, daar denk je niet bij na. Je
probeert haar altijd op haar ge
mak te stellen'. Hij zegt dat van
huis uit meegekregen te hebben:
'Ik heb van mijn ouders geleerd
met open ogen door de stal te lo
pen. Ik probeer te zien wat er ge-'
beurt. Voor het observeren is ook
rust en geduld nodig. Bepaalde
dingen zie je niet tijdens het
voeren'.
(Uit: Met Name).
Minister Winsemius heeft vorige week
woensdag in Bolsward tijdens een
werkbezoek aan zuidwest-Friesland
enige ruimte in de mestregels aange
geven. Hij zei zich te kunnen voorstel
len dat de regels per 1 januari 1987
zullen ingaan zonder dat dan nog
sprake is van een uitrijverbod in de
wintermaanden.
Op een vraag van één van de vierhon
derd aanwezigen in de VVD-
bijeenkomst te Bolsward, zei de mi
nister voorlopig maar even voorzich
tig te zijn met het uitbreiden van de
opslagkapaciteit voor mest. Veel dui
delijkheid wilde de minister daarover
nog niet geven.
De minister wekte de indruk nog wel
enige politieke ruimte te verwachten
voor wat de differentiatie van de hef
fingen betreft. Het leek hem evenwel
moeilijk uitvoerbaar om uitzonderin
gen te maken voor veehouders die
hun mest zonder problemen kunnen
afzetten.
Er moet een verbod komen op vesti
ging en uitbreiding van intensieve vee
houderijen in het Dommeldal. Ook
dient een einde te komen aan het uit
rijden van drijfmest op bepaalde oe
verlanden van deze oostbrabantse
rivier. En voorts zou er meer moeten
gebeuren aan het opsporen van ille
gale gier- en mestlozingen.
Dit staat in een aktieplan ter bescher
ming van het Dommeldal, dat de Bra
bantse Milieu Federatie (BMF) eind
maart heeft gepubliceerd. Aan de
Eindhovense wethouder B. van Vee-
len werd het eerste eksemplaar aan
geboden. De Dommel ontspringt in
de Belgische Kempen en stroomt via
Eindhoven, Boxtel en Den Bosch naar
de Maas.
Het riviertje staat al jaren onder gro
te belasting van allerlei vervuilers. De
BMF heeft haar huidige aktieplan
echter voornamelijk op agrarisch Bra
bant gericht. Veel nadruk wordt ge
legd op het terugdringen van de
(over)bemesting in het Dommeldal.
De BMF pleit voor het opnemen van
een zonering voor de bemesting in het
beheersplan, dat de provincie voor het
Dommeldal opstelt.
De milieu-organisatie pleit ook voor
het verwijderen van fosfaat uit het
rioolwater bij de zuiveringsinstallaties
in Eindhoven, Sint Oedenrode en
Boxtel. De installaties moeten het am
monium in het rioolwater beter zui
veren, en de normen voor de lozing
van cadmium, zink en lood op de
Dommel moeten omlaag.
Mestoverschotten vooralsnog
niet in zee of naar het
buitenland
Lozing in zee kan niet in aanmerking
komen als oplossing voor het pro
bleem van de mestoverschotten. De
perspektieven voor eksport van mest
lijken gering.
Dit onder meer antwoordt minister ir.
G. Braks op schriftelijke vragen van
het lid der Tweede Kamer Te
Veldhuis.
Storting in zee wordt slechts overwo
gen als het gaat om een tijdelijke
oplossing voor vrijwel onschadelijke
stoffen. Dierlijke mest in zijn huidi
ge samenstelling voldoet vooralsnog
niet aan dit vereiste.
Misschien zijn er perspektieven voor
afvoer van het bij de scheiding van
mest vrijkomende vloeibare bestand
deel naar oppervlaktewateren. In dit
verband overwegen de bewindslieden
een verkennende studie te laten uit
voeren naar de effekten hiervan in de
zee.
De mogelijkheden voor mesteksport
naar m.n. ontwikkelingslanden zullen
worden onderzocht.
Landbouwschap vreest
verkeerde interpretatie
Besluit Diergeneesmiddelen
Het Landbouwschap is bang dat een
letterlijke toepassing van een passa
ge in het ontwerp 'Besluit tijdelijke
voorziening voorschrijven en afleve
ren gekanaliseerde diergeneesmidde
len' in de praktijk tof moeilijkheden
kan leiden. Het schap heeft dit aan
staatssekretaris Ploeg van Landbouw
en Visserij laten weten.
Het is in de praktijk niet gebruikelijk
dat een praktizerend dierenarts in al
le gevallen eerst het dier opzoekt en
kontroleert voordat de veehouder het
betrokken geneesmiddel kan verkrij
gen en toedienen. Bij het letterlijk
hanteren van hetgeen in het genoem
de ontwerp staat is dit echter wel het
geval.
In de pluimveehouderij komt het voor
dat een dierenarts afgaat op het ad
vies van de gezondheidsdienst dat na
laboratoriumonderzoek tot stand is
gekomen. Aan de hand hiervan wordt
door de praktizerend dierenarts een
middel voorgeschreven. In dergelijke
gevallen zal de dierenarts zich niet
meer ter plaatse op de hoogte stellen.
Een letterlijke toepassing van het
Besluit Diergeneesmiddelen kan vol
gens het Landbouwschap ook tot pro
blemen leiden bij de toepassing van
mastitispreparaten
In Nederland houdt een klein aan
tal boeren zich bezig met het hou
den van dikbilrunderen.
Een dikbilrund is het resultaat van
een erfelijkheidsproces. Bij het ene
ras is de erfelijkheidsfactor ster
ker aanwezig dan bij het andere.
Dikbillen kunnen daarom ook ge
boren worden uit twee niet-dikbil-
ouders.
De kans op de geboorte van een
dikbilkalf is - afhankelijk van ras
en ouders - 10 tot 85%.
Bij het fokken van dikbilrunderen
blijft de toevalligheidsfaktor altijd
een rol spelen, 100% zekerheid is
er nooit.
Uitsluitend van nature aanwezige
erfelijkheidsfaktoren bepalen of
een dikbilrund wordt geboren.
Beïnvloeding van die erfelijkheids
faktoren is op geen enkele manier
mogelijk.
Het dikbilrund is gekenmerkt
door sterk ontwikkelde spieren.
Met name de spieren in de bilpar
tij zijn dikker dan normaal. Het
vetpercentage van het vlees ligt la
ger dan bij het gemiddelde rund.
Ze hebben daardoor in het alge
meen wat minder weerstand, zo
als een zeer mager kind ook vaak
wat bevattelijker is. De kwaliteit
van het vlees is uitstekend.
Door de lichaamsbouw van het
dikbilrund is de kans op een moei
lijke bevalling aanwezig. Om moe
der en kind te beschermen
verloopt de geboorte daarom vaak
via de keizersnede.
Aan boeren en fokkers van dikbil
runderen worden zeer hoge eisen
gesteld. Zij besteden ekstra aan
dacht en zorg aan hun dieren.
Het aantal dikbilrunderen en
gespecialiseerde boeren is hierdoor
gering. Het speciale vlees is daar
door beperkt verkrijgbaar.
Tussen de bedrijfsuitkomsten van zo
wel zeugenhouderij- als mestvarkens-
bedrijven bestaan grote verschillen.
Het vakmanschap van de ondernemer
is de belangrijkste faktor als het gaat
om de verklaring van die verschillen.
Dat komt naar voren uit een onder
zoek van het Landbouw-Ekonomisch
Instituut (LEI), gebaseerd op finan
ciële en technische gegevens van plm.
2500 varkenshouderijbedrijven.
De resultaten van net onderzoek zijn
voor mestvarkens- en zeugenhoude-
rijbedrijven vrijwel gelijk. Verschillen
in bedrijfsuitrusting (staltype, venti
latiesysteem) bleken nauwelijks sa
men te hangen met verschillen in het
financiële resultaat. Een redelijke sa
menhang werd daarentegen gevonden
tussen dit resultaat en een aantal ele
menten van de bedrijfsvoering, zoals
oplegsysteem en de mate van reinigen
en ontsmetten.
Meer dan de helft van de verschillen
in financieel resultaat bleek samen te
hangen met technische kengetallen zo
als groei, voederkonversie en aantal
grootgebrachte biggen per zeug per
jaar. Verschillen in bedrijfsuitrusting
en de eerdergenoemde elementen van
de bedrijfsvoering spelen in deze sa
menhang geen rol, zodat als achter
liggende faktor het vakmanschap van
de ondernemer gezien moet worden.
1) "Verschillen in bedrijfsuitkomsten
op varkenshouderijbedrijven met een
technisch ekonomische administra
tie". Bestellen door overschrijving
van ƒ20,25 op gironummer 41.22.35
van het LEI onder vermelding van:
"Zend Publ. 3.133".
Vrijdag 11 april 1986
11