Goed zaaibed maken voor fijne
zaden is vaak moeilijke opgave
Graan op 1500 meter
hoogte
Insektenlokstoffen in
granen
die met vorenpakkers worden gekom-
bineerd.
De meest in aanmerking komende vo
renpakker voor een ploeg is een dub
bele (tandem) pakker van gietijzer
met een ringdiameter van 70 cm.
Voor grove zaden, zoals mais en bo
nen, alsook voor aardappelen is het
zaai-pootbed dan voldoende. Maar
voor fijne zaden zoals bieten, uien,
tuinbouwgewassen en bloemzaden ligt
de toplaag meestal te los. Speciaal
voor het aandrukken van deze top
laag kan genoemde vorenpakker
worden voorzien van een rol. Goed
aandrukken met behoud van een re
delijk grove ligging is onder andere
mogelijk met een crosskillrol; diame
ter 45 a 50 cm. In de laatste jaren zijn
interessante spoorvolgende systemen
voor deze rollen ontwikkeld. Daar
door komt de rol vanzelf weer achter
de vorenpakker te lopen nadat trek
ker en (wentel)ploeg de wendakker
zijn gedraaid en de pakker met de
vanghaak weer wordt voortbewogen.
Voor de vorenpakkers en de rol die
in kombinatie met vastetandkultiva-
toren worden gebruikt geldt in prin
cipe hetzelfde als bij ploegen. Na
bouwvoordiepe bewerkingen van lich
te grond vlak voor het zaaien moet de
grond goed worden aangedrukt.
Ekstra aandacht voor de toplaag is
nodig zodra fijne zaden ondiep moe
ten worden gezaaid. Daarbij moet
worden voorkomen dat de toplaag te
fijn wordt. Aanbevolen wordt om na
deze bewerking zo snel mogelijk te
zaaien.
Wageningen, CAD BAT
ing. J.T. Andringa
Fijne zaden moeten ondiep worden gezaaid. Binnen de groep fijnza-
dige gewassen is er verschil in de gewenste zaaidiepte; globaal loopt
dit uiteen van 0,5 tot 2,5 cm. Ideaal is om de zaden af te leggen op
de grens van bewerkte (boven) en onbewerkte (onder)grond. Dit be
tekent dat de diepte van de zaaibedbewerking afgestemd moet zijn op
de zaaidiepte. Vooral dit laatste is in de praktijk vaak erg moeilijk.
Dit voorjaar kan ekstra problemen opleveren doordat de grond door
de vorst diep ingevroren is. Daardoor is een relatief dikke, losse top
laag ontstaan.
Kenmerken van een goed zaaibed
Een goed zaaibed voor fijne zaden
wordt gekenmerkt door:
- een toplaag die regelmatig ondiep is
losgemaakt;
- de dikte van deze toplaag moet af
gestemd zijn op de gewenste zaaidiep
te en varieert naar zaadsoort van 0,5
tot 2,5 cm;
- de toplaag moet goed verkruimeld
zijn en vlak liggen;
- de losse, verkruimelde toplaag moet
rusten op een onbewerkte, vochtige
ondergrond
De grote opgave is om bewerkingen
en werktuigen zo te kiezen en toe te
passen dat aan de gestelde voorwaar
den wordt voldaan. In de praktijk
blijkt dat vaak niet haalbaar. Vooral
op (zwaardere) gronden, die voor de
winter zijn geploegd is het egaliseren
in kombinatie met ondiep losmaken
vaak erg moeilijk. Als het in de ko
mende weken vrij droog blijft zal de
toplaag erg los blijven. Ook zal de top
laag spoedig te dik zijn voor een op
timale kieming en begingroei. De kans
op droogliggend zaad is dan zeker
aanwezig. Voor suikerbieten en uien
bedraagt de gewenste zaaidiepte ca.
twee cm; alleen bij lage zaai iets die
per. Sommige zaden moeten (veel)
ondieper worden gezaaid, bijvoor
beeld: teunisbloemen op slechts een
halve cm. Duidelijk is dat hoe gerin
ger de zaaidiepte is, hoe dunner de
losse toplaag moet zijn en hoe moei
lijker het is om dat te realiseren.
Grote verschillen in grondsoorten en
bewerkingen
Verschillende fijnzadige gewassen
worden op uiteenlopende grondsoor
ten geteeld. Naast verschillen in
grondsoort bestaan er grote verschil
len in de wijze waarop deze zijn of
zullen worden bewerkt. Daarom wil
len we enkele hoofdlijnen en gedach
ten per situatie geven.
Frontrijenpakkers in kombinatie met (12-rijig) zaaien (Matrot; de Putter). Met zij-aanzicht rijenpakker
eist een hoge druk en/of een lange
aandruktijd; dus ook een beperkte
rijsnelheid. Van dichte rollen met
kammen, zoals die de laatste tijd
steeds meer op de markt komen,
wordt voor de hier bedoelde situaties
geen perspektief en/of beter werk
verwacht.
Voor het aandrukken van een te los
liggend zaaibed wordt in het buiten
land (onder andere Duitsland, Frank
rijk) wel gebruik gemaakt van
zogenaamde frontrijenpakkers. Dit
zijn rollen van gietijzer die voorop de
zaaitrekker worden gemonteerd.
Daarmee worden smalle stroken
grond aangedrukt op de plaatsen (rij
en) waarop zal worden gezaaid. De
ze worden geïmporteerd door Van
Drielo en Van Dorsten te Hoofddorp
(Rau) en door De Putter te Zaamslag.
Vorenpakker aan ploeg met spoorvolgende crosskillrol (Tigges)
pakkers. Deze zouden in een
aangedreven eg gemonteerd kunnen
worden. De diameter van de ringen
zal ca. 40 cm kunnen bedragen.
C. Lichte gronden die nog geploegd
c.q. diep bewerkt moeten worden
Op lichte gronden wordt de hoofdbe
werking (bouwvoor) steeds meer vlak
voor het zaaien uitgevoerd. Deze be
werking kan het beste worden uitge
voerd door ploegen in kombinatie
met een vorenpakker of door een
(speciale) zware vastetandkultivator
A. Zwaardere klei- en zavelgronden;
geëgaliseerd na het ploegen
Als er na het ploegen in het najaar een
oppervlakkige nabewerking is uitge
voerd, is er in principe een goede uit
gangstoestand ontstaan voor het
maken van een goed zaaibed. Als het
land voldoende vlak ligt, hetgeen ab
soluut nodig is voor onder andere zes-
rijig bietenrooien, zou zelfs zonder
voorafgaande bewerking gezaaid
kunnen worden. Dikwijls zal er ech
ter wel een bewerking nodig zijn. Dan
moet er ondiep worden gewerkt. We
denken dan aan werktuigen met geen
of slechts korte tanden, bijvoorbeeld
een kettingeg, weidesleep, sleepbord,
tanderrsleep of zaaibedkombinatie
waarvan de tanden zeer ondiep kun
nen worden gesteld. Insporing van
trekkerwielen moet zoveel mogelijk
worden beperkt. Denk aan lage ban
denspanning, brede banden of even
tueel kooiwielen waarvan de diameter
groter moet zijn dan van de wielen.
Aangedreven (kop- en schud-) eggen
zijn bruikbaar mits voorzien van een
egalisatieinrichting. De werkdiepte
van de tanden zal klein en het toeren
tal laag moeten zijn. Aangedreven eg
gen zijn meestal voorzien van een
spijlenrol. Deze kooirol dient vooral
voor diepteregeling; het aandrukkend
effekt daarvan is zeer gering. Om een
beter aandrukeffekt te krijgen kan de
rol soms worden voorzien van ekstra
spijlen. Hij wordt dan dichter en
zwaarder. Beter is om de spijlenrol te
vervangen door een crosskill- of een
cambridgerol. Laatstgenoemde rollen
zouden ook achter een aangedreven
eg kunnen worden gekoppeld. Ver
dichting van droge, losse grond ver-
8
B. Klei- en zavelgronden, niet geëga
liseerd na het ploegen
Op deze gronden zal altijd een bewer
king nodig zijn. De gehele ligging is
te ongelijk en de hoogteverschillen
zijn te groot om zonder meer te kun
nen zaaien. Om een vlakke ligging te
krijgen moet meestal dieper worden
gewerkt dan voor een goed zaaibed
nodig is. Het resultaat is dan een te
dikke, losse toplaag. Hiervoor
bestaan geen of weinig korrektiemo-
gelijkheden. Als het vrij droog blijft
zal er weinig behoefte zijn aan werk
tuigen die intensief verkruimelen; dat
heeft de vorst reeds gedaan. De na
druk komt dan te liggen bij egalise
ren en aandrukken. Om de grond vlak
te kunnen maken moeten werktuigen
worden gebruikt met een egaliseerin
richting. Over het algemeen zijn dit
balken of platen die enige grond (in
de rijrichting) mee kunnen nemen, zo
als bij aangedreven eggen, tandensle-
pen en sommige zaaibedkombinaties.
Bij deze laatste ook het type met twee
elkaar aandrijvende rollen waarvan
de voorste (door vertraging) kan ega
liseren.
Een te dikke losse laag kan alleen
door aandrukken worden verdicht.
Daarvoor zijn zware of zwaar te be
lasten rollen nodig. Het verdichtend
effekt daarvan is op droge grond veel
geringer dan op vochtige. Als het on
verhoopt nat wordt, zullen er meestal
geen zware rollen nodig zijn. Voor
toepassing van rollen die meer aan
drukken en verdichten worden verwe
zen naar hetgeen onder 'A' is
genoemd. Een (veel) te dikke, losse,
vrij droge toplaag wordt waarschijn
lijk het beste aangedrukt met voren-
korte wenken
akkerbouw
HEEFT U BIJ suikerbieten goe
de ervaringen met een basis-
bespuiting van 3-5 kg Pyramin of
4-6 kg Goltix, dan kunt u deze
methode beter blijven volgen. Im
mers, als u begint met een halve
dosering aan de basis, dan weet u
zeker, dat u na opkomst nog een
bespuit ing moet uitvoeren.
BIJ AANWEZIGHEID van ka
mille mag een basisbespuiting met
Pyramin of Goltix nooit ontbre
ken, want er zijn voor het gewas
suikerbieten nog geen na-
opkomstmiddelen, welke dit on
kruid goed bestrijden. Heeft u ka
mille in uw suikerbietenperceel,
vergeet dan nooit de voor-
opkomstb espuiting.
70.000 a 80.000 GOED VER
DEELD staande bietenplantjes
per ha is een ideale uitgangssitu
atie. Dit is te bereiken door:
- 15 cm zaaiafstand in de rij bij
een veldopkomst van 60%;
- 18 cm zaaiafstand in de rij bij
een veldopkomst van 72%;
- 20 cm zaaiafstand in de rij bij
een veldopkomst van 80%.
Een veldopkomst van 70% is voor
suikerbieten normaal.
PROBEER HET ZAAIBED voor
bieten met zo weinig mogelijk be
werkingen te maken en maak de
losse toplaag niet dieper dan 3
cm. Zaai op de vaste ondergrond,
zodat het zaadje verzekerd is van
vocht. Diep gevallen zaad geeft
zwakke kiemplantjes en een onre
gelmatig gewas met nare gevolgen
voor de latere onkruidbestrijding.
BESTRIJDINGSMIDDELEN
horen achter slot en grendel.
Maak er een gewoonte van om al
le middelen dire kt op te bergen.
U bent dit niet alleen wettelijk
verplicht, maar kinderen zijn
nieuwsgierig en proberen alles uit.
Regelmatig gebeuren er ongeluk
ken, soms met dodelijke afloop.
Laat dit bij u nooit gebeuren.
Vanwege de melkcontingentering
gaan vele Zwitserse bergboeren
zich weer bezinnen over de graan-
teelt. Beneden-Engadin gold
destijds als de graanschuur van het
kanton graubunden. Op 1500 m
hoogte werden en worden daar zo-
mergerst, haver en aardappelen
verbouwd. In het kanton Wallis
heeft men zelfs roggevelden op
1900 m hoogte. Ondanks de kor
te vegetatieperiode en langere dro
ge tijd kunnen de opbrengsten in
Graan dat te lijden heeft van kou
of luchtvervuiling produceert de
chemische stof GlUtathion om de
cellen tegen aantasting te bescher
men. Hoge glutathionconcentra-
ties in de planten hebben echter
het nadeel, insekten aan te trek
ken. Wetenschappers van het Boy-
ieder geval 4,5 tot 5 ton per ha be
dragen. Gerichte gewasbescher
mingsmaatregelen vormen een
uitzondering en de bemesting be
perkt zich meestal tot het gebruik
van gier en stalmest. Incidenteel
kunnen ziektes de graanteelt bij
na volledig terugdringen, zoals in
het Albuladal ten zuiden van Chur
het geval is. Er worden uitsluitend
moderne rassen ingezaaid, zoals
b.v. het zomergerstras Patty.
Aan de ETH te Zürich probeert
men, voor kruisingsdoeleinden de
oude landrassen uit deze hoge ge
bieden te bewaren.
ce Thompson-instituut te New
York stelden door proeven vast,
dat als men insekten voert met
planten met een hoog glutathion-
gehalte, deze meer weerstand heb
ben tegen
gewasbeschermingsmiddelen
Anderzijds hoopt men een metho
de te ontwikkelen, waarmee aan
de hand van de glutathionspiegel
in graan het ideale sproeitijdstip
voor insekticiden wordt bepaald.
Vrijdag 21 maart 1986