"Er dient dynamiek in agrarische
bedrijfsontwikkeling te blijven!"
idllll" uil
winters beeld.
ZLM-voorzitter A.J.G. Doeleman
Belangenbehartiging
Enquête Werkgelegenheid in de
Landbouw
Europees landbouwbeleid
zuidelijke landbouw maatschappij
4-^cxS a-c
Het hoofdbestuur van de Zuidelijke Landbouw Maat
schappij kwam maandag 6 januari 1986 voor de eerste
keer in het nieuwe jaar bijeen in het Landbouwhuis te
Goes. Voorzitter A.J.G. Doeleman begon de vergadering
met het uitspreken van de beste wensen voor gezin en
bedrijf in het nieuwe jaar.
In zijn openingswoord stelde hij dat voor verschillende
sektoren in de land- en tuinbouw de overschotten de
komende tijd een belangrijke rol zullen spelen. De door
het LEI berekende bedrijfsuitkomsten voor met name de
akkerbouw geven aan dat deze zeer sterk zullen dalen tot
een nivo wat de laatste jaren niet is voorgekomen. "Met
zorg vragen wij ons dus af in hoeverre de aanzienlijke
prijsverlaging van de granen in de afgelopen 2 jaar van
invloed is op de produktie van aardappelen en uien. Zorg
is er voor het komende jaar over de ekstra uitzaai van
bieten. Het is nu te laat om nog over te gaan op het
kontraktenstelsel. Laten wij hopen dat de bietentelers
bereid zijn zichzelf voldoende beperkingen op te leggen.
Zorg ook bij de akkerbouw en de grove tuinbouw dat
verschuivingen plaatsvinden vanuit andere sektoren.
Steeds meer dreigen wij eikaars konkurrent te worden.
Dit is een zorgelijke ontwikkeling waar moeilijk maatre
gelen tegen zijn te nemen. De voorbereidingen voor het
EG-landbouwbeleid 86/87 bieden met name voor de
akkerbouw onvoldoende zekerheid voor het komende
jaar, laat staan dat deze perspektief bieden voor de ko
mende jaren. De produktie beperkende maatregelen
vanuit de EG en de nationale maatregelen tegen de mest
overschotten dreigen de noodzakelijke bedrijfsontwik
keling te bevriezen. Onvoldoende zicht is er voor de on
dernemers hoe via de bedrijfsvoering antwoord gegeven
moet worden op de gedwongen gewijzigde omstandig
heden. Niet alleen ontbreekt dit inzicht bij de onderne
mers. Evenzeer is dat het geval bij de onderzoekinstellin
gen. Veel wordt er gesproken over kostenverlaging en
kwaliteitsverbetering. Voldoende duidelijkheid hierover
ontbreekt helaas te veel. Dat blijkt met name bij de pro
blemen van de mestoverschotten. Ondanks alle proble
men dient er dynamiek in de agrarische bedrijfsontwik
keling te blijven, willen wij in onze konkurrentiepositie
niet achterop raken. Daarom moeten wij zoeken naar
nieuwe afzet- en verwerkingsmogelijkheden. De onder
nemers in de land- en tuinbouw, de afzetorganisaties en
het onderzoek - waar de overheid de verantwoordelijk
heid voor draagt - zullen gezamenlijk op moeten trekken.
De Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Landbouw
schap benadert dezer dagen alle bij het Landbouwschap
geregistreerde land- en tuinbouwbedrijven in Zeeland met
een enquête om een beeld te krijgen van de arbeidsbe-
hoefte in de agrarische sektor in deze provincie. Op ini
tiatief van de Gewestelijke Raad is de Stichting Agrari
sche Projekten in Zeeland, kortweg S.T.A.P. Zeeland,
opgericht met het doel de werkgelegenheid in de Land
bouw te bevorderen. In eerste instantie worden een twee
tal werkgelegenheidsprojekten op hun haalbaarheid on
derzocht, te weten het kombinatiebanenprojekt en een
projekt om onrendabele werkzaamheden met een loon
kostensubsidie uit te voeren. Op basis van het resultaat
van deze enquête zal de S.T.A.P. beslissen of een werkge-
legenheidsprojekt wordt opgezet en welk projekt de voor
keur verdient.
De S.T.A.P. zal zich voorlopig eerst richten op de groep
werklozen, die meer dan een halfjaar bij het Gewestelijk
Arbeidsbureau staan ingeschreven. Vooral het kombina
tiebanenprojekt geniet momenteel elders in het land een
grote belangstelling in de landbouw. Het plan richt zich
met name op de agrarische werkloze jongeren in de leef-
tijdskategorie 17-22 jaar. In het kader van dit plan wordt
getracht deeltijdwerkzaamheden op verschillende be
drijven samen te voegen tot de zogenaamde kombinatie-
banen, waarbij werk aan de arbeidskracht kan worden
overgedragen, met als doel een strukturele lastenverlich
ting van de ondernemer te realiseren.
Een groot voordeel van de werkgelegenheidsprojekten is
dat de loonadministratie niet door de werkgever zelf,
maar op een centrale plaats wordt verricht. Voordat de
S.T.A.P. overgaat tot het geven van een loonkostensub
sidie of arbeidsbemiddeling zullen de aangemelde werk
zaamheden eerst op hun waarde worden geschat. Een
belangrijk uitgangspunt voor de S.T.A.P. Zeeland is dat
er in principe geen normale arbeidsplaatsen in het ge
drang mogen komen.
Zeeland kent op het moment een groot aantal werklozen.
Een deèl daarvan is landbouwpersoneel. Anderzijds
worden op vele agrarische bedrijven zeer veel arbeidsu
ren gemaakt door de ondernemers en hun gezinnen.
Veelal is er niet voldoende werk om een arbeidskracht
voor een volle week aan te trekken. Ook in zo'n situatie
kan de S.T.A.P. mogelijk via het kombinatiebanenplan
meehelpen in het zoeken van een oplossing.
Medewerking
De S.T.A.P. Zeeland vraagt daarom de medewerking van
de agrarische ondernemers om na te gaan of er werk
beschikbaar is voor een tijdelijke arbeidskracht.
Alleen op deze wijze kan een konkreet beeld van de
omvang en plaats van de arbeidsbehoefte worden ver
kregen, en vervolgens worden nagegaan in hoeverre een
werkgelegenheidsprojekt hierin kan voorzien.
Toezeggingen over het vervolg van de enquête kunnen nog
niet worden gedaan. Dit is mede afhankelijk van de te
ontvangen subsidies. Voor nadere informatie kunt u zich
wenden tot de Gewestelijke Raad voor Zeeland van het
Landbouwschap te Goes, de heer ing. P.H. Prins, tel.
01100-12220.
Een belangrijke uitdaging ligt er in de automatisering.
Alleen door goede afspraken en koördinatie kan verspil
ling van investeringen in apparatuur, maar vooral ook van
mankracht, voorkomen worden. Verder zijn de ontwik
kelingen in de samenleving sterk van invloed op het
funktioneren van de land- en tuinbouw en daarmee op de
belangenbehartiging van de landbouworganisaties voor
hun leden. Deze belangenbehartiging komt steeds meer
onder druk te staan door het door de EG en het in Ne
derland gevoerde landbouwbeleid. Daarom is het bijzon
der belangrijk dat de georganiseerde landbouw eensge
zind naar buiten treedt. Tegenstellingen van opvattingen
en belangen tussen verschillende sektoren dienen in
goed overleg met duidelijke standpunten overbrugd te
worden. Dat is nodig voor het optreden van de land
bouworganisaties naar buiten maar ook naar de leden
toe. Met het toenemen van de problemen in de verschil
lende sektoren zullen de leden kritischer kijken naar het
funktioneren van de landbouworganisaties. Uit het ver
leden hebben wij kunnen leren dat de kritiek toeneemt
wanneer het te veel aan duidelijkheid ontbreekt. Ook in
het jaar 1 986 heeft de ZLM de taak in gezamenlijke
verantwoordelijkheid binnen de eigen organisatie en met
anderen de belangen van onze leden met kracht te be
hartigen, aldus de ZLM-voorzitter tot slot van zijn inlei
ding.
Het hoofdbestuur nam kennis van de diskussienota van
het Landbouwschap inzake de voorbereiding van het
EEG-landbouwbeleid 1986/1987. Naar aanleiding
van dit stuk werd besloten de akkerbouwkommissie van
de ZLM te verzoeken zich te beraden over het eventueel
braken van land in kombinatie met kontingentering van
granen. Het hoofdbestuur steunde in het verlengde
daarvan het standpunt van voorzitter Doeleman dat het
voor het behoud van de dynamiek in de landbouw abso
luut noodzakelijk is dat de Markerwaard wordt ingepol
derd ten behoeve van het voeren van een verantwoord
struktuurbeleid - óók ten behoeve van natuur en milieu
belangen.
De voorzitter van de akkerbouwkommissie, de heer H.C.
van der Maas begon zijn overzicht met te wijzen op de
LEI-prognose 85/86 die voor de grotere akkerbouwbe
drijven (52 ha) in het zuidwestelijk kleigebied een te ver
wachten arbeidsopbrengst van 10.000,- aangeeft. Dit
is op pachtbasis. Op eigendomsbasis is dat ongeveer
10.000,- negatief. Voor de kleinere bedrijven (25 ha) is
dat respektievelijk ƒ10.000,- negatief en ƒ20.000,-
negatief.
VRIJDAG 10 JANUARI
I 0^ BB M BA 74e JAARGANG NO. 38
tuinbouwblad
vervolg op pag. 8