Mogelijkheden voor meer milieuvriendelijke onkruidbeheersing in de bietenteelt I l|ï Voorjaarsgrondbewerking voor suikerbieten op rivierklei Volgens onderzoek Wageningse projektgroep: Trekker en banden De werktuigen Advies De landbouw wordt er - zeker van buitenaf - nog al eens op aange keken dat de gifspuit kwistig ge hanteerd wordt. Boeren zelf weten dat gewasbeschermingsmiddelen daarvoor te duur zijn. De boer zoekt naar een optimum tussen kosten en resultaten. Toch is het belangrijk dat er voortdurend ge zocht wordt naar methoden en middelen die beter zijn. Beter zijn in de zin van werking, kostprijs en neveneffekten. Daarbij speelt ook het effekt op de kwaliteit van het produktiemilieu een rol. De land bouw moet uiteraard zo uitge voerd worden dat we er tot in lengte van dagen mee door kun nen gaan. Hieronder een verslag van de "Projektgroep Onkruidbe heersing in de suikerbietenteelt" die in Zeeland gezocht heeft naar meer milieuvriendelijke vormen van onkruidbeheersing. In suikerbieten is het onkruid een van de grootste problemen. De kosten aan onkruidbestrijding zijn zo'n ƒ300,— tot ƒ600,per ha. Wij, zes studen ten van de Landbouwhogeschool te Wageningen, hebben het afgelopen jaar onderzoek gedaan naar onkruid- beheersingsmethoden in de suikerbie tenteelt. We kiezen voor de term onkruidbeheersing omdat we vinden dat een onkruidbestrijding niet gericht moet zijn op de bestrijding van alle onkruiden maar dat de mate waarin bestreden wordt moet afhangen van de mate waarin een onkruid schade kan veroorzaken. Deze schade kan ontstaan door vermeerdering van het onkruid in navolgende jaren of door opbrengstderving aan de bieten. De ze eigenschappen zijn voor ieder on kruidsoort verschillend. Herbiciden Bij het opstarten van het onderzoek hebben we besloten ons te richten op de gangbare landbouw. We wilden bekijken of hierbinnen mogelijkheden zijn voor een onkruidbeheersing waarbij minder herbiciden gebruikt worden. Herbiciden nemen een be langrijke plaats in bij de bestrijding maar over het effekt van deze midde len is nog veel onbekend. Daarom moeten deze middelen zo efficiënt mogelijk gebruikt worden zodat het milieu ontzien wordt. Een milieu vriendelijker methode mag echter niet ten koste gaan van de inkomensposi tie en arbeidsomstandigheden van de boer. Hiertoe hebben we eerst bekeken wel ke onkruidbeheersingsmethoden mo menteel in de praktijk gebruikt worden en welke in ontwikkeling zijn. Het laatste zijn we aan de weet geko men door veel leeswerk en te praten met onderzoekers. Uit deze gesprek ken bleek dat we op de korte termijn geen grote veranderingen in de moge lijkheden tot onkruidbeheersing hoe ven te verwachten. Daarom hebben we besloten ons in het onderzoek al leen op de reeds in gebruik zijnde me thoden te richten. Om hier een beeld van te krijgen hebben we een aantal diskussie-avonden gehouden met de werkgroep "Landbouw en Industrie" van het ZAJK. Mede op basis hier van hebben we daarna een enquête ge houden. We hebben in het totaal 80 boeren geënquêteerd die een bedrijf hebben op Walcheren, Noord- of Zuid-Beveland of Schouwen- Duiveland. Enkele resultaten komen hier aan de orde. We hebben alle ge bruikte methoden grofweg in katego- rieën ingedeeld: eventuele toepassing van een bodemherbicide en/of na- opkomstbespuiting, waarbij een rij enspuit of volveldsspuit gebruikt is. Dit hebben we gekoppeld aan het aan tal malen schoffelen en handwerk dat per ha verricht is. De resultaten zijn weergegeven in de tabel. Hieruit blijkt dat de eerste drie syste men regelmatig voorkomen, deze ver schillen alleen in de keuze rijen- of volveldsspuit. Het gebruik van de rij enspuit betekent vaak een keer extra schoffelen en nauwkeurig werken. Voor Zeeland geldt dat tweederde van de boeren gebruik maakt van een rij enspuit bij de naopkomstbespuitin- gen. Voor het bodemherbicide ge buikt (nog maar.?) 20% een rijenspuit. Rijenspuit De rijenspuit levert een aanzienlijke besparing van herbicide op (slechts 1/3 van de normale dosis is nodig), maar de aanschaf vraagt ook een ex tra investering. Deze extra investering is volgens onze berekeningen lonend wanneer per groeiseizoen 10 ha ermee gespoten wordt. Wanneer zowel bo demherbicide als de naopkomst- bespuiting ermee verricht wordt is het voordeliger als het bietenareaal minstens 5 ha is. Het is echter lastig om bij zaai al een rijenspuit te gebrui ken. Hiervoor zijn wel een paar ma nieren gevonden: - rijenspuit gemonteerd op de zaaima- chine; dit kan echter verstopping van de spuitdoppen geven en het afstellen is lastig. - direkt na zaai rijenspuiten, waarbij nauwkeurig door het trekkerspoor van de zaaimachine gereden wordt. Dit is voldoende nauwkeurig indien de rijenspuit dezelfde breedte heeft als de zaaimachine (3 of 6 m). Een 6 m brede rijenspuit is echter duurder. Bij een smallere rijenspuit dan de zaaima chine breed is, treden problemen op tenzij men met een pin o.i.d. het mid den tussen twee sporen kan markeren. Of dit laatste praktisch haalbaar is, is ons niet duidelijk. Onder bepaalde omstandigheden kan een bodemherbicide achterwege gela ten worden. Dit kan wanneer in het afgelopen jaar een grondontsmetting is toegepast of pas na 20 april gezaaid wordt. Er wordt onderzoek gedaan naar me thoden waarbij alleen na-opkomst bestreden wordt. Deze methoden zijn nog niet zover dat ze in de praktijk toegepast kunnen worden. Tijdens de gesprekken met de werk groep kwam naar voren dat behalve teelt en bedrijfsekonomische aspekten ook vaak persoonlijke voorkeuren een rol spelen bij de keuze voor een bepaald onkruidbeheersingssysteem. B.v. iemand heeft veel ervaring met een bepaalde methode en verkiest de ze daarom boven andere. In de enquête hebben we ook ge vraagd waarom iemand juist voor een bepaalde methode koos. Bij de ant woorden die we kregen viel het vol gende op: Als belangrijkste faktor genoemd, het risiko dat een bestrij ding zou mislukken waardoor in de daarop volgende jaren extra veel on kruiden opkomen. Veel boeren willen er zeker van zijn dat de onkruiden niet meer onverwachts de kop op kunnen steken. In tegenstelling tot wat wij verwacht hadden is dit belangrijker dan de vraag of de nu gemaakte kosten kleiner zijn dan de te verwach ten baten. Produktiemilieu Het produktiemilieu speelt een klei ne rol. Dit blijkt ook uit een andere vraag. Daarbij zei meer dan de helft dat wanneer de overheid een middel toegelaten had, zij niet verwachten dat dit middel schadelijk zou zijn voor de grond. Daarentegen ant woordde 30% deze problemen op de lange termijn wél te verwachten. We Tabel. Voorkomende onkruidbeheersingssystemen bespu it i ngssysteem aan tal keren aan tal keren to taal voor opk na opk. schoffelen handwerk lx 2x >2x lx 2x >2x volveld volveld 9 9 4 5 15 1 21 volveld r i j en 4 18 5 4 15 6 26 r i j en r i j en 1 11 6 5 11 3 19 volveld geen 1 8 1 0 1 9 10 geen r i j en 0 5 3 1 6 0 8 over igen 3 8 4 3 10 4 16 to taal 18 59 23 18 58 23 100 Een rijenspuit valt te prefereren boven volveldsspuiten! hebben gekeken naar de effekten waarop herbiciden onderzocht wor den voor ze toegelaten worden. De Commissie Toelating Bestrij dingsmiddelen streeft ernaar alleen die middelen toe te laten die na één jaar niet meer in de grond aangetoond kunnen worden. Op dit moment is dit geenszins gerealiseerd. De afbraak van herbiciden in de grond gebeurt door mikro-organismen. Een deel van het middel heeft zich aan gronddeel- tjes. Het is nog onduidelijk wat daar mee gebeurt en wat het effekt daarvan is. Ook effekten op het bodemleven worden nauwelijks onderzocht. Bij de toelating wordt niet gekeken naar de effekten die langdurig gebruik van herbiciden kunnen hebben. Tijdens ons onderzoek hebben we gekeken welke milieu-effekten bekend zijn van de middelen die regelmatig gebruikt worden bij de onkruidbestrijding in de bieten. Er was weinig informatie over te vinden maar wat we vonden was niet verontrustend. Behalve voor de middelen Tramat en Nortron, de ze hebben een zeer lange nawerking. We hebben vernomen dat over de toe lating hiervan verdeeldheid was bin nen de Commissie. Daarnaast wordt een middel over het algemeen apart getest en niet in de kombinatie waar in het in de praktijk gebruikt wordt, zodat de effekten hiervan ook vaak niet bekend zijn. Om deze reden lijkt het ons zinvol om met het oog op het produktiemilieu zo selektief mogelijk herbiciden te gebruiken. Het bodemherbicidTe wordt nu vaak gezien als een verzekeringspremie. Het wordt meestal volvelds gespoten onder het motto "de eerste klap is een daalder waard". Bij de na-opkomst bestrijding gebruikt al wel tweederde van de boeren een rijenspuit. Omdat nog zoveel effekten van herbiciden onbekend zijn en met de huidige stand van techniek niet onderzocht kunnen worden, zijn problemen op de lange termijn niet ondenkbaar. Om deze reden kan volgens ons beter ge kozen worden voor de rijenspuit, on der het motto: "beter te hard geblazen dan de mond verbrand". PC Onkruidbeheersing in de suiker bieten Erna van de Wiel Adri Schokker Rob Kerkmeester Nicoline Roozen Loes van Schayick Titus Terwisscha van Scheltinga Een geslaagde bietenteelt is voor een belangrijk deel afhankelijk van een goed uitgevoerde grond bewerking. De ligging van de grond vóór de voorjaarsgrondbe werking bepaalt voor een groot deel of deze bewerking met succes kan worden uitgevoerd. Ongelij ke ligging is voor een ondiepe be werking, zoals voor suikerbieten noodzakelijk is, een zeer slechte start. Er is namelijk geen enkel werktuig dat van ongelijk liggen de grond een egaal ondiep zaaibed kan maken. Naast de ligging van de grond is het tijdstip waarop met de bewer king kan worden begonnen erg be langrijk. Door verschillen in grond, is alle grond niet op dezelf de dag bekwaam om te worden bewerkt. Geduld is een schone zaak. Wacht uw kans af en ge bruik de goede dagen zo optimaal mogelijk. Vaak zijn sporen, gemaakt door de trekker, oorzaak van een slechte en onregelmatige opkomst. Daarom is een juiste keuze van de banden even belangrijk als de juiste keuze van het grondbewerkingswerktuig. Omdat de bandenspanning in de band de druk op de grond bepaalt, moet voor die band gekozen worden waarbij bij 1 BAR bandenspanning de band nog voldoende draagvermogen heeft voor trekker en werktuig. Een bandenspanning van 1 BAR geeft een bodemdruk van ±1,2 kg per cm2 op de grond. Dit is een druk waarbij weinig struktuur schade zal optreden. Naast de druk op de grond is de in- sporing en de breedte van het spoor van belang. De insporing mag niet dieper zijn dan de bewerking die wordt uitgevoerd. Bij suikerbieten dus max. 3 cm. Op kleigrond zal vaak bij een ban denspanning van 1 BAR of lager met enkellucht gewerkt kunnen worden. Is dit niet mogelijk dan hebben kooi- wielen de voorkeur boven de dubbel- lucht op rijenafstand en deze weer op normale dubbelluchtmontering. Kooiwielen geven geen vast spoor waardoor struktuurschade praktisch nihil is. Bij normaal dubbellucht ont-v staat een dubbel breed spoor waar door het moeilijk is dit weg te werken. Bij dubbele montering op rijen afstand houdt men nog losse grond tussen'de 2 sporen over waardoor de ze gemakkelijker zijn weg te werken. Voorwielen spelen ook een belangrij ke rol bij de insporing en bodemdruk. Aangedreven voorwielen zijn erg gunstig omdat de banden breder zijn en over de grond worden getrokken en niet in de grond worden geduwd zoals bij niet aangedreven smalle voorwielen. Bij trekkers zonder voor wielaandrijving is montering van bre de voorbanden zeker aan té bevelen. Voor suikerbieten is een bewerkings diepte van 2-3 cm voldoende. Het zaaibed moet voldoende kruimelig zijn, maar zeker niet te fijn i.v.m. korstvorming. Werktuigen die in één werkgang een vlakke, regelmatig ondiepe en goede egaliserende werking realiseren, zijn o.a. grondverkruimelaars, zaaibed- kombinaties, sneleggen en slepen. De ze werktuigen werken ondiep, hebben een goede diepteregeling en moeten zijn voorzien van een egalisatiebalk of -strippen. Bij een goede afstelling en een vrij hoge rijsnelheid is praktisch altijd een goed zaaibed te maken. In de praktijk wordt nog te vaak gestreefd naar een te fijn zaaibed dat door meerdere bewerkingen wordt be reikt. In proeven is gebleken, dat een wat grover zaaibed een even hoge op komst had als een fijn zaaibed, maar dat de korstvorming belangrijk min der was. Aangedreven werktuigen kunnen wel gebruikt worden maar meestal werkt men er te diep mee, rijdt men te lang zaam en is het toerental te hoog. Pas echter altijd op voor het naar bo ven halen van natte ondergrond. Bij getrokken werktuigen merkt men dit direkt. Bij aangedreven werktuigen echter niet, maar wordt de onzichtba re ondergrond dichtgesmeerd. - Maximale bandenspanning 1 BAR en enkellucht- of kooiwielen. - Ondiep werken; maximaal 3 cm. - Zo weinig mogelijk sporen. - Maak het zaaibed niet te fijn. Wacht tot de grond voldoende droog is! Er is geen enkel werktuig dat nat te grond droog maakt! Projektgroep Suikerbietenteelt Z.O.N. C.A.T.-Tilburg Vrijdag 21 februari 1986 9

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 9