Naast problemen ook perspektieven
voor land- en tuinbouw"
Zvo
A^C
zuidelijke landbouw maatschappij
ZLM-voorzitter A.J.G. Doeleman:
ASF
Gronden Krammer en Volkerak
Unieke teruggang
landbouwopbrengst
Drrn
65e JAARGANG N0.3789
land- enr
tuinbouwblad
Tijdens de festiviteiten rond "de Thoolse Dagen" werd de laatste dag afgesloten met de optocht van ongeveer 30
praalwagens, waarvan die van de afdeling St. Maartensdijk der ZLM en van de Bond van Plattelandsvrouwen de eerste
prijs behaalde voorstellende het schip waarop A lienora van Borsele 500 jaar geleden de stadsrechten naar Smerdiek
bracht.
In de vrijdag 28 juni j.l. in het Landbouwhuis te Goes
gehouden vergadering van het hoofdbestuur van de ZLM
heeft voorzitter A.J.G. Doeleman in zijn openingswoord
een aantal positieve en negatieve zaken in de landbouw
de revu laten passeren. Hij sprak over "een wisselend
perspektief voor land- en tuinbouw in Zeeland en Noord-
Brabant". De voorzitter begon met enige zorgelijke ont
wikkelingen: "Steeds zwaardere bewolking boven het
EG-landbouwbeleid, vooral nu de ministerraad geen be
sluit over de graanprijzen heeft kunnen nemen". Over de
afronding van een verwarrend jaar superheffing met een
globale verevening (zij het met nu een beperking tot
30.000 liter) zei hij: "Wij willen nogmaals nadrukkelijk
afstand nemen van deze beslissing en elke verantwoor
delijkheid daarvoor leggen bij de minister en de leden van
de Tweede Kamer, die de minister daarbij hebben ge
steund". Naast de onbillijkheid van deze regeling wees hij
op de gevolgen die deze handeling kan hebben voor de
toekomst als het gaat om het toepassen van regels en
maatregelen door individuele ondernemers. De begelei
ding en voorlichting door de SEV en de overheidsvoor
lichting komt hierdoor ook op een ongewenste wijze on
der spanning te staan.
Bijzonder veel zorgen zei hij zich te maken over het op
treden van het ASF ten aanzien van gelegenheidsarbeid.
"De wijze van kontröle past niet in deze tijd en het aan
scherpen van de regeling vindt nu op een onaanvaard
bare wijze plaats".
Ondanks de donkere wolken signaleerde de ZLM-voor-
zitter ook opklaringen: Daarbij stelde hij allereerst vast
dat het anno 1 985 duidelijk is dat Noord-Brabant en
Zeeland, ondanks de sterke industrialisatie en rekreatie-
uitbreiding, nog duidelijk agrarische provincies zijn. Bij
een bezoek aan Oost-Brabant was hem dat nog eens extra
duidelijk geworden. Eerst een zeer arm gebied is het nu
mede door de ontwikkeling van de veredelingsbedrijven
een zeer welvarende streek. Wat hem daarbij is opgeval
len,-is dat het aantrekkelijke landschap er toch in stand is
gebleven. Hij vroeg zich af hoe dit gebied er uit had
gezien wanneer hier geen verkaveling en ontwikkeling
van de landbouw had plaatsgevonden en hoe de leef
baarheid van dit gebied dan was geweest. "En wanneer
er dan nu problemen zijn met de mest is dit, denk ik, een
stuk gezamenlijke verantwoordelijkheid van de onderne
mers, maar ook van de overheid en de provincie, een
gezamenlijke verantwoordelijkheid die wij ook op moeten
brengen door de misrekening ten aanzien van öe indus
trialisatie, waardoor nu grote oppervlaktes goede land
bouwgrond als zeer dure braakliggende industrieterrei
nen op bebouwing liggen te wachten die er niet komt".
Hij noemde in dit verband in Brabant de Moerdijk en in
Zeeland het Sloegebied en zei erop te rekenen dat de
Provinciale Besturen van Noord-Brabant en Zeeland ook
nog meer dan tot nu toe het ekonomisch belang van land
en tuinbouw zullen willen erkennen.
Men heeft daar de kans toe bij de besluitvorming over de
gronden in de Krammeren het Volkerak. "Te gemakkelijk
is men zo zei hij op meer emotionele gronden ervan uit
gegaan dat deze gebieden natuurgebied moeten worden.
Daar liggen onvoldoende wetenschappelijk en ekonomi-
sche onderzoekingen aan ten grondslag. Dat verwijt geldt
ook voor het ministerie van landbouw. Uit de procedure
rond het overleg over de grond in de Krammer en het
Volkerak binnen het ministerie van landbouw blijkt dat de
reorganisatie, die tot stand moet komen (nu ook N.B.O.R.
bij landbouw is ondergebracht) nog niet die duidelijkheid
in beleid biedt die voorheen voor het ministerie van
landbouw kenmerkend is geweest. Niet alleen land
bouwkundig maar ook landschappelijk is het niet verant
woord dat het hele gebied aan de natuur wordt overge
laten. Ook hier dient het karakteristieke van het Neder
landse landschap tot stand te komen. Daarbij zei de heer
Doeleman geen bezwaar te hebben tegen een zwaar ac
cent voor de natuur, maar zonder landbouw is dat een
veel te eenzijdige ontwikkeling.
Opklaringen ook bij de fusie van de veilingen. "Dit biedt
nieuwe perspektieven voor de fruitteelt, zeker wanneer in
samenwerking met andere veilingen afspraken gemaakt
kunnen worden om op deze manier afzetkansen beter te
kunnen benutten. Gekonsentreerde afzet is volgens hem
Voor het eerst in tien jaar tijd is de totale opbrengst-
waarde van de Nederlandse akkerbouw en veehouderij
gedaald. In het seizoen 1984/85 werd er wel vier procent
meer geproduceerd, maar de prijzen waren zeven procent
lager dan een jaar eerder. Een groot deel van de boeren
heeft in het afgelopen seizoen dan ook wederom genoe
gen moeten nemen met een laag inkomen. Ekstra zorg
wekkend, vergeleken met tien jaar geleden, is dat er toen
een kostenstijging optrad van acht procent. Nu werd de
kostprijs iets lager, maar desondanks daalde de rentabi
liteit, vooral van de akkerbouwbedrijven. Dit blijkt uit
het deze week verschenen Landbouw-Ekonomisch Be
richt 1985. Het Landbouw-Ekonomisch Instituut geeft
daarin een beschrijving van de ekonomische situatie in
land- en tuinbouw.
De tuinbouw krijgt wat lucht na de zeer moeilijke laatste
jaren. Hoewel de gasprijs fors bleef stijgen, konden een
hogere produktie en betere prijzen ervoor zorgen dat in
deze sektor de opbrengstwaarde met ongeveer negen
procent steeg. Het gemiddelde ondernemersinkomen van
de glastuinbouwbedrijven raamt het LEI in 1984 op
58.000 gulden, ruim twintig procent meer dan in het
voorgaande jaar. Er trad vooral verbetering op bij de
glasgroente- en de potplantenbedrijven. Op de snijbloe-
menbedrijven was de stijging beperkt.
Een aanzienlijke verslechtering van de rentabiliteit van
het gemiddelde landbouwbedrijf voor het boekjaar
1984/85. Dat is de meest opvallende en tegelijkertijd ook
meest verontrustende konstatering in het nieuwe Land
bouw-Ekonomisch Bericht. De melkveebedrijven be
haalden nog iets lagere resultaten dan in het slechte jaar
1983/84. Door de relatief gunstige gang van zaken in de
varkenshouderij onderging de rentabiliteit van de inten
sieve veehouderijbedrijven in doorsnee een verbetering.
De resultaten van de akkerbouw vielen echter ver terug.
Door een goede kg-opbrengst van de meeste gewassen,
lagen de prijzen een heel stuk lager dan in het vorige
boekjaar. In veel gevallen werd het inkomen ruim ge
halveerd.
Het gevolg van deze ontwikkelingen was dat de toege
voegde waarde (het sektorinkomen) van akkerbouw en
veehouderij, samen met vier procent omlaag ging. De
verhouding tussen beloning en beloningsaanspraken is
daardoor iets verder verslechterd tot ongeveer zeventig
procent, zo becijferde het Landbouw-Ekonomisch Insti
tuut.
evenzeer van belang voor de verdere ontwikkeling van de
tuinbouwproduktie. Ook op dit gebied worden er aktivi-
teiten ontplooid, nu de veiling Walcheren zal worden
ontbonden. Als een andere positieve ontwikkeling noemt
de ZLM-voorzitter de start van een nieuw aardappelver
werkingsbedrijf van de fa. Meijer te Kruiningen. "Het
verwerken van aardappelen tot verschillende produkten
is een belangrijke pijler bij de afzet van konsumptie-
aardappelen en betekent een extra stuk werkgelegenheid
in Zeeland.
Alternatieven: Opmerkelijk is het hoe individuele on
dernemers zoeken naar teelten die het arbeidsinkomen
kunnen verbeteren. Wij ervaren.dat o.a. in Tholen met de
bloemzaadteelt. Een zeer speciale teelt zonder grote mo
gelijkheden tot uitbreiding. Met een stuk extra onderzoek
en goede voorlichting kan er evenwel nog ruimte zijn voor
de uitbreiding".
Gezamenlijk met de overheidsvoorlichting zal moeten
worden bezien of voorlichting en onderzoek voor deze
groep bloemzaadtelers verbeterd kan worden. Duidelijk is
het dat steeds meer bedrijven naar alternatieve teelten
zoeken. De witlofteelt en -trek is daar een duidelijk voor
beeld van, een teelt waarvoor zeker nog wel afzetmoge
lijkheden zijn. Voor die gebieden waar zoet water in de
toekomst binnen het bereik ligt zullen wij verder initiatie
ven moeten nemen en bereid moeten zijn verantwoorde
lijkheid te dragen. Voor Schouwen-Duiveland is dat een
voorwaarde, die de Raad van de Waterstaat terecht heeft
gesteld, wanneer de pijpleiding door de overheid gefi
nancierd wordt. In overleg tussen landbouw, provincie en
naar wij hopen en verwachten met een positieve inzet van
Rijkswaterstaat, moet het mogelijk zijn dit op zich zeer
ambitieuze en innoverende plan te realiseren.
Bij goed ondernemerschap hoort goed onderzoek, voor
lichting en onderwijs. In de veranderde situatie zullen wij
daar extra aandacht aan moeten schenken. Meer dan tot
nu toe zullen wij bereid moeten zijn het profijtbeginsel te
aanvaarden. De weerstand die hiertegen bestaat zullen
wij met argumenten moeten proberen op te heffen.
wordt vervolgd op pagina 8)