Aanzienlijke verslechtering rentabiliteit van de akkerbouwbedrijven in 1984/1985 Landbouw Ekonomisch Bericht 1985: De ramingen voor het boekjaar 1984/85 wijzen op een aanzienlijke verslechtering van de rentabiliteit van het gemiddelde landbouwbedrijf. Het arbeidsinkomen daalde met ongeveer 30% van 30.700,- naar 21.800,-. Vooral in de sektor van de akkerbouw was door de lage prijzen van aardappelen en uien de inkomensachteruitgang zeer groot. Na gunstige uitkomsten in 1983/84 was er nu een daling van ruim 70%. Op de kleinere akkerbouwbedrijven kwam men daar gemiddeld op een arbeidsinkomen van 12.600,-. Op de veehouderijbedrijven was de daling beperkt. Bij de glastuinbouw was er vooruitgang en bij de varkenshouderij was er sprake van een fors herstel door hogere vleesprijzen en lagere voerkosten. Dit zijn enkele gegevens uit het Landbouw Ekonomisch Bericht 1985, dat deze week voor publikatie werd vrijgegeven. Meer animo voor bedrijfsovername Het totale aantal bedrijven in de Nederlandse land- en tuinbouw was in mei 1984 slechts een half procent kleiner dan een jaar tevoren, terwijl het aantal arbeidskrachten zelfs een lichte stijging te zien gaf. Vooral het aantal meewerkende zoons neemt de laatste jaren toe. In samenhang daarmee was in 1984 het aantal po tentiële bedrijfsopvolgers groter dan bij de vorige telling in 1980. Het percentage oudere bedrijfshoofden met een opvolger nam toe van 36 tot 43. De stijging van het opvolgings percentage deed zich voor bij alle bedrijfstypen, maar was vooral in de melkveehouderij relatief sterk. Een tamelijk groot aantal jongeren blijkt van plan te zijn een bedrijf over te nemen dat als vrij klein moet worden beschouwd. Bij de landbouwtelling van 1984 werd voor het tweede achtereenvol gende jaar een uitbreiding van het areaal kultuurgrond geregistreerd. Sinds 1982 is de oppervlakte met ongeveer 11.000 hektare toegeno men. Een groot deel van deze "extra" grond moet afkomstig zijn van be drijven die te klein zijn of waren om in de telling te worden opgenomen. De grondprijzen zijn het afgelopen jaar in beperkte mate gestegen ter wijl de verhandelde hoeveelheid te rugliep. Ongeveer 5% van het landelijke areaal kultuurgrond is in gebruik bij de diverse tuinbouwsektoren. Het totale tuinbouwareaal blijft de laat ste jaren gelijk. In 1984 is de dierlijke sektor in zijn geheel nog verder uitgebreid. Sinds 1970 is het totale aantal stuks vee ongeveer verdubbeld. Dit heeft vooral in het zuiden en het oosten van het land inmiddels geleid tot omvangrijke mestoverschotten. In een poging om aan de toename daarvan een halt toe te roepen, werd eind 1984 de zogenaamde Interim- wet van kracht, op grond waarvan de vestiging en uitbreiding van varkens- en pluimveebedrijven sterk wordt ingeperkt. Ongeveer 22.000 bedrij ven, met circa 84% van de totale produktiekapaciteit van de varkens- en de pluimveehouderij, hebben te maken met de strenge beperkingen van deze wet. In de melkveehouderij werd de superheffing van kracht. Een deel van de op grond van die regeling toegewezen melkquota komt in de komende jaren, o.a. door bedrijfsbeëindiging, beschikbaar voor andere bedrijven. Schattingen wijzen erop dat er te weinig quota zullen vrijkomen om alle kleinere melkveebedrijven die daaraan be hoefte zouden kunnen hebben, tot een voldoende omvang te laten uit groeien. Hogere produktie maar lagpre prijzen Het produktievolume van de Neder landse land- en tuinbouw is in 1984 ondanks de lagere melkproduktie vrij sterk gestegen. Dit was vooral een gevolg van een veel grótere rundvleesproduktie en van het forse herstel in de akkerbouw. In die sek tor waren de fysieke opbrengsten in 1983 laag als gevolg van het ongun stige weer, maar in 1984 groter dan normaal (tabel 1). Ook in de inten sieve veehouderij nam de produktie vrij sterk toe. 12 gemeen een verbetering ten opzichte van het voorgaande jaar (tabel 2). Verslechtering rentabiliteit De ramingen voor het inmiddels verstreken boekjaar 1984/1985 wij zen op een aanzienlijke verslechte ring van de rentabiliteit van het ge middelde landbouwbedrijf. De melkveebedrijven behaalden nog iets lagere resultaten dan in 1983/1984. Door de gunstige gang van zaken in de varkenshouderij on derging de rentabiliteit van de in- Bij de varkenshouderij was er sprake ban een fors prijsherstel voor slachtvar- kens. De grote produktieomvang in de ak kerbouw ging gepaard met een da ling van de gemiddelde prijs met bijna 40%. Ook in de fruitteelt gingen de opbrengstprijzen in doorsnee omlaag, vooral als gevolg van de grotere appeloogst. De andere tak ken van tuinbouw gaven in het alge meen hogere prijzen te zien. Bij voorbeeld glasgroenten 7,5%, champignons 20%, vollegronds- groenten 13%, bloemen en plan ten 5%. Dit ging gepaard met uiteenlopende volume-ontwikkelin gen: glasgroenten 0, champignons 11%, vollegrondsgroenten - 6% en bloemen en planten 6% (tabel 1). De totale met de agrarische aktivi- teiten samenhangende werkgelegen heid bedroeg in 1980 ruim 610.000 arbeidsjaren, ongeveer 13% van de totale werkgelegenheid. Sinds 1960 is ook dit aandeel bijna gehalveerd. Per jaar is de totale met agrarische akti- viteiten samenhangende werkgele genheid in Nederland gemiddeld met 15.000 arbeidsjaren gedaald. Van de ze werkgelegenheid neemt de rund veehouderij met bijna 50% het groot ste deel voor haar rekening. Het aandeel van de tuinbouw is ongeveer 25% en dat van de intensieve veehou derij 15%. De bedrijfsuitkomsten in de tuin bouw vertoonden in 1983 in het al In de glastuinbouw kwam het ge middelde ondernemersinkomen in 1983 uit op bijna 50.000 gulden, on geveer een derde hoger dan in 1982. Het gezinsinkomen ging overeen komstig omhoog. Voor 1984 is een verdere verbetering geraamd (tabel 3). Dankzij het hogere inkopten kon er in 1983 weer bespaard worden. Gemiddeld werd er een bedrag van ongeveer 10.000 gulden per bedrijf bijgeleend. De bedrijfsinvesteringen zijn in 1983 gedaald, terwijl de rela tieve vermogenspositie niet is gewij zigd ten opzichte van 1982. Voor het eerst sinds 1974 daling pro- duktiewaarde Wat de resultatenrekening voor de landbouwsektor in zijn totaliteit be treft kan worden opgemerkt dat de raming voor 1984/85 uitkomt op een daling, een verschijnsel dat zich sinds 1974/75 niet meer had voorgedaan. De teruggang van ongeveer 3% kwam geheel voor rekening van de lagere opbrengstprijzen; het pro duktievolume nam met ongeveer 4% toe. Vooral in de akkerbouw herstel de de produktie zich sterk, maar vertoonden tegelijk de prijzen een forse daling. Met uitzondering van melk breidde de produktie in de dierlijke sektor zich verder uit. Be halve in de varkenshouderij ging dit gepaard met lagere prijzen. Door een kleiner verbruik in de rundveehou derij en door lagere prijzen van het veevoeder gingen de non-faktorkos- ten van de landbouwsektor in 1984/85 omlaag. De daling van de toegevoegde waarde bleef daardoor beperkt tot ongeveer 5%. Doordat hogere arbeidskosten vergezeld gin gen van een lagere rentevoet stegen de faktorkosten slechts weinig. De verhouding van toegevoegde waarde en faktorkosten is ondanks de gun stige produktiviteitsontwikkeling verder gedaald en wel tot ongeveer 70%. Dit zogenaamde dekkingsper centage is in de rundveehouderij in beperkte mate verder gedaald, in de intensieve veehouderij aanzienlijk gestegen en in de akkerbouw sterk teruggelopen. Bescheiden herstel in het nieuwe sei zoen? Het LEI verwacht dat in 1985/86 de kostenstijging beperkt zal zijn. Voor de melkveehouderij en de akker bouw lijkt een bescheiden herstel van de resultaten niet uitgesloten. Voor de laatste sektor ligt het voor de hand dat de produktie wat zal achterblijven bij het hoge peil van 1984 en dat dus de prijzen van de vrije produkten zullen aantrekken. Vooral vanwege de volgens progno ses van de EG ongunstiger wordende varkensmarkt moet voor de inten sieve veehouderij als geheel eerder met een teruggang dan met een ver dere verbetering van de resultaten rekening worden gehouden. Tabel 1 Ontwikkeling van volume en prijzen van de land- en tuinbouwproduktie 1) Ten opzichte van 1983/1984 daalde het arbeidsinkomen voor het gemiddelde landbouwbedrijf met 30%, van f 30.700,— naar f 21.800,— Voor de akkerbouw bedroeg de daling van de arbeidsopbrengst zelfs meer dan 70%. Vooral de aardappelen en uien brachten lage prijzen op. Waarde in min gld. Mutaties in t.o.v. voorafgaand jaar volume prijs 1983 1982 1983 1984 1982 1983 1984 (r) (r) Melk 10070 5,6 4,1 - 4,0 5,5 2.4 1,0 Vlees en eieren 13120 1,3 2,2 8,5 4,3 - 4,0 1,0 Akkerbouwprodukten 4240 2,2 - 12,4 21,0 - 8,5 47,0 - 38,0 Groenten 3040 10,1 0,4 0,5 - 14,6 13,6 10,0 Fruit 650 45,2 - 4,0 3,0 - 44,7 43,5 - 14,0 Snijbloemen 1) 2210 5,2 2,5 4,5 1,0 4,7 4,5 Totaal 2) 3,0 33330 4,3 0,7 5,0 0,7 7,5 - 1Uitsluitend de op veilingen aangevoerde hoeveelheid. 2) Exklusief potplanten, bloembollen en boomkwekerij produkten. Tabel 2 Gemiddelde arbeidsopbrengst (x 1000 gld.) van de ondernemer op landbouwbedrijven (pachtbasis) en op enkele groepen tuinbouwbedrijven tensieve-veehouderijbedrijven in doorsnee een verbetering. De resul taten van de akkerbouwbedrijven vielen ver terug. Voor alle drie onderscheiden typen glastuinbouwbedrijven wijzen de ra mingen voor 1984 op een verdere verbetering, c.q. hérstel van de ren tabiliteit. Dit was vooral een gevolg van hogere opbrengstprijzen. Voor de overige takken van tuinbouw zijn alleen voor de fruitteelt- en de champignonbedrijven ramingen op gesteld. Voor het eerstgenoemde be- drijfstype komen deze uit op een te ruggang, voor het laatstgenoemde op een sterke verbetering. Sterke daling inkomen akkerbouw Zowel het ondernemersinkomen als het totale gezinsinkomen van het ge middelde landbouwbedrijf was in 1983/1984 iets hoger dan in het voorgaande jaar (tabel 3). Het voor 1984/1985 geraamde gemiddelde on dernemersinkomen komt uit op on geveer 35.000 gulden, hetgeen een daling van zo'n twintig procent bete kent. De teruggang kwam vooral voor rekening van de akkerbouwbedrijven; in de melkveehouderij bleef de daling beperkt tot naar schatting een pro cent of vijf, terwijl voor de intensie- ve-veehouderijbedrijven een duidelijk herstel is geraamd. 1980/81 '81/'82 '82/'83 '83/'84 '84/'85 (r) Melkveebedrijven - grotere 21,7 38,6 43,3 33,6 31,9 kleinere 7,7 15,2 13,4 5,9 8,0 Bedr. met (ntensieve veehouderij grotere 8,5 45,8 49,0 26,9 40,0 kleinere 2,5 10,0 17,2 5,5 15,0 Akkerbouwbedrijven - grotere 48,3 64,1 60,8 127,8 40,5 kleinere 13,9 21,4 16,4 39,7920512,6 Tuinbouwbedrijven met overwegend (1980/81= 1980 enz.) groenten onder glas 51,5 45,3 14,9 32,1 46,0 snijbloemen onder glas 14,6 32,9 32,6 47,3 53,5 potplanten 48,0 65,3 58,8 37,6 51,8 Tabel 3 Inkomen, besparingen en investeringen op landbouwbedrijven en glastuinbouwbedrijven (x 1000 gld. per ondernemer) Landbouwbedrijven Glastuinbouwbedrijven 1982/'83 1983/'84 1984/'85 (r) 1982 1983 1984 (r) Arbeidsopbrengst ondernemer 1) 32,9 30,7 21,8 30,0 40,9 49,7 Ondernemersinkomen 42,9 44,4 34,7 36,8 49,5 58,0 Totale gezinsinkomen 83,3 83,8 73,7 64,1 76,5 85,2 Besteedbaar inkomen 71,5 67,5 46,9 57,0 - Besparingen 22,0 18,6 3,6 7,7 Afschrijvingen 20,4 21,4 64,4 61,8 Totaal eigen financieringsmidd. 50,9 46,1 60,1 76,6 Toeneming vreemd vermogen 0 10,5 10,0 Bruto bedrijfs investeringen 46,4 49,3 90,4 78,7 1) Voor landbouwbedrijven berekend op pachtbasis. Vrijdag 5 juli 1985

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1985 | | pagina 12