De teelt van teunisbloem voor de oliewinning Stikstofbindende tarwerassen voor ons niet interessant De teell De grondbewerking Zaaien Onkruidbestrijding Ondanks goede vraag valt prijs knolselderij tegen Een goed zaaibed is voorwaarde voor een regelmatige opkomst. De vraag in het verleden naar het zaad van de teunisbloem was ge richt op goed kiemkrachtig zaad. Dit zaad diende als zaaizaad voor op de bloem gerichte produktie voor de teelt in tuinen bij partiku- lieren. Deze produktierichting is beperkt en vraagt derhalve weinig grondoppervlakte. Geheel anders echter werd het op het moment toen werd vastgesteld dat in de olie van het zaad stoffen voorkomen, die geneeskrachtige waarde heb ben voor de mens. Bovendien wordt de olie ook gebruikt in de cosmetica. De hierdoor ontstane mogelijkheden voor een ruimere produktie-omvang zijn nu duide lijk onderkend door de telers en firma's, die normaliter de handel in zaaizaden voor de groente- en sierteelt tot hun ambacht hebben. Dankzij de ruimere vraag en prijsvor ming en geen eisen t.a.v. de kiem- kracht, heeft de akkerbouwer belangstelling gekregen voor de teelt. Deze belangstelling wordt nog ver hoogd door de lage tot zeer lage fi nanciële opbrengsten van de gangbare akkerbouwgewassen in 1985. Al met al hebben op dit moment vele telers een kontrakt afgesloten voor de teelt van teunisbloemen gericht op de olie- produktie. Uit de ervaring van de laatste 4-5 jaar zijn een aantal zaken m.b.t. de opbrengstzekerheid van de ze tot nu toe onbekende teelt voor de akkerbouwer duidelijk geworden. Hierop moet de teler inhaken om een mislukking te voorkomen. Het zaad is zeer fijn en stelt voor een goede vlotte, regelmatige opkomst duidelijke voorwaarden. 1. Het land moet gelijkmatig zijn. Dit geldt zowel voor de vlak ligging als het verloop van het afslibbaar binnen het perceel. 2. a. De struktuur moet in orde zijn. Op slecht tot matig ontwaterd land valt dit vaak tegen. b. De berijdbaarheid in oktober - no vember voor de combine moet ge waarborgd zijn. Een tijdige zaai bevordert een tijdige afrijping in september - oktober. Uit onderzoek is gebleken dat teunis bloemzaad een kiemingstemperatuur van 13-18°C vereist. De eerste ge dachte zou dan ook kunnen zijn: Niet voor medio april zaaien. Uit het on derzoek is echter (nog) niet gebleken hoe lang aan deze temperatuur moet worden voldaan. Uit de kieming van uitgevallen zaad van de voorafgaan de oogst valt af te leiden, dat bij open weer de kieming goed kan plaatsvin den in februari - maart. Een vereiste is daarbij, dat het zaad aan de opper vlakte zeer ondiep, d.w.z. minder dan een halve cm diep ligt. De vele mislukkingen in het verleden bij de opkomst waren veelal te wijten aan: - Een te diepe voorjaarsgrondbewer king. Er kan niet met genoeg nadruk op worden gewezen, dat dit funest is. - In een droge periode droogt de grond uit. Een gedeelte komt dan soms nog wel. Het leidt echter op z'n minst tot een onregelmatige verdeling binnen het perceel en een onregelma tige afrijping. - Ten gevolge van het te diep losma ken wordt er onwillekeurig dieper ge zaaid. Zoals het verleden heeft geleerd, blijft de kieming dan geheel achterwege. - Bij neerslag vormt losgemaakte grond gemakkelijker een korst bij het opdrogen. De zaaigeul van loop- en of aandrukrollen van de zaaimachi- ne wordt dieper. Zowel op de zware als op de lichte grond heeft dit in 1985 tijdens zeer veel neerslag binnen een kort tijdsbestek geleid tot versoepe ling van gronddeeltjes. Deze grond kwam dan als een slib- en of zand laagje in de zaaigeul, waardoor de op komst mislukte of al reeds bovenstaande kleine kiemplanten werden bedekt en het ook af lieten weten. Een zeer ondiepe of geen zaaibedbe- reiding moet worden nagestreefd. Dit is het beste te bereiken door gebruik te maken van een gladde sleep op zachte, lichte gronden. Op de zwaar dere gronden zal deze werkwijze ook vaak voldoende zijn. Verder zijn de gebruikelijke aangedreven werktuigen te gebruiken. Het huidige werktuigen bestand is hiervoor te gebruiken dankzij de huidige goede afstelmoge lijkheden. Het ligt aan U als teler of deze afstellingen worden benut. Of het land zaaiklaar maken wordt uit gevoerd door U zelf of door de loon werker mag en kan geen diskussie zijn bij de kwaliteit van het verkregen zaaibed. De teunisbloem is zeer struk- tuurgevoelig gebleken. Het aantal be werkingen moet daarom tot het minimum worden beperkt. Een min der vlak zaaibed is beter dan te veel aan losse grond, te diep losgemaakt of een te veel bereden zaaibed! Tot nu toe wordt er overwegend met precisie apparatuur gezaaid. Dit wil echter niet zeggen dat het gebruik van een nokkenrad zaaimachine met fijn zaadrad niet mogelijk is. Het kan goed, mits men al kennis/ervaring heeft bij andere gewassen, als witlof en blauwmaanzaad, en de werkdiep- te van het zaaikouter is geregeld d.m.v. een wieltje voorzien van een flexibel bandje. De rij-afstand van precisie zaaimachines is vaak 50 cm. Uit het onderzoek in 1984 en de prak tijk blijkt een rijenafstand van 33-371/2 cm wenselijk. Nu de opper vlakte zich vrij sterk uitbreidt, kan de investering voor de aanpassing door de loonwerker ook eerder verant woord zijn. Het is gebruikelijk 1,8-2 kg zaaizaad te gebruiken. Een kom- binatie van tijdige zaai (medio maart) met een oppervlakkige of geen zaai- bedbereiding en een ondiepe zaai (tot 1/2 cm) is de meest juiste methode ge bleken. Vrijwel altijd volgt op een korte mogelijkheid van zaaien in maart een periode van onwerkbaar weer door neerslag. Indien aan het voorgaande wordt voldaan zal de kie ming en opkomst geen problemen ge ven. Bij een latere zaai (medio april) nemen de risiko's van het droog lig gen gedurende kortere of langere tijd van het zaad toe (voorjaar 1984). Het is juist dan een vereiste om met de zaaibedbereiding niet dieper te gaan. Iets dieper zaaien in de vaste grond kan het zaad in de gelegenheid stel len om gemakkelijker vocht op te ne men. Meestal zal de kieming echter toch van de regen, die nadien valt, moeten komen. Sinds de goedkeuring van het middel Stomp 330 EC als bodemherbicide di- rekt na het zaaien, is het onkruidpro bleem grotendeels tot het verleden gaan behoren. De werking tegen ka mille en kruiskruid is echter slecht. Via onderzoek wordt getracht hierop een antwoord te'geven. Bij het schrij ven van dit artikel laat het zich aan zien dat voor 1986 voor de zavel- en kleigronde.. er nog geen oplossing zal komen. De teeltenquête van 1985 in het Zuidwesten geeft aan dat 4 1 voor de lichte gronden, d.w.z. beneden 20% afslibbaar, aan de royale kant is. De toepassing van 3-3 Zi 1 lijkt op de ze gronden veiliger. Voorts blijkt ook dat er bij overdo sering in geren en op wendakkers sprake is van gewasbeïnvloeding. Hoewel het middel Basagran een goedkeuring heeft, blijkt het in de praktijk moeilijk toepasbaar wegens de grote kans op zware gewasbescha diging. Om die reden wordt er niet na der op ingegaan. Er bestaat altijd nog de mogelijkheid om machinaal of via handwieden aanvullend te werken. In dit artikel worden geen ziekten en plagen genoemd, omdat deze nog van geen betekenis zijn. De oogst, het vol- De handelsproduktie van knolselde rij in Nederland wordt voor dit sei zoen geraamd op 40.000 ton. Dat is ruim 10% meer dan in '84/85. Ook het areaal is in die orde van grootte toegenomen. Hoewel knolselderij overwegend voor de industrie wordt geteeld, vindt 15% van de produktie zijn weg via de vei ling. Tot en met december jl. werd daar 18% meer aangevoerd vergele ken met vorig seizoen. De gemiddel de prijs kwam uit op 46 cent per kg tegen 63 cent in de eerste helft van vo rig seizoen. Ondanks de goede kwa liteit van het produkt en een goede buitenlandse vraag valt deze prijs tegen. Dit seizoen wordt er 540 ha op kon trakt geteeld, ruim 40% meer dan in '84/85. Kontraktarealen met dezelf de omvang als in '79, nl. 1242 ha, worden de laatste jaren niet meer be reikt. Duidelijk meer interesse is er gende knelpunt van betekenis bij de teelt van dit nog nieuwe gewas met dit jaar veel nieuwe telers, zal op een an der tijdstip ter sprake worden ge bracht. U moet echter nu al rekening houden met het feit dat DIREKT na het oogsten het zaad ter voorkoming van broei moet worden gedroogd. In voor de vrije teelt. Ca. 15% van de produktie wordt op de veiling aangeboden. Vorig seizoen ging dat om ca. 6000 ton waarvoor gemiddeld 83 cent per kg werd geboden. Knolselderij wordt zowel met als zon der blad aangeboden. De veilingaan- voer zonder blad wordt steeds van minder belang. Vorig seizoen was nl. nog maar 16% van de totale aanvoer zonder blad, terwijl dat voordien on geveer een kwart was. De knolselderij ,die via de veiling wordt verhandeld is nagenoeg geheel bestemd voor verse konsumptie. De konsument die verse knolselderij koopt wil dit produkt het liefst met blad hebben. Eksport tot nu toe goed verlopen Ondanks dat Nederland niet tot de grootste producenten van knolselde rij behoort binnen de EG, speelt ons land wel degelijk een rol in het inter- hoeverre de kontrakterende firma's in staat zijn dit proces goed te begelei den bij een groot aanbod in oktober moet nog blijken. Het in orde hebben van een eigen droogmogelijkheid zal dan een welkome geruststelling voor U betekenen. P. Lesuis nationale handelsverkeer van dit pro dukt. De eksportkwote schommelt jaarlijks tussen de 65 en 70%. Twee derde van de totale eksport is bestemd voor de industrie. Desondanks begint het buitenland in toenemende mate interesse te tonen voor knolselderij voor de verse markt. fPGF Info) Knelpunten bij teelt en verwerking gerst De Stichting Nederlands Instituut voor Brouwgerst, Mout en Bier heeft een dezer dagen een NIBEM- mededeling "Knelpunten bij de pro- fluktie, afzet en verwerking van in landse gerst voor de brouwindustrie" uitgegeven. Deze studie van de moge lijkheden van de gerstteelt, is verkrijg baar bij het Nederlands Graan Centrum tel. 03404-52244. "Planten hebben stikstof nodig voor de groei. Om de bodem in goede konditie te houden is het daarom nodig regelmatig te be mesten. Van oudsher wordt dit ge daan met stalmest of door het inzaaien van groenbemesters als lupine, erwten en bonen. Wanneer deze planten groot zijn, ploegt men ze onder om het stikstofge halte van de bodem te verhogen. Sinds 1930 wordt op grote schaal kunstmest toegepast. Voor veel landen is kunstmest echter te duur. Bovendien is er aardgas voor nodig om kunstmest te ma ken en eens zal deze grondstof op zijn. Geen wonder dat er dus veel onderzoek besteed wordt aan groenbemesters. Op dit moment doen meer dan 1000 wetenschap pers uit 60 verschillende landen onderzoek aan biologische stikstofbinding. Nederland neemt op dit gebied een vooraanstaande plaats in. Hoewel niet van direkt nut voor de Nederlandse land bouw is het misschien toch aardig om eens iets te vertellen over waar al die .onderzoekers dan wel aan werken. Een van de eerste dingen die men ontdekt heeft, is dat groenbe mesters in hun eigen stikstofbe hoefte kunnen voorzien dankzij een bepaald type bakteriën. Bak- teriën zijn levende beestjes van nog geen 0,001 mm groot. Deze bakteriën leven in knolletjes, die zich bevinden op de wortels van vlinderbloemige planten. Vandaar Dr. ir. J. Klugkist dat alleen vlinderbloemige planten geschikt zijn als groenbemesters. Een van de dingen waar weten schappers zich mee bezig houden, is het zoeken naar die bakte- rie/plant kombinatie, die de hoog ste opbrengst geeft voor een bepaald type bodem en klimaat. Verder probeert men inzicht te krijgen in hoe het komt dat de bakteriën alleen met vlinderbloe mige planten samenwerken. Van uit het oogpunt van bemesting zou het nuttig kunnen zijn als ook an dere planten, zoals tarwe van de werking van deze bakteriën zou den kunnen profiteren. In deze tijd waarin alles mogelijk lijkt, zijn er zelfs mensen die zover gaan dat ze proberen om die eigen schappen van bakteriën, die er voor zorgen dat vlinderbloemigen niet bemest hoeven te worden, di rekt in te bouwen in het erfelijk materiaal van tarwe. Er zouden dan planten ontstaan die nooit meer bemest hoeven te worden en die ook niet afhankelijk zijn van bakteriën. Het zal echter nog wel enkele tientallen jaren duren voor het zover is. Bovendien is het nog maar de vraag of stikstofbinden de tarwerassen zo gewenst zijn voor onze landbouw. Het blijkt namelijk, dat stikstofbinding een proces is, waarbij enorm veel ener gie wordt gevraagd van een plant. Die energie kan een plant dan niet gebruiken om te groeien. Dit is één van de redenen waarom vlinder bloemige planten relatief langza me groeiers zijn. Vanuit het oogpunt van groeisnelheid en op brengst zal het dus altijd aantrek kelijker blijven om een tarweplant kunstmatig te bemesten. In landen met voldoende zonneschijn energie) en in landen waar de landbouw niet zo intensief bedre ven wordt kunnen stikstofbinden de tarwerassen wel van nut zijn. Tot slot nog een opmerking over het grote voordeel dat groenbe- mesting nu al heeft boven andere vormen van bemesting. Er kan nooit overbemesting optreden. Bi ologisch stikstofbinding is een proces wat zo mooi geregeld is, dat het proces stopt zodra de bo dem voldoende rijk is aan stikstof verbindingen. De bijdrage van groenbemesting aan de grondwa terverontreiniging van ons land kan dus rustig op nul worden gesteld". dr. ir. J. Klugkist 10 Vrijdag 21 februari 1986

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1986 | | pagina 10