Zoetwatervoorziening speelt beslissende rol bij bevordering intensivering en diversifikatie Werkgelegenheid staat centraal in Provinciale Landbouwnota Intensivering Zoet water enorm belangrijk Areaal kultuurgrond wordt kleiner Andere funkties Dierlijke mest Onderwijs Vorig jaar juni is de landbouw op het door de staten vastgestelde provinciaal sociaal-ekonomisch beleidsplan aangewezen als "hoofd aandachtsveld". Aansluitend hierop is een konsept "provinciale land bouwnota" opgesteld, die kortgeleden in de publiciteit is gebracht. In de inleiding wordt gesteld dat de zorg voor en de erkenning van landbouwpotenties voorop staan, doch dat er tevens in de nota melding wordt gemaakt van een aantal raakvlakken met overige terreinen van provinciale zorg. Zeer belangrijke opmerkingen worden gemaakt ten aanzien van de zoetwatervoorziening. De Zeeuwse land- en tuinbouw zou jaarlijks 30 40 miljoen gulden meer opbrengen als er voldoende zoet water beschikbaar was. En daar kan nog eens 30 40 miljoen worden bijgeteld aan indirekte effekten! De zaai-ui werd in het verleden tot de tuinbouw gerekend, maar is nu duidelijk een landbouwgewas. De werkgelegenheid staat in de nota centraal. De huidige arbeidsplaatsen moeten veilig worden gesteld en men stelt zich een verdere uitbouw van de werkgelegenheid als doel. Daarbij wordt vooral gedacht aan arbeidsin tensieve teelten. Uiteraard zal om schakeling moeten plaatsvinden in een richting die voldoende markt- perspektief biedt. Om die reden val len de melkveehouderij, de varkens houderij en de pluimveeteelt af, vanwege de van rijkswege afgekon digde produktiebeperkende maatre gelen. Daarentegen wordt wel gedacht aan ontwikkelingsmogelijkheden van vollegrondsgroenteteelt. Opgemerkt wordt dat de herstrukturering van de tuinbouwveilingen aanknopings punten biedt voor verruiming van de afzet- en produktiemogelijkheden. Daarnaast kunnen de afzetmogelijk heden aan rekreatie en toerisme worden nagegaan en zijn er mis schien kansen op het gebied van al ternatieve land- en tuinbouw of zoutwaterbehoevende gewassen als lamsoor en zeekraal. Teelttechnisch en prijstechnisch zijn een aantal kleine akkerbouwgewas sen een goed alternatief voor de teelt van granen en andere ekstensieve gewassen. Ook kan gedacht worden aan boomkwekerij, fruitteelt, cham pignonteelt en bloembollen. Bij het afwegen van de kansen voor vollegrondsgroenteteelt bloembollen en arbeidsintensieve landbouwge wassen komt men onvermijdelijk bij de zoetwatervoorziening terecht. Daarop wordt dan ook in de nota uitvoerig ingegaan. Zeeland is op dit punt in het nadeel. Landelijk wordt 20 - 25% van de op pervlakte kultuurgrond beregend of bevloeid, in Zeeland slechts een half procent. Bij een voorzichtige raming kan de opbrengstderving worden gesteldop30a/ 40milj.p.j. voorgeheel Zeeland bij het huidige bouwplan. Daar moet nog een ongeveer gelijk bedrag voor indirekte effekten wor den bijgeteld. Het tekort aan zoet water betekent een ernstige beperking van de mo gelijkheden voor intensivering en verbreding van het produktenpak- ket. Een betere zoetwatervoorziening zou met name een belangrijke stimulans zijn voor: - de vollegrondsgroenteteelt - de boomkwekerij - de bloembollensektor - de kleinschalige glastuinbouw- kultuur - de fruitteelt Daarnaast is een adekwate zoetwa tervoorziening ook voor de afweging van de vestigingslokaties van ver werkende industriële bedrijven in de voedings- en genotmiddelen indus- fÖS trie geen onbelangrijk gegeven. Te vens speelt de opbrengstverhoging in de akkerbouw en .de fruitteelt een belangrijke rol. Eén van de hoofdlijnen van het be leid is dan ook dat de zoetwater voorziening buitengewone aandacht moet krijgen. De provincie zal zich inzetten voor lokale opslag- van overtollige neerslag om die in het groeiseizoen opnieuw te benutten. Ook wordt gedacht aan infiltratie- mogelijkheden en het benutten van zoetwater in kreekruggen. Gesteld wordt dat de mogelijkheden en de technische vormgeving van zoetwatervoorziening uit het Zoom meer en omringende wateren sterk afhankelijk is van de waterkwaliteit en de kostenfaktor i.v.m. de pijplei ding. De uiteindelijke keus met be trekking tot een zout of zoet Greve- lingenmeer is van groot belang met name voor Schouwen-Duiveland. Wat betreft de eventuele pijpleiding naar Schouwen-Duiveland lezen we in de nota: "Wij benadrukken met betrekking tot de Grevelingen hier dat het de landbouw met name te doen is om een goede zoetwatervoorziening op Schouwen-Duiveland. Deze kan worden gerealiseerd via de aanleg van een pijpleiding vanuit De Krammer, het Volkerak, Zoommeer, de Schelde-Rijnverbinding of het Haringvliet. Onder uitdrukkelijke voorwaarde dat deze pijpleiding volledig zal worden gefinancierd door het rijk en een rijksbijdrage van minimaal 50% wordt verstrekt in de kosten van aanpassing van infras- truktuur op Schouwen Duiveland hebben wij voor een zoute Grevelin gen geopteerd. Indien deze voor waarde niet kan worden vervuld zullen wij ons opnieuw beraden over de keus zoet-zout". Wat overig Zeeland betreft wordt volstaan met de opmerking dat evenals op Schouwen-Duiveland de realisering van de zoetwatervoorzie ning op Oost- en West-Beveland, en eventueel Walcheren, hoge kosten met zich mee zal brengen. Daarom is een goede kosten-baten analyse voor deze gebieden op zijn plaats. Tenslotte wordt in de samenvatting alles duidelijk weergegeven: "De mogelijkheden tot zoetwatervoorzie ning vanuit het Zoommeer c.a. door middel van een pijpleiding en even tueel uit.de Grevelingen dienen te worden aangegrepen". Het areaal kultuurgrond vermindert sinds de zeventiger jaren met 0,4% per jaar. De gemiddelde bedrijfsop- pervlakte per akkerbouwbedrijf is relatief klein: 'A van de bedrijven is kleiner dan 15 ha, de helft is kleiner dan 30 ha. De eerder genoemde ver kleining van het totale areaal vormt een ekstra belemmering voor be- drijfsvergroting. Het provinciaal be leid is er op gericht om het beslag op agrarische gronden ten behoeve van niet agrarische funkties zoveel mo gelijk te beperken. Over de droogvallende gronden in Krammer-Volkerak wordt voorzich tig opgemerkt, dat het gewenst is om in het kader van het overleg over de inrichting van deze gronden nader te bezien of een gedeelte van deze gronden een landbouwkundige funktie kan krijgen. De land- en tuinbouwbeoefening heeft een hoofdfunktie voor het grootste deel van Zeeland. Daar naast zijn er andere funkties zoals die van rekreatie, natuur, landschap en infrastruktuur. Om deze laatste tot hun recht te laten komen kunnen plaatselijke beperkingen voor de landbouw noodzakelijk zijn. Deze mogen echter niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is, zodat de sociaal-ekonomische mogelijkhe den in de agrarische sektor niet on nodig worden aangetast. Als bepaalde maatregelen leiden tot onevenredige schade voor de land bouw is een billijke vergoeding door de gemeente op zijn plaats. Positief staat de provincie ten op zichte van de relatienota die voorziet in het afsluiten van beheersovereen komsten. Welwillend staat men tegenover een zekere mate van ver dere ontwikkeling van het kamperen bij de boer, voorzover dit kan binnen het raam van de kampeerwet en een en ander in overeenstemming is met het Provinciaal Beleidsplan Rekrea tie en Toerisme. Uit agrarisch oogpunt verdient het echter geen aanbeveling tot kampe ren bij de boer over te gaan indien dit beperkende voorwaarden met zich mee brengt voor de verdere land bouwkundige ontwikkeling van het bedrijf of van naastgelegen land bouwbedrijven via een planologi sche bestemming of de hinderwet. Tot nu toe is het gebruik van dierlijke mest vooral afgestemd op het regio nale aanbod. In de komende jaren kan verwacht worden dat de aanvoer uit andere provincies zal toenemen. Gezien o.a. de kosten die hieraan zijn verbonden behoeft voorhands niet te worden gevreesd voor over bemesting en milieuproblemen zoals die elders voorkomen. Een verant woord gebruik is in Zeeland wense lijk zowel voor de minerale huishou ding als voor de organische stof in de bodem. Daarnaast levert men een bijdrage aan de oplossing van het probleem van de mestoverschotten elders. Wat de provinciale normen voor het gebruik van kunstmest en dierlijke mest betreft zal men zich vooral richten op de regels die op rijksnivo zullen worden vastgesteld. Als het gebruik van dierlijke mest zal wor den bevorderd zullen de aanvoer- en opslagmogelijkheden moeten wor den uitgebreid. Ten aanzien van de afzet van zuive ringsslib is op provinciaal nivo een afzetplan in voorbereiding. Het onderwijs is wat het leerplan betreft sterk gericht op de voor Zee land traditionele produkten. Daar door komen de alternatieve moge lijkheden in land- en tuinbouw on- -V-' 1 Minder graan en meer rooivruchten betekent ook intensivering. Vóór kamperen bij de boer worden ruime mogelijkheden aanwezig geacht, voorzover dit niet in strijd is met andere belangen. 12 Vrijdag 9 augustus 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 12