Onkruidbestrijding in wintertarwe in het vroege voorjaar Nieuwe algemene voorwaarden kontraktteelt van zaaiuien Verschenen: "Resultaten landbouwkundig onderzoek in Zuidwest-Nederland 1985" Let op de temperatuur in de aardappelbewaarplaats korte wenken akkerbouw korte wenken veehouderij De eerste klap is een daalder waard, een uitspraak die zeker ook geldt voor de chemische onkruidbestrijding in wintertarwe rond februa ri/maart. Enerzijds is het daarbij aantrekkelijk om zo vroeg mogelijk het nog kleine door de winter gekomen onkruid te pakken, anderzijds dient de tarwe zich ook wat hersteld te hebben. Maar zodra dit het geval is moet een bestrijding niet uitgesteld worden als dit gezien de mate van onkruidbezetting toch op het programma staat. In dit vroege stadium heeft het ge bruik van DNOC of Herbogil duide lijk voordelen. Naast de brede werking is de mogelijkheid om reeds bij vrij lage temperaturen een behan deling uit te voeren een pluspunt van deze kleurstoffen. Verder kan ge noemd worden de selektieve werking: zelfs bij enige bladverbranding is er zelden of nooit sprake van werkelij ke 'schade' aan de opbrengst, eerder van opbrengstverhoging. Ook is er vaak sprake van een 'opschonen' van het gewas, dat wil zeggen dat de oudste blaadjes weggebrand worden. Dit betekent tegelijk een zekere vorm van schimmelbestrijding want juist op die oudste blaadjes bevinden zich vaak al heel vroeg schimmels zoals bruine roest en septoria. Tenslotte is een toch ook niet te onderschatten voordeel dat vanaf een week na het spuiten elke groenbemester ingezaaid kan worden. Kleefkruid vraagt speciale maat regelen Het moet telkens weer herhaald wor den: met een routinebehandeling redt men het niet tegen kleefkruid. Dit on kruid vraagt nu eenmaal een meer ra- dikale aanpak en zelden kan men hiertegen met één behandeling vol staan. Een vroege behandeling met kleurstoffen kan daarvoor overigens een goede aanzet zijn. Maar vooral na een winter met weinig of geen vorst is eind februari kleefkruid vaak te groot en dermate afgehard dat kleurstoffen alleen niet voldoende zijn. Als overgangsmaatregel kan dan aan de DNOC of Herbogil een klei ne hoeveelheid (b.v. 2 ltr) MCPP worden toegevoegd. Dit komt ook het effekt op andere onkruiden die al wat aan de grote kant zijn, ten goede. Het nadeel is dat men dan af moet zien van het kort daarop inzaaien van kla ver, grasinzaai is wel mogelijk. Ook DM 68 - een kant-en- klaarmengsel van Herbogil plus MCPP - komt in aanmerking als het onkruid het DNOC-stadium gepas seerd is. En dat laatste is bij kleef kruid het geval zodra de„ eerste stervormig gerangschikte hartblaad- jes te zien zijn. Maar nogmaals: met één keer spuiten is men er niet bij kleefkruid en als men dan toch twee keer moet spuiten kan men het beste de eerste keer het zo vroeg mogelijk doen. Ook duist niet vergeten Op percelen waar het afgelopen na jaar niet gespoten is of die behande ling onvoldoende gewerkt bleek te hebben kan in het voorjaar een duist- bestrijding nodig zijn. Hiervoor zijn beschikbaar Dosanex, chloortoluron (o.a. Dicuran) en isoproturon. De eer ste twee kunnen niet in alle rassen ge bruikt worden, b.v. niet in Arminda maar wel in Okapi, Saiga en Marks man. Dosanex en chloortoluron heb ben beide een vrij brede werking en naast duist worden ook muur en ka mille bestreden. Dosanex bestrijdt zelfs ook kleefkruid.' Isoproturon geeft bij wat ongunstige.groeiomstan- digheden in Arminda en Citadel wel eens wat groeiremnaing. Er worden vaak mengsels gebruikt die minder kans geven op groeiremming bij Ar minda maar ook breder assortiment onkruiden aan kunnen. Waar zowel duist als kleefkruid bestreden moeten worden kunnen Tolkan S of Foxtar DP ingezet wor den. Bij een bezetting zonder kleef kruid maar wel duist kunnen ook middelen als Graminon Plus en Are- lon Kombi of Belgran worden ge bruikt. De specialist Gewasbescherming, P. Verhage Van Proefboerderijen "Rusthoeve" en West maas Recent is verschenen "Resultaten van het landbouwkundig onderzoek in Zuidwest-Nederland 1985". In deze uitgave zijn naast de algemene gege vens van de akkerbouwproefboerde- rijen "Rusthoeve" en "Westmaas" de gegevens opgenomen van meer dan 80 proeven. De verslagen zijn opge nomen in de rubrieken rassenonder- zoek, teeltmethoden, bemesting, mechanisatie/kuituurtechniek, ziek ten en plagen en onkruidbestrijding. Naast het voortgezette onderzoek zijn o.a. nieuw in onderzoek genomen: overzaaien van suikerbieten, op- kweekmethoden knolselderij, groeire- gulatoren bij graszaadgewassen, zaaddoosregulatie en doodspuiten van teunisbloem, onkruidbestrijding in karwij, stikstofbemesting bij zo- mergerst, toepassing van Didin op een spruitkoolstoppel en stikstofbe mesting bij blauwmaanzaad. Ook hiervan vindt u de resultaten vermeld in het verslag 1985. Belangstellenden kunnen het verslag bestellen door overmaking van ƒ7,50 op rekeningnummer 3320.52.621 van de Rabobank Klaaswaal t.n.v. reke ning Landbouwkundig Onderzoek Zuidwest-Nederland onder vermel ding "Verslag 1985" met duidelijke vermelding van naam en adres. Het gironummer van de bank is 428311. Deze mogelijkheid tot bestelling geldt met name voor hen die woonachtig zijn buiten het zuidwestelijk zeeklei gebied. Akkerbouwers en veehouders die woonachtig zijn binnen dit gebied en het verslag en andere publikaties jaar lijks automatisch willen ontvangen, wordt aangeraden lid te worden van een Vereniging voor Bedrijfsvoorlich ting of Studieklub in hun omgeving. Per 1 maart 1986 worden de nieu we Algemene Voorwaarden voor de kontraktteelt van zaaiuien van kracht. Met ingang van deze da tum vervallen de Algemene Voor waarden voor de kontraktteelt van machinaal te oogsten zaaiuien van 1975 en de daarbij behorende ar bitragereglementen De nieuwe algemene voorwaarden zijn tot stand gekomen na overleg tus sen het Landbouwschap en de Neder landse Bond van Verzendhandelaren in Groenten en Fruit. De Algemene Voorwaarden hebben tot doel om duidelijke en evenwichtige afspraken tussen teler en afnemer te bevorderen. Dit om te voorkomen dat de risiko's bij het aksepteren van een kontrakt teelt eenzijdig bij een van beide par tijen liggen. Zijn er desondanks toch nog meningsverschillen dan voorzien de algemene voorwaarden in een ar bitragereglement. Hoewel teler en af nemer vrij zijn om bij het kontrakteren gebruik te maken van de algemene voorwaarden wijst het Landbouwschap op de noodzaak van goede afspraken tussen teler en afne mer. Besluiten de partijen om op ba sis van de algemene voorwaarden zaken te doen, dan zijn deze bindend. In de algemene voorwaarden voor de kontraktteelt van zaaiuien zijn bepa lingen vastgelegd die betrekking heb ben op, het zaaizaad, het zaaien, de teelt (verzorging van het veldgewas), de keuring, de oogst, de risiko- overdracht en de levering. De vaststel ling van het gewicht is eveneens nauw keurig omschreven. Ook de monstername van minimaal 25 kilo en maksimaal 50 kilo per 25 ton af te le veren uien is omschreven. Bij de tar rering is in de nieuwe algemene voorwaarden een staffel ingebracht. Door middel van deze differentiatie wordt een prijsaftrek of -toeslag be rekend als het percentage tarra respektievelijk boven of onder het vastgestelde percentage ligt. Het ar tikel over de kwaliteitsvaststelling in deze algemene voorwaarden is nog in voorbereiding. Op dit moment zijn er nog onvoldoende gegevens bekend over een objektieve kwaliteitsvaststel ling voor het veldgewas. Binnen af zienbare tijd zal hierin voorzien worden. Vooralsnog dienen teler en afnemer zelf in het kontrakt afspra ken te maken over de kwaliteits vaststelling. De nieuwe algemene voorwaarden hebben betrekking op ruim 5000 ha uien. In Nederland werd in 1985 zo'n 12.500 ha aan uien verbouwd waar van ongeveer 40% op kontrakt. De grond waarop de uien geteeld wor den moet volgens de algemene voor waarden onderzocht worden op de aanwezigheid van stengelaaltjes en wit- rot. De kosten van dit grondonder zoek zijn voor rekening van de teler. In de algemene voorwaarden worden tevens eisen gesteld aan het vruchtwis- selingsplan. Op de gekontrakteerde oppervlakte mogen in de drie jaar voorafgaand aan Let teeltjaar géén ui en zijn verbouwd. In de algemene voorwaarden is tevens bepaald dat de teler geen organische mest van dier lijke oorsprong mag toedienen. De oogstwerkzaamheden vinden plaats onder verantwoordelijkheid en voor rekening van de teler. De Algemene Voorwaarden voor de kontraktteelt van zaaiuien 1986 met bijbehorend arbitragereglement en modelkontrakt zijn verkrijgbaar bij de hoofdafdeling Akkerbouw van het Landbouwschap (tel. 070 - 465924). Tijdens een vorstperiode kan de temperatuur in de bewaarplaats onderin en vooral bij de buiten wanden tot onder het vriespunt dalen. Voor de bakkwaliteit van aardap pelen bestemd voor frites en chips is een temperatuur lager dan 4 a 5°C al funest! Problemen zijn te voorkomen door met lange steekthermometers de temperatuur op de kritieke plaatsen te meten. Indien nodig moet dan regelmatig intern worden geventileerd en eventueel warmte worden toe gevoerd. Let er op dat de verhitter(s) is voorzien van een vlambeveiliging en ook van een oververhittings- thermostaat. Plaats de verhitter(s) niet op de aardappelen en in de centrale gang, maar is een vrije ruimte vóór de bewaarplaats. Let er op dat de verhitter is voor zien van een vlambeveiliging en een oververhittingsthermostaat Specialist Kwaliteit en Bewaring J. van Nieuwenhuizen BLA UWMAANZAAD moet - na half maart - zo vlug mogelijk wor den gezaaid. Eind april zaaien geeft al een aanzienlijke op brengstderving. Streef naar 60 - 80 planten per m2, wat erop neer komt dat U 1.000 - 1.500 gram zaaizaad per hektare moet ver- zaaien. OM DEZE KLEINE hoeveelheid zaaizaad te kunnen zaaien is het mogelijk om kleinzaadwieltjes te gebruiken. Deze zijn voor elke nokkenrad-zaaimachine verkrijg baar. Blauwmaanzaad kunt U ook gemengd met kristal-suiker, dood zaad of met andere zaden (zoals karwij, witte klaver of gras zaden) verzaaien. Het zaaien met de precisie-zaaimachine is ook goed mogelijk. DE OPTIMALE stikstofgift voor blauwmaanzaad is 90 -120 kg/ha. U moet wel rekening houden met de voorvrucht. Een opbrengstver hoging van 5 - 12% is niet on denkbeeldig als U 2/2 van de optimale hoeveelheid stikstof strooit bij het zaaien en de rest ongeveer één week vóór de bloei geeft. OM EEN GOEDE struk tuur van de grond te behouden is het telen van een groenbemester een nood zaak. Bedenk wel dat deze manier van organische stof-voorziening altijd nog de beste en goed koopste is. Maak er dan ook zo veel mogelijk gebruik van. DE VOOR- EN NADELEN van klaver en gras als groen be mestingsgewas moeten per bedrijf tegen elkaar worden afgewogen. Gras stelt geringere eisen aan de grond en heeft daardoor een be tere kans van slagen. Gras biedt meer mogelijkheden voor een che mische onkruidbestrijding, zowel in de dekvrucht als in de stoppel. Klaver heeft geen extra N- bemesting nodig en is meestal goedkoper. VAAK KOMEN OP een bedrijf zowel te schraal als te zwaar be meste graslandpercelen voor. De verdeling van de mest wordt vaak bepaald door andere faktoren dan de behoefte van het gewas. Dit is niet bevorderlijk voor het verkrij gen van de hoogste opbrengst van alle percelen. Noteer de bemesting per perceel, zodat U kunt zien welke percelen nog een aanvulling behoeven. De graslandgebruiks- kalender is daarbij een uitstekend hulpmiddel. DE EERSTE STIKSTOFGIFT moet worden gegeven zodra de temperatuursom vanaf 1 januari 200 gr. C heeft bereikt. Lees hier over in Uw vakblad. Voor weiden is 80 kg N en voor maaien 120 kg N het beste. Meer stikstof geeft wel iets vroeger gras, maar dat weegt niet op tegen de ekstra kosten. Bovendien krijgt het gras dan een minder gewenste sa menstelling door vee! eiwit. PLASSEN OP het land kunnen een gevolg zijn van een onvol doende ontwatering, maar ook van een te dichte grond onder de zodelaag. Kontrole is gewenst. Komen in deze laag geen wortels voor, dan is deze ook te dicht voor een goede waterafvoer. Vooral bij GRASLAND VERBE TERING bestaat gelegenheid om deze laag los te maken. EEN TE KORT AAN LANG RUWVOER, ook wel genoemd - struktuurhoudend materiaal - kan de verwerking van de pens versto ren en bij melkkoeien leiden tot een verlaagd melkvetgehalte. Ten minste éénderde van de totale drogestof zou daarom uit vol doende grof, sten gelig lang ruw- voer moeten bestaan SLEPENDE MELKZ1EKTE komt vooral voor gedurende de stalperiode. In wezen is er sprake van energietekort (te laag gluco segehalte in het bloed). Om sle pende me/kziekte te voorkomen, moet ervoor gezorgd worden dat droogstaande dieren niet te vet worden. Rantsoenveranderingen moeten geleidelijk doorgevoerd worden. Bi] grote krachtvoergif- ten verdient het aanbeveling deze in minstens drie porties over de hele dag te verstrekken. Vrijdag 21 februari 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 8