Keuze omhullingsmaterialen drainage Onderzoek wijst uit: op korte termijn bemestingsnormen bij intensieve veehouderij niet te scherp stellen Tuinbouwmissie naar Japan Proefprojekt aanleg tijdelijke produktiebossen Konkurrentievoordeel mestvarkenshouderij in konsentratiegebieden verdwijnt bij scherpe bemestingsnormen Vlaams verbod op buitenlandse drijfmest mogelijk in strijd met EG-regels Per abuis is in een artikel in het ZLM-blad van 10 augustus over drainage een vrij essentiële tabel weggelaten. Wij drukken deze hierbij samen met de erbij beho rende tekst alsnog af. (red.) In onderstaand schema zijn de diverse keuzemogelijkheden naar de huidige stand van onderzoek bijeengebracht. Tegenwoordig wordt vrijwel uitslui tend met de flexibele kunststof rib belbuis gedraineerd. Kwalitatief doen de kunststof buizen niet onder voor de gebakken buizen. De dia meter van de buis is afhankelijk van de te ontwateren oppervlakte per reeks en de helling, waaronder de drainreeksen worden gelegd. In de meeste gevallen wordt gedraineerd met ribbelbuizen, waarvan de uit wendige diameter 6 cm bedraagt. Uit oogpunt van onderhoud zijn reek slengtes te prefereren, die de 250 meter niet te boven gaan. Bij de keuze van omhullingsmateriaal spe len het ijzergehalte van het grond water en het profielmateriaal op draindiepte een belangrijke rol. In het algemeen vormt ijzer pas een probleem, indien aan de eindbuizen ^\verwachting t.o.v. ^\ijzeraf zet ting profiel tot^-v^ op draindiepte duidelijke ijzerafzetting aan eindbuis (b.v.: kwel gebieden en ongerijpte ondergronden) weinig of geen ijzer afzetting aan eindbuis minder dan 30% afslibbare delen 1. turf-/kokosvezel (75%/25%) 2. turfvezel 3kokos 4. polypropyleen 5. polystyreen idem dunne materialen* meer dan 30% afslibbare delen (gerijpte klei of zware zavel) geen omhullings- materiaal vereist geen omhullings materiaal vereist Genoemd kunnen worden: glas vlies. Cerex M 25 28 gr.. Typar 68 gr en Big-O-kous. M.u.v. glasvlies is met deze materialen nog weinig ervaring opgedaan. duidelijke ijzerafzetting plaatsvindt. Bekend zijn de ijzerafzettingen aan de eindbuizen in kwelgebieden en op die plaatsen waar katteklei (meer al gemeen: de zure gronden) in het profiel voorkomt. Verder bestaat de kans, dat in struk- tuurloze, fijnzandige ondergronden, inspoeling van zand in de drains plaatsvindt, vooral indien het om hullingsmateriaal door vertering is verdwenen. Dit fijnzandige materiaal is veelal slecht tot niet uitspuitbaar. De keuze van het juiste omhullings materiaal dient hier weloverwogen plaats te vinden. Volumineuze materialen verdienen de voorkeur boven dunne materia len. Deze materialen verstoppen minder snel en vergroten de buite nomtrek van de buis. Om zandin- spoeling in struktuurloze fijnzandige ondergronden te voorkomen, is het gebruik van materialen die minder snel verteren dan kokos aan te beve len. Gedacht zou kunnen worden aan turfvezel/cocosvezel (75%/25%) of puur turfvezel. Ook de syntheti sche materialen verdienen overwe ging- In Zeeland bestaan goede ervaringen met glasvlies als dun omhullingsma teriaal. Met dunne materialen wordt in het algemeen zandinspoeling in de drains voorkomen. Negatieve ervaringen met glasvlies zijn ook in hoofdzaak het gevolg ge weest van met dit materiaal omhulde gladde buis. Met de tegenwoordig gebruikte kunststof ribbelbuizen lij ken dergelijke negatieve ervaringen tot het verleden te behoren. Op struktuurloze fijnzandige onder gronden verdienen de dunne mate rialen zeker heroverweging. Toepassing van dunne materialen in (sterk) ijzerhoudende profielen dient nadrukkelijk voorkomen te worden. Opmerkingen 1. Kokosomhuiling is i.v.m. verte ringssnelheid en zandinspoeling minder gewenst in struktuurloze ondergronden (veelal de slibarme en fijnzandige ondergronden, zoals de "loopzand" ondergron den). 2. De voorkeur gaat uit naar volu mineuze materialen, doch in pro fielen waar zandinspoeling eer probleem kan vormen, lijker dunne materialen een goed alter natief. Er mag echter geen.sprakt zijn van een duidelijke ijzerafzet ting aan de eindbuis. 3. Voorkomen dient te worden dat bouwvoormateriaal op natuurlijk omhullingsmateriaal terecht komt (i.v.m. de snelheid van ver tering). 4. In niet of weinig verweerd veen met een grove struktuur en in grofzandige ondergronden be hoeft eveneens geen omhullings materiaal te worden gebruikt. 5. Wordt de drainage ook voor in filtratie gebruikt, dan moet de toepassing van turfvezel en dun ne omhullingsmaterialen ontra den worden. Bedacht dient te worden dat bij infiltratie het bergend vermogen van het pro fiel nogal verminderd is. hetgeen bij zomerse buien wateroverlast tot gevolg kan hebben. Ing. J.J. Kroon Invoering van scherpe bemestingsnormen zal financieel problematisch worden voor de varkenshouderij in de konsentratiegebieden van de intensieve veehouderij. De bewerking van de drijfmestoverschotten door middel van scheiden en/of vergisten is ekonomisch vooralsnog geen haalbare kaart. De mestoverschotten zullen dus onbewerkt moe ten worden afgevoerd. Op korte termijn zullen de bemestingsnormen daarom niet te scherp moeten worden. Op langere termijn kan het beleid dan meer worden gericht op een beperking en spreiding van de mestproduktie en op verbetering van de ekonomische waardeverhou ding van de mest. Dit zijn de konklusies van het rapport "Mestvarkenshouderij en be mestingsnormen" van de Afdeling Milieubiologie van de Rijksuniver siteit Leiden. Het onderzoek is uitgevoerd met steun van de Ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en Landbouw en Visserij en van de Provinciale Planologische Dienst van Zuid-Holland. Indien de toegestane hoeveelheid mest per ha te zeer en te abrupt wordt beperkt dan komen veel veehouders in ernstige problemen. Berekend is wat de ekonomische ge volgen zijn van de invoering van be paalde bemestingsnormen zoals zal gebeuren krachtens de Wet Bodem bescherming. De keuze van deze normen is overigens nu nog onder werp van diskussie tussen, beide mi nisteries. In het onderzoek is daarom Het verbod van de Vlaamse Raad om in het buitenland geproduceerde drijfmest te lozen, te deponeren of op te slaan op of in de bodem zou wel eens strijdig kunnen zijn met de re gels van het vrije verkeer van goede ren in de Europese Gemeenschappen. Een definitief oordeel over deze kwestie is echter pas mogelijk, wan neer dé vormgeving van de uitvoe- ringsregels beschikbaar is, aldus mi nister Braks (Landbouw en Visserij) mede namens minister Winsemius in antwoord op vragen van het CDA- Tweede-Kamerlid Van der Linden. Het gaat om een door de Vlaamse Raad goedgekeurd dekreet van de Vlaamse.Gemeenschapsminister. In dat dekreet worden voorzieningen getroffen ter bescherming van het grondwater met het oog op eventueel gebruik ervan als drinkwater. Het dekreet moet nog in werking treden en er dienen nog uitvoeringsregels opgesteld te worden. In het dekreet»is een artikel opgenomen, waarin ver boden wordt in het buitenland ge produceerde drijfmest direkt of in- Vrijdag 24 augustus 1984 uitgegaan van drie mogelijke nor men: 80. 45 en 15 m3 varkensdrijf- mest per ha kultuurgrond. Bij on derlinge verge lij kosten van mestafzet is nagegaan wat de meer worden bij de bedrijven met mestvarkens. Het blijkt dat bij de twee scherpere nor men de bedrijven in bijvoorbeeld het direkt te lozen, te deponeren of op te slaan op of in de bodem, tenzij een daartoe nader aan te wijzen bestuur sorgaan een afwijking van dat ver bod toestaat. 200.000 ton Naar schatting van de minister wordt er jaarlijks ongeveer 200.000 ton uit Nederland afkomstige drijfmest op in België gelegen kultuurgronden gebruikt. Wat de gevolgen van dit verbod voor de afzet van drijfmest in Nederland zijn kan pas worden beoordeeld wanneer de uitvoerings regels bekend zijn. Het dekreet biedt, aldus minister Braks, de mogelijk heid van nadere regelgeving over maksimaal toe te laten hoeveelheden drijfmest per hektare. Ook sluit de bewindsman nader overleg in Bene- lux-verband over de uitvoeringsre gels van het dekreet en over de uit voering van Nederlandse wettelijke maatregelen op dit terrein (het ont- werp-Wet bodembeschermingen het ontwerp-Meststoffenwet) niet uit. (ROM-bulletin) Zuidelijk Peelgebied gekonfronteerd worden met zodanige meerkosten dat het thans bestaande kostenvoor deel ten opzichte van bedrijven in het Drents Centraal Zandgebied zou omslaan in een kostennadeel van enkele guldens per afgeleverd mest- varken. Tevens is nagegaan of de mestafzet- kosten kunnen worden beperkt door bedrijfsaanpassingen. De bewer kingstechnieken scheiden, vergisten of een kombinatie hiervan blijken zo duur dat deze vooralsnog geen soe laas bieden. Bij mestscheiding zijn de knelpunten: veelal te kleine bedrijf somvang voor rendabele exploitatie van de scheidingsinstallatie: hoge kosten van filtraatafvoer en filtraat- zuivering daar direkte lozing uitge sloten is. Bij mestvergisting zijn er nog technische mankementen: tegenvallende gasopbrengsten en kwaliteitsverlies. Duidelijkheid De onderzoeker pleit er daarom ook voor de normen gedurende de eerste jaren niet te scherp te stellen. Aan bevolen wordt om spoedig duide lijkheid te scheppen omtrent een ge faseerde normstelling, het mesttran- sport op gang te brengen en in kom binatie hiermede bedrijfsuitbreiding en nieuwvestiging in bepaalde ge bieden tegen te gaan. Voorts zouden bedrijfsaanpassingen, opslag en transport van drijfmest gestimuleerd kunnen worden met gerichte subsidies. De varkenshouder zal rekening moeten houden met alle facetten van mestproduktie en mestafzet. Dus ook met de mogelijkheid om de mest produktie per dier en per bedrijf te minimaliseren en om de mestkwali- teit te verbeteren door overschake ling op andere stal- en mestsystemen. Ook wat dit betreft zal het devies moeten worden: "Niet meer, maar beter", aldus het rapport. (A.J. Filius: Mestvarkenshouderij en Bemestingsnormen. Een ekonomi sche analyse. Afdeling Milieubiolo gie van de Rijksuniversiteit Leiden, 1984. Het rapport is te bestellen door 8,- over te maken op giro 82181 van de Rijksuniversiteit Leiden, onder vermelding van nr. 0 - 38758 en de titel). Onder leiding van staatssekretaris Ploeg van het Ministerie van Land bouw en Visserij vertrekt er half sep tember een tuinbouwmissie naar Ja pan. De bloemisterijsektor is in deze missie vertegenwoordigd door mr. P.P.A. Teunissen, drs. G. Hogewo- ning en Ir. J. Spithoven. Het Marketingteam Bloemisterij is er van overtuigd dat er voor de afzet van Nederlandse bloêmen in Japan goede mogelijkheden bestaan. Hoe wel enige exporteurs al enige tijd trachten om op de Japanse markt tot een doorbraak te komen is de export naar dit land tot op heden nog vrij gering. Minister Van Aardenne (Ekonomi sche Zaken) wil op korte termijn een proefprojekt voor de aanleg van tij delijke produktiebossen opzetten en begeleiden. Op die manier kunnen al dan niet bekende knelpunten nauw keurig beschreven en mogelijk struk- tureel opgelost worden. De minister schrijft dat mede namens zijn kolle ga's van Landbouw en Visserij en Sociale Zaken en Werkgelegenheid in antwoord op Kamervragen. Het ging de vragensteller om een rapport van het ingenieursburo Grontmij. waaruit na onderzoek bij vijf gemeenten blijkt, dat nul tot twee procent van het landelijke oppervlak in aanmerking kan komen voor tij delijke bebossing. Die terreinen zouden acht tot tien jaar beschikbaar moeten zijn en de resultaten dienen in financieel opzicht positief te zijn. Overige knelpunten op bestuurlijk, juridisch en organisatorisch vlak acht de Grontmij oplosbaar. Zowel in de aanlegfase als in de kapfase doet zich een piek aan arbeidsbehoefte voor. Bos schept ook moeilijk in cijfers Gezien het feit dat Japan een rijk en dichtbevolkt land is zal duidelijk zijn dat een stijging van onze export tot de mogelijkheden zou moeten behoren. Zeker als we bedenken" dat de Japanse bevolking zeer bloemenminded is en dat bloe men en planten al eeuwenlang een belangrijke plaats innemen in de Ja panse kuituur. Een der grootste struikelblokken, die een echte doorbraak op de Japanse markt vooralsnog in de weg staat, is de bijzonder strenge keuringseisen die de Japanse overheid aan import- produkten stelt. hard te maken in direkte werkgele genheid. In het kader van het werkgelegen heid. programma 1984-1985 is tien miljoen gulden beschikbaar gesteld voor de stimulering van de aanleg van bossen. Daarbij is expliciet aan gegeven dat ook de aanleg van tijde lijke produktiebossen voor subsidië ring in aanmerking komt. Om de aanleg van tijdelijke produk tiebossen te stimuleren wil het kabi net op korte termijn handzame mo dellen voor de teelt en de financiële aspekten van produktiebeplantingen doen opstellen (Staatsbosbeheer werkt al aan dergelijke modellen); het opzetten en begeleiden van een proefprojekt en het opzetten van een voorlichtingsprogramma gericht op de verschillende kategoriën van ge gadigden voor aanleg van tijdelijk bos. De resultaten van het opstellen van de modellen en van het proef projekt vormen mede de basis voor dit programma. In het kader van het Meerjarenplan Bosbouw zullen de financiële mogelijkheden ook voor tijdelijke produktiebossen worden aangegeven. 7

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1984 | | pagina 7