Computer kan hulp zijn bij voorlichting
"Onderzoek moet uitsluitsel geven
over rol ammoniak bij zure regen"
Ondanks teleurstellende resultaten
Milieudeskundige ir. H. Gerritsen:
Avebe hoopvol over
1984
Ondersteuning van voorlichting met behulp van de computer heeft de
verwachtingen nog niet waar gemaakt. Algemeen wordt er van uitge
gaan dat geautomatiseerde informatiesystemen een belangrijke bij
drage kunnen leveren tot versterking van voorlichtingsakties; pogingen
daartoe hebben echter vooral aangetoond dat "computergesteunde
voorlichting" bij de mogelijke gebruikers vaak slechts matig aanslaat.
De bedenkers van geautomatiseerde
voorlichtingsprogramma's mikken
vooral op de mogelijkheden van de
computer om veel informatie snel
aan te bieden. Zij nemen aan dat de
gebruiker daar behoefte aan heeft.
De nog vrij geringe ervaring met
computergesteunde voorlichting
wijst evenwel uit dat ook hier te vaak
de wens de vader van de gedachte is.
Ondanks deze teleurstellende resul
taten lijkt het toch mogelijk om
computers te gebruiken als middel in
de voorlichting. Belangrijke voor
waarde is dan echter, dat men reeds
in de ontwikkelingsfase poogt deze
systemen zo goed mogelijk op de
beoogde gebruikers af te stemmen.
In die algemene zin kunnen de kon-
klusies worden samengevat van K.J.
(Koen) Blokker, die op 20 juni aan
de Landbouwhogeschool in Wage-
ningen is gepromoveerd op onder
zoek naar geautomatiseerde infor
matiesystemen in de landbouwvoor
lichting.
Blokker werkt bij de vakgroep
Voorlichtingskunde van de hoge
school. In zijn proefschrift doet hij
verslag van een onderzoek naar een
door de Landbouwhogeschool ont
worpen voorlichtingsprogramma
voor tarwetelers (epipré), dat de
computer inschakelt om het aantal
bespuitingen van het gewas tegen
ziekten terug te dringen met behoud
van een zo hoog mogelijke op
brengst. Daarnaast heeft Blokker in
de literatuur nagegaan wat vooral in
Amerika en Engeland op het punt
van computergesteunde landbouw
voorlichting is bereikt.
Naast het al genoemde epipré-pro-
gramma, dat inmiddels uit de expe
rimenteerfase is, zijn nog andere
geautomatiseerde voorlichtingssys
temen voor boeren in ons land be
schikbaar. Zo heeft het Landbouw-
Ekonomisch Instituut in Den Haag
een boekhoudsysteem ontwikkeld,
dat door een klein aantal grote
melkveehouders wordt gebruikt.
Ook bestaan er nog enkele compu
terprogramma's, afkomstig van het
instituut IMAG in Wageningen, die
gegevensbestanden beschikbaar
stellen voor het verdelen van de ar
beid over verschillende taken (zoals
veldwerk en veeverzorging), voor het
berekenen van de kosten van machi
nes en gebouwen e.d. Deze pro
gramma's staan feitelijk alleen de
landbouwvoorlichters ter beschik
king; de boeren kunnen er via hen
gebruik van maken. Dat gebeurt tot
nu toe op beperkte schaal.
Viditel en Teletekst, de twee publie
ke systemen die met behulp van het
TV-beeldscherm geraadpleegd kun
nen worden, spelen in de voorlich
ting aan de boer nauwelijks een rol.
Betekenis epipré onderzocht
In ons land is alleen het epipré-pro-
jekt op zijn betekenis voor de voor
lichting onderzocht. Daarbij is ge
bleken dat de gebruikers ervan in
vergelijking tot andere tarwetelers
niet minder met bestrijdingsmidde
len zijn gaan werken. Wel is duide
lijk dat zij dankzij epipré veel heb
ben geleerd. Zo zijn zij beter in staat
om ziekten en plagen te herkennen
en om zelf te bepalen wanneer ze een
bestrijding moeten uitvoeren.
Wat de buitenlandse systemen van
geautomatiseerde voorlichting be
treft blijkt dat noch Prestel, noch
Green Thumb Box door de boeren in
de dagelijkse routine van informa-
tie-inwinning zijn opgenomen. De
meest opgevraagde informatie be
treft het weer en de marktprijzen,
maar zelfs voor deze twee onderwer
pen zijn Prestel en Green Thumb
niet de meest geraadpleegde bron
nen. Een veel gehoorde opmerking
van de boeren is ook dat de beeld
scherminformatie vaak niet aktueel
is, terwijl dat juist een sterk punt van
het systeem zou zijn.
Blokker noemt drie oorzaken voor de
lage waardering en de matige effek-
ten van de computergesteunde voor
lichting:
de geleverde informatie vertoont
vaak gebreken;
de geautomatiseerde informatie
systemen zijn vaak onvoldoende
gebruiksvriendelijk;
ze stellen te hoge eisen aan het
besluitvormingsvermogen van de
gebruiker.
Dat de geleverde informatie vaak
gebreken vertoont wijt Blokker
vooral aan het gebrek aan kennis bij
de programmamakers van het on
derwerp. Dit geldt niet voor betrek
kelijk eenvoudige besluiten, zoals de
bestrijding van ziekten en plagen in
gewassen. Maar bij moeilijke beslui
ten zoals het maken van een bouw
plan, het doen van grote investerin
gen en dergelijke, kunnen computers
nog slechts beperkte ondersteuning
bieden.
De geringe gebruiksvriendelijkheid
van automatische systemen is een
bekend verschijnsel waar het de
technische bediening betreft. Erger
vindt Blokker dat de uitvoer van de
computer vaak problemen oplevert:
de gebruiker wordt bedolven onder
informatie die hij nauwelijks weet te
interpreteren.
Als ontwikkelaars van deze systemen
dan ook nog ingewikkelde program
ma's gaan maken - en die verleiding
is groot want micro-computers kun
nen ingewikkelde berekeningen aan
- dan raken gebruikers snel het spoor
bijster.
Bovendien lijkt het er veel op dat
deskundigen systemen ontwikkelen
die wel wetenschappelijk interessant
zijn, maar voor de praktijk niet be
langrijk of nauwelijks toepasbaar.
Aanbevelingen
Hoewel de resultaten tot nu toe niet
erg bemoedigend zijn, ziet Blokker
wel mogelijkheden voor computer
gesteunde voorlichting. Op korte
termijn gaat het vooral om onder
steuning bij beslissingen die niet al te
ingewikkeld zijn, hoewel computers
natuurlijk ook op onderdelen van
meer komplexe beslissingen onder-
Ir. K.J. Blokker: eerst vormende
voorlichting
steuning kunnen bieden.
Om de kans te vergroten dat com
puters een nuttige funktie vervullen
bij besluitvorming, heeft Blokker
aanbevelingen geformuleerd. Een
aantal van die suggesties geven aan
hoe men reeds bij de ontwikkeling
van een geautomatiseerd informa
tiesysteem zo goed mogelijk reke
ning kan houden met wensen en
mogelijkheden van de beoogde ge
bruikers.
Slechts die boeren (gebruikers) die
systematisch (planmatig) te werk
gaan, blijken van computergesteunde
voorlichting te profiteren. De gebrui
ker van deze systemen moet zijn pro
bleem goed onderkennen, weten wel
ke informatie hij moet verzamelen, de
verkregen informatie beoordelen, een
keuze maken uit alternatieven en de
gemaakte keuze kritisch volgen om er
lering uit te trekken voor later. Hier
uit volgt, aldus Blokker, dat vooraf
gaand aan computergesteunde voor
lichting vaak vormende voorlichting
op haar plaats is. Die moet de geïn
teresseerde gebruiker helpen syste
matisch te plannen en te werk te
gaan.
In feite is de landbouw in de diskussie over zure regen lange tijd buiten
schot gebleven, al was wel bekend dat boeren en tuinders als gevolg van
luchtverontreiniging werden gedupeerd door geringere oogstresulta-
ten. Dat de landbouw ook in het beklaagdenbankje hoorde, werd begin
1983 duidelijk gemaakt bij de behandeling in de Tweede Kamer van het
Indikatief Meerjaren Programma (IMP) Lucht. In dat programma
wordt in hoofdlijnen uiteengezet hoe de luchtverontreiniging tot 1988
moet worden aangepakt. Minister Winsemius liet toen weten dat am
moniak voor 35% verantwoordelijk zou kunnen zijn voor de verzuring
van de bodem. Hij beriep zich hierbij volgens ir. Hans Gerritsen, mi
lieudeskundige van het Landbouwschap, op nog niet gepubliceerde
rapporten, waarin stond dat verreweg het grootste gedeelte van de
ammoniakemissie uit de landbouw en in het bijzonder uit de veehou
derij afkomstig is. Een schokeffekt en veel negatieve publiciteit waren
het gevolg.
Bufferfunktie
Zure regen is, zo meent Gerritsen,
eigenlijk een vorm van luchtveront
reiniging in zowel droge als natte
vorm. Stoffen die hierbij een be
langrijke rol spelen zijn zwaveldiox
ide (S02), stikstofoxide (N03) en
ammoniak (NH3). Het uiteindelijke
effekt ervan leidt tot een verzuring
van de bodem of beter gezegd een
vermindering van de kapaciteit van
de bodem om verzuring op te van
gen. Die bufferfunktie is overigens
bij de ene grondsoort groter dan bij
de andere; gebieden met overwe
gend zandgronden zoals de Veluwe
en Brabant, waar ook de intensieve
veehouderij is gekonsentreerd, blij
ken erg gevoelig te zijn voor verzu
ring.
Het verhaal over verklaringen voor
en oorzaken van de zure regen is
daarmee echter niet af. Bij het op
grote schaal afsterven van bossen
spelen ook andere stoffen in de lucht
een rol, zoals ozon (03), koolwater-
stoffen(CxHy)enandereluchtveront-
reinigende stoffen zoals enkele
zware metalen.
Over de samenhang van deze stoffen
met de eerder genoemde drie (S02,
NOx, en NH3) is nog niet veel be
kend. Wel is duidelijk geworden dat
het hier om een uitermate omvang
rijke en komplexe materie gaat,
waarover de geleerden het nog lang
niet met elkaar eens zijn. Sterker
nog, stellingen van wetenschappe
lijke onderzoekers spreken elkaar
zelf tegen. "Het is volkomen terecht
dat juist dit element bij het onder
zoek op korte termijn de meeste
aandacht krijgt", meent Gerritsen
die bij het Landbouwschap de ver-
zuringsproblematiek op de voet
volgt.
Uitgangspunten
In het bestuur van het Landbouw
schap, waar de verzuring reeds
meermalen aan de orde is geweest,
bleek dat boeren en tuinders deze
problematiek niet alleen zeer ernstig
nemen, maar bovendien vinden dat
er aktie nodig is. Het Landbouw
schap heeft daartoe een aantal uit
gangspunten op een rijtje gezet. Vol
gens het Landbouwschap dienen be
strijdingsmaatregelen tegen de zure
regen daar te worden genomen, waar
het meeste effekt is te verwachten
tegen de minste kosten. Voorts die
nen de te nemen maatregelen niet te
leiden tot een zodanige kostenver
hoging, dat daardoor een normaal
ir. H. Gerritsen
renderende produktie onmogelijk
wordt. Het derde uitgangspunt heeft
betrekking op de ammoniak: de bij
drage van ammoniak aan de verzu
ring dient duidelijk vast te staan. In
het verlengde hiervan dient een ver
mindering van de ammoniakemissie
te leiden tot een vermindering van de
verzuring van de bodem, zo formu
leerde het Landbouwschap.
Als het aan minister Winsemius ligt
wordt de Nederlandse bijdrage aan
de verzuring in het jaar 2000 tot nul
teruggebracht. De uitstoot van am
moniak (voornamelijk uit mest af
komstig) moet daarvoor met de helft
worden teruggebracht. De uitstoot
van NOx (verkeer) en S02 (indus
trie) moet terug met respektievelijk
30 en 70%. Stikstof komt voor een
belangrijk deel in de lucht terecht
door de uitlaatgassen van auto's; met
de invoering van loodvrije benzine
wordt binnen een paar jaar een eer
ste stap gezet naar het terugdringen
van de stikstofemissie. Door ver
branding van fossiele brandstoffen
(kolen, olie) worden duizenden ton
nen zwavel de lucht ingeblazen. De
aangekondigde maatregelen varië
ren hierbij van verplichte ontzwave
ling door elektriciteitscentrales tot
veel scherpere eisen bij de invoer van
kolenstook.
Ammoniak
De rol van ammoniak bij verzuring
roept nog vele vraagtekens op en alle
betrokkenen zijn het roerend eens
over de noodzaak van onderzoek op
dit punt. De Nationale Raad voor
Landbouwkundig Onderzoek
(NRLO) heeft in het "Onderzoek
plan Zure Regen" gekonkludeerd
dat de komende vier jaar 40 mil
joen op tafel moet komen voor een
geïntegreerd onderzoek naar de oor
zaken van de zure regen. Dit advies
aan minister Braks (Landbouw en
Visserij) omvat een grootschalig on
derzoekprogramma. dat Gerritsen
"een prestatie van formaat" noemt
vanwege de snelheid van werken en
de opzet ervan. Op korte termijn
moeten antwoorden boven water
komen op nog openstaande vragen.
De uitgangspunten van het Land
bouwschap, waarmee zowel minister
Braks als minister Winsemius uit de
voeten kunnen, zijn als zodanig als
basis voor dit onderzoek geaksep-
teerd.
Het Landbouwschap is, zo licht
Gerritsen toe, van mening dat de
bestrijding van de ammoniakemissie
als doel op zich dubieus kan worden
genoemd. Globale berekeningen van
enkele jaren terug wijzen uit dat de
totale ammoniakuitstoot in ons land
jaarlijks moet worden geschat op
130.000 ton. Uit deze schattingen
blijkt voorts dat het overgrote deel
ervan (114.000 ton) uit de landbouw
afkomstig zou zijn. Van deze 114.000
ton zou 20% ammoniak vrij komen
bij de mestproduktie en opslag in de
stal: 30% zou vrijkomen bij de mest
produktie in de wei en maar liefst
50% komt in de lucht bij het uitrijden
van dierlijke mest over het land. Feit
is, dat de verspreiding van mest
vooral gebeurt in de al genoemde
gebieden die relatief erg "verzu-
ringsgevoelig" zijn en waar de boe
ren met grote mestoverschotten zit
ten.
Mestoverschotten
"Op basis van de nu bekende feiten en
argumenten is het Landbouwschap
van mening dat de sektor zelf welde
gelijk tot aktie kan overgaan met na
me waar het gaat om de mogelijke
50%-ammoniak die bij het uitrijden
van mest vrijkomt. Daar kunnen we
beginnen. De druk in gebieden waar
teveel mest op het land wordt ge
spreid, kan worden verlicht door ver
voer naar tekortgebieden, zodat de
effekten aanzienlijk kunnen worden
teruggedrongen. En èls bij het
komende onderzoek mocht blijken,
dat ammoniak bij het verzuringspro-
ces geen rol speelt - dat verwachten
we echter niet - dan nóg is een extra
inspanning van de kant van "de land
bouw" niet voor niets geweest. Denk
maar eens aan de plannen en wetten
die worden gemaakt omwille van de
handhaving van de bodemvrucht
baarheid, het verminderen van het
nitraatgehalte in het grondwater,
enz.", aldus Gerritsen die verwijst
naar de komende wet op de Bodem
bescherming en de Meststoffenwet
die er ook aan komt.
Het Avebe-concern in Veendam
heeft het boekjaar 1983 afgesloten
met een verlies van ƒ31,5 miljoen.
Dit verlies is vrijwel geheel ontstaan
door de tegenvallende fabrieksaar-
dappeloogst als gevolg van de weer
somstandigheden vorig jaar. De
kleinere oogst had een aanzienlijke
onderbezetting in deproduktiebe-
drijven tot gevolg. Het nadelig saldo
zal in overeenstemming met de
overheid en de leden-leveranciers
worden gekompenseerd door laatst
genoemden. Uitgaande van een nor
male oogst verwacht de direktie voor
1984 een verbetering van de resulta
ten.
10
Vrijdag 22 juni 1984