Kontröle op onderhoudsplicht meidoorn wordt verscherpt
Het zoetwatersysteem op
Schouwen-Duiveland
Dijkgraaf de Jager:
"Gemeenschap moet extra
bijdragen voor kosten zoet
water Midden Zeeland"
Bakterievuur
De wijze van
onderhoud
Uitzonderingen
Kontrole op de
onderhoudsplicht
Gevolgen bij het niet
nakomen van de
onderhoudsplicht
SCHOUWEN -
DUIVELAND
In het voorjaar van 1984 zijn nieu
we wettelijke maatregelen van
kracht geworden voor de bestrij
ding van de planteziekte bakterie
vuur. Bakterievuur is de naam van
een planteziekte waarover in de
laatste jaren nogal wat te doen is
geweest. Het is een bakterieziekte
die vooral planten uit de groep van
de appelachtigen kan aantasten,
waartoe onder andere behoren: de
peer, de appel, de meidoorn en
aantal sierstruiken zoals: de Co-
toneaster (dwergmispel), de Pyra-
cantha (vuurdoorn), de Sorbus
(lijsterbes) en de Stranvaesia. Uit
deze opsomming blijkt, dat voor
al de fruitteelt (peer en appel) en
de boomteelt (sierheesters en
vruchtbomen) door deze ziekte
worden bedreigd en grote schade
daarvan kunnen ondervinden. De
ziekte, die ook het landschap, de
plantsoenen en partikuliere tuinen
bedreigt, wordt nu in een twintig
tal beschermde gebieden harder
aangepakt door middel van een
aantal ekstra bestrijdings- en voor
behoedende maatregelen. Eén van
de verplicht uit te voeren maatre
gelen is het onderhoud van de wil
de meidoorn door (jaarlijks)
snoeien op zo'n wijze, dat hij niet
meer kan bloeien.
Het verplichte onderhoud van de
meidoorn is geregeld in de Be
schikking bestrijding bakterievuur
1984. Daarin staat vermeld, dat
gebruiksgerechtigden van terrei
nen met wilde meidoornbeplantin
gen (gemeenten, provincies,
waterstaat, agrariërs, partikulie-
ren, etc.) in de beschermde gebie
den daaraan onderhoud moeten
plegen. Alleen aan de wilde mei
doorn (Crataegus monogyna en
Crat. leavigata), niet aan de kui
tuurvariëteiten zoals de dubbele
roodbloemige Paul's Scarlet e.a.,
moet dit onderhoud plaatsvinden.
Het onderhoud dient zodanig te
worden verricht, dat daarmee de
bloei wordt voorkomen. De bloe
sem van de meidoorn is namelijk
de belangrijkste invalspoort voor
deze bakterieziekte. Als de plant
niet bloeit is de kans, dat hij ziek
wordt veel geringer. Indien de
plant ziek wordt moet hij worden
verwijderd en vernietigd, waartoe
de Plantenziektenkundige Dienst
gedurende het gehele jaar zo no
dig opdracht kan geven. Door het
verplichte onderhoud wordt be
reikt, dat de planten minder kans
lopen ziek te worden en dus hun
funktie kunnen blijven vervullen.
Het hoofddoel van de onder
houdsplicht is echter de vestiging
en uitbreiding van de ziekte te
voorkomen en daarmee het aan
tal infektiebronnen drastisch terug
te brengen en zo de infektiedruk
in een beschermd gebied te verla
gen. In de Beschikking staat ver
der aangegeven, dat het
onderhoud moet worden uitge
voerd in de winterperiode tussen
1 november en 1 april.
Een aantal gebieden zijn vrij
Bij besmetting van bacterievuur dienen de struiken tot kort boven de
grond gesnoeid te worden.
gesteld van het verplichte onder
houd. Dit betreffen
Natuurschoonwet landgoederen
(voor zover niet gelegen binnen
500 m van boomkwekerij), be
schermde natuurmonumenten en
enkele gebieden waarin de mei
doorn landschapsbepalend is en
die in de beschikking zijn om
schreven, nl. bij Glimmen, de uit
erwaarden van de Rijn, Lek, Waal
en Maas, het Kromme Rijn
gebied, bij St. Maartensdijk, de
Kapelse Moer, de Goese Poel, de
Zwaakse- en St. Anthonypolder,
het Maasheggengebied en hét
Mergelland.
Voor overige natuurgebieden kan
in sommige gevallen ontheffing
van de onderhoudsplicht worden
verleend. Aanvragen hiervoor
moeten bij de Plantenziektenkun
dige Dienst worden ingediend.
In het voorgaande is vermeld, dat
ingevolge de Beschikking bestrij
ding bakterievuur 1984 de ge
bruiksgerechtigden van terreinen
waar zich wilde meidoorns bevin
den en die zijn gelegen in de be
schermde gebieden, verplicht zijn
die meidoorns tussen 1 november
en 1 april zo te snoeien, dat er geen
bloei ontstaat.
De Algemene Inspektiedienst ziet
toe op het nakomen van deze on
derhoudsplicht. Als na 1 april
blijkt, dat geen onderhoud heeft
plaatsgevonden van de meidoorns
waar de onderhoudsplicht voor
geldt, dan is er een overtreding
ontstaan van de voornoemde be
schikking (art. 6) en zal door de
Algemene Inspektiedienst worden
opgetreden.
Bij de kontröle in het voorjaar van
1985 bleek in een groot aantal ge
vallen het verplichte onderhoud
niet te zijn uitgevoerd. Onbekend
heid met de regeling werd hierbij
als oorzaak genoemd. Thans, twee
jaar na de invoering van de onder
houdsplicht en na de daaraan ge
geven publiciteit, kan
onbekendheid met de regeling in
redelijkheid niet meer als ekskuus
worden aangevoerd.
In de gevallen, dat ambtenaren
van de Algemene Inspektiedienst
overtredingen konstateerden be
treffende het niet nakomen van de
onderhoudsplicht, werd in 1985
nog waarschuwend opgetreden. In
de volgende jaren zal echter
proces-verbaal worden opge
maakt, zeker als de betrokkene al
is gewaarschuwd. Het proces
verbaal zal vervolgens bij justitie
aanhangig worden gemaakt.
Bovendien heeft de Plantenziek
tenkundige Dienst de bevoegdheid
om op basis van de Planteziekte-
wet het nagelaten onderhoud aan
de meidoorns alsnog te laten ver
richten op kosten van de gebruiks-
gerechtigde van het terrein waar
de meidoorns zich bevinden. Het
spreekt vanzelf, dat u deze minder
aangename situatie beter kunt ver
mijden door aan de genoemde ver
plichting te voldoen.
van de aanwendingsmogelijkhe
den van zoet water worden verbe
terd de kosten moeten betalen.
Hier schept de potentiële verbete
ring van het opbrengend vermo
gen eefi extra belang en niet het
feitelijk aanwenden van die moge
lijkheid. Het is overigens niet on
mogelijk dat ook andere belang
hebbenden in het omslagstelsel
zullen worden betrokken. Het
opleggen van een omslag aan de
pachters is volgens het rapport in
dit stadium niet mogelijk binnen
de bestaande wetgeving. Het lijkt
mogelijk dat de bijzondere omslag
door de eigenaren van de gronden
in de pachtsom wordt verdiskon-
teerd bovenop de normale water
schapslasten. Een wijziging van de
pachtwet is dan echter noodza
kelijk.
Ten slotte wordt in het rapport
nog opgemerkt dat het op te stel
len waterkwantiteiten zo
nauw verweven is met de aanvoer
van zoet water, dat beide plannen
gelijktijdig dienen te worden uit
gevoerd.
IV
De totale kosten voor de aanleg
van het zoetwatersysteem op
Schouwen-Duiveland belopen een
bedrag van ƒ20.200.000,In dit
bedrag zitten de kosten voor de
bouw en aanleg van ca. 25 stuwen,
5 opmalingen, 60 duikers, water
lopen, en aankoop van grond. Bij
de aankoop van grond gaat het
om* 40 ha a ƒ45.000,hetgeen
neerkomt op ƒ1,8 miljoen. Van de
totale investering zal de overheid
de helft voor haar rekening nemen
zodat ten laste van belanghebben
den een bedrag van
ƒ10.100.000,— komt.
Dit bedrag dient dan nog te wor
den verhoogd met de jaarlijkse ex
ploitatiekosten waardoor de totale
kosten neerkomen op
ƒ1.932.000,De kosten per ha
komen dan uitgaande van een
agrarisch kultuurareaal van 14.900
ha neer op ƒ130,per ha.
De baten kunnen voor de land
bouw lopen van minimaal ƒ55,
per ha tot maximaal ƒ240,per
ha. Hierbij is er steeds van uit ge
gaan dat het rijk de aanleg, de
energie en de volledig blijvende ex
ploitatie van de buisleiding voor
haar rekening neemt.
Dit staat te lezen in het onlangs
door het waterschap Schouwen-
Duiveland uitgebrachte rapport
''Zoetwatervoorziening
Schouwen-Duiveland".
Over de kostentoedeling en het te
betalen geschot wordt in het rap
port opgemerkt dat gelet op de
aard van het zoetwatervoorzie-
ningsprojekt in beginsel alleen de
ongebouwde eigendommen waar
Het symposium dat de 100-jarige afdeling Rilland van de ZLM maan
dag 10 februari heeft georganiseerd over de mogelijkheden van de aan
voer van zoet water vanuit het Zoommeer voor agrarisch gebruik in
Midden-Zeeland is om twee redenen een succes geworden: er bestond
voor de bijeenkomst grote belangstelling en daarenboven waren vrij
wel alle grondeigenaren ingenomen met de evenwichtige uiteenzetting
van de inleiders over voor- en nadelen van de aanleg van een zoetwa-
terleidingstelsel in Midden-Zeeland. De konklusie van forumvoorzit
ter de heer A.J.G. Doeleman was na de diskussie dan ook dat het
symposium een belangrijke eerste aanzet is geworden voor een nade
re uitwerking van de diverse mogelijkheden van zoetwatervoorziening
en van de kosten en voordelen die daaraan zijn verbonden.
Uit het betoog van dijkgraaf de heer
G.J. de Jager bleek dat zoet water de
land- en tuinbouw in Noord- en Zuid-
Beveland tussen 400 en 500 gulden per
ha gaat kosten. Dat dit bedrag zo
hoog is is een gevolg van het feit dat
voor een pijpleiding vanuit het Zoom
meer een aantal zeer kostbare in-
frastrukturele werken dienen te
worden uitgevoerd. Voor het gebied
ten oosten van het kanaal door Zuid-
Béveland is dat niet nodig en vandaar
dat de kosten hier ook aanzienlijk la
ger liggen. Ze komen voor de Rey-
gersbergse polder en de Bathpolders
uit op 100 a 150 gulden per ha.
Dijkgraaf de Jager bracht o.m. als
zijn mening naar voren dat de samen
leving in feite verplicht is meer dan de
50% subsidie op de aanleg van de
zoetwaterstelsel bij te dragen omdat
de extra kosten die bij de aanleg moe
ten worden gemaakt veroorzaakt
worden door gemeenschappelijke
nutsvoorzieningen van nationaal en
zelfs internationaal belang. Dat geldt
zijns inziens ook voor de meerkosten
die Walcheren zou moeten opbrengen
indien men hier zoet water zou
wensen.
De direkteur LAVO ir. W.L.A.G.
Tacken wees er in zijn toespraak op
dat de investeringen voor een zoetwa
terstelsel voor het oostelijk deel van
Zuid Beveland zonder meer rendabel
zullen worden.
Voor het gebied ten westen van het
Kanaal door Zuid-Beveland ligt dat
veel moeilijker. Overigens benadrukte
hij dat de zoetwaterbaten niet alleen
worden verkregen door de mogelijk
heden van beregening en druppelbe-
vloeiing maar ook doordat het zoete
waterpeil in de sloten kan worden ge
reguleerd waardoor de planten beter
bij het grondwater kunnen komen zo
dat een niet onbelangrijke produktie-
verhoging wordt verkregen. Tacken
zei ook nog dat anders dan voor
Schouwen-Duiveland Midden-
Zeeland nog wel enige tijd heeft om
alles goed te bestuderen.
Ir. A. de Best van Provinciale Wa
terstaat onderstreepte dat de landbou
wers wel tijdig een claim moeten
leggen op het zoete water in het
Zoommeer omdat voor zoet water el
ders in ons land ook belangstelling
bestaat.
J. Wierenga
Vrijdag 14 februari 1986
7