Bestuur Landbouwschap
akkoord met begroting 1984
Mansholt: "Voorstel Luteijn
voor zuivel lood om oud ijzer
over geld
en goed
Besturen en bestuurders(sters)
zijn hard nodig!
ingezonden
De verlieskompensatie
In een landbouworganisatie, een koöperatie, in ruilverkavelingskom-
missies, banken, waterschappen en nog vele andere instituten die ver
band houden met de land- en tuinbouw zijn bestuurders nu en in de
toekomst hard nodig. Het is voor zowel de organisaties als de koöpe-
raties dan ook van belang om degenen die reeds een bestuursfunktie
hebben bij te scholen en om ervoor te zorgen dat er kursussen worden
georganiseerd voor jongeren, om in de toekomst als bestuurder te
kunnen fungeren. Voorts moeten de jongeren een kans worden gegeven
om als bestuurslid volwaardig mee te kunnen funktioneren m.a.w. hij
moet daartoe in een vroeg stadium de kans krijgen.
Vele bestuurders doen hun werk op
basis van vrijwilligheid en ze hebben
daarnaast te zorgen dat op hun eigen
bedrijf de zaken goed verlopen. Een
bestuurder heeft verantwoordelijk
heid voor het reilen en zeilen van de
organisatie. Hij heeft te maken met
de zorgen van alle dag maar ook
dient hij zijn visie en besluitvorming
te hebben voor vraagstukken op
langere termijn. Hij moet meeden
ken maar ook meebeslissen, hij moet
vooruit kunnen denken. De grote
lijnen uitzetten is vaak niet eenvou
dig maar moet gebeuren. Een be
stuurslid, een bestuur zal dienen te
weten, hoe het ligt met de haalbaar
heid van een voorstel, hij zal dit
moeten kunnen peilen bij de leden.
Hij zal moeten leren dat mensen
moeten wennen aan veranderingen,
maar dat niet alleen. Zij zullen over
tuigd moeten worden van het nut van
die veranderingen. Hiervoor zal hij
samen met zijn medebestuurderen
een plan op moeten kunnen stellen.
Een bestuurder zal ook moeten kun
nen samenwerken met anderen en
niet altijd zijn eigen zin door moeten
willen drijven. Hij moet de kans
hebben zijn eigen ideeën in te bren
gen, en mee te denken met zijn me
debestuurders.
Het is van belang dat een bestuur
meedenkt met de direkteur of het se-
kretariaat, maar ook omgekeerd. Het
bestuur is immers verantwoordelijk.
Maar wellicht nog veel belangrijker
is dat de leden mee moeten kunnen
praten over hun eigen belangen.
Nadat al die belangen afgewogen
zijn neemt het bestuur dan een be
slissing.
Een bestuurder of een bestuur dat
duidelijk is dwingt respekt af bij de
leden. Er om heen draaien, sommi
gen noemen dat taktisch te werk
gaan, doorzien velen. Trouwens, takt
is heel iets anders. Een bestuurslid"
wordt door zijn kollega's gekozen, in
de meeste gevallen omdat ze iets in
hem zien, vertrouwen in hem stellen,
omdat ze van hem verwachten dat hij
ook rekening houdt met de leden en
hun belangen. Een bestuurslid moet
inzicht hebben in zaken, dat vereist
van hem kennis, gedeeltelijk opge
daan in de praktijk, maar ook via
kursussen.
Kursussen
Ik denk dat tijd en geld goed besteed
worden indienaansluitendopdeeigen
ideeën en ervaring een kaderoplei
ding mogelijkheden biedt inzicht te
krijgen in het verkrijgen van eigen
bestuurlijke vaardigheden; het ko
men tot besluitvorming, het opdoen
van kennis.
Wat mij opvalt is dat velen zeggen:
"Het is allemaal mooi, maar ik heb
mijn handen vol aan mijn eigen be
drijf'. Ik denk dat het vaak waar is.
Ik denk ook dat "de landbouw", als
het inderdaad alleen tijd is, zelf met
oplossingen moet komen. Is het mo
gelijk, zoals het soms gebeurt, dat de
bedrijfsverzorger bij die bestuurder
die~voor U het werk doet, zijn werk
waarneemt wanneer hij er niet is.
Verlengstukken
Wat mij tegenvalt is dat er voor een
topkaderkursus die wordt georgani
seerd voor Zeeland, Brabant en de
Zuid-Hollandse eilanden zich slechts
9 deelnemers opgaven. Hebben de
jongeren ook geen tijd of wordt er
teveel gedacht "ze zoeken het maar
uit" of "de invloed van de bestuurde-
ren is in deze wereld, in deze tijd toch
al zo gering".
Toch is het zo dat landbouworgani
saties, koöperaties en alle daarmee
samenhangende instituten verleng
stukken zijn van de boerenbedrijven.
Laten we dat in ieder geval boven
water houden.
J. Markusse
Het Landbouwschap gaat zijn in de afgelopen jaren gevormde begro
tingsreserve van 1,8 miljoen gebruiken om de voor 1984,1985 en 1986
te verwachten tekorten op te vangen. Dat betekent dat de heffingsver
hoging de komende jaren beperkt kan blijven tot circa 3,5 procent. Het
bestuur van het Landbouwschap heeft hiermee ingestemd op 7 decem
ber jl. bij de behandeling van de begroting voor volgend jaar.
De uitgaven op de gewone dienst van
het Landbouwschap zijn voor 1984
geraamd op 283 miljoen. Daarte
genover staan inkomsten van 27,4
miljoen. De begroting voor 1984 past
in het kader van een meerjarenra
ming. Daaruit blijkt dat het tussen nu
en 1987 de uitgaven met jaarlijks cir
ca 0,5 miljoen zullen stijgen. In
1987 zullen de uitgaven en inkomsten
weer met elkaar in de pas lopen.
Bij de behandeling van de begroting
ging het bestuur voor 1984 akkoord
met een verhoging van de algemene
heffing. De heffmgsopbrengsten
zullen daardoor volgend jaar met 3,5
procent toenemen. De heffingsver
hoging zal overigens per sektor en
per produkt sterk verschillend door
werken. Dat komt omdat het bestuur
eerder dit jaar besloot tot een nieuwe
berekeningsmethode, gebaseerd op
de netto winstgevendheid van de di
verse produkten. Als gevolg hiervan
gaat de akkerbouw volgend jaar on
danks de heffingsverhoging 1,8 pro
cent minder betalen. Anderzijds be
draagt de verhoging voor bijvoor
beeld de teelt van groenten in ver
warmde kassen in de praktijk 15,6
procent.
Gewone dienst
Het Landbouwschap verwacht in
1984 bijna 18 miljoen uit te geven
aan salarissen, sociale lasten en pen
sioenbijdragen. De overige sekreta-
riaatskosten zijn geraamd op 4,2
In uw blad van 11 november jl. brengt
de heer Luteijn, voorzitter van het
KNLC, een "nieuw plan voor de zui
vel".
Het is een voorstel dat zeker het
overwegen waard is en omdat hij het
oordeel van deskundigen vraagt, geef
ik hierbij het mijne.
De heer Luteijn stelt voor:
a. Verhoging van de medeverant
woordelijkheidsheffing (mv.h) tot
4 a 6%;
b. Een melkveehouder die zijn pro-
duktie beperkt met 10 15% krijgt
vrijstelling van de heffing;
c. Een melkveehouder die zijn pro-
duktie niet uitbreidt betaalt de
halve heffing.
Voor de beoordeling van dit stelsel
ga ik na wat de invloeden zijn op het
arbeidsinkomen van resp. boer a,
boer b, en boer c. Voorts wat de te
verwachten bijdrage in de financie
ring van het melkoverschot is. Van
bijzondere betekenis is tenslotte voor
de waardering van het voorstel of de
drie boeren ieder een bijdrage beta
len aan de Gemeenschap in over
eenstemming met hun aandeel in het
melkoverschot.
Ik doe dit, gemakshalve voor een
bedrijf met een produktie van 200
ton melk per jaar, een m.v.h. van 5%
en een vrijstelling van heffing bij een
produktievermindering van 12%.
De heer Luteijn stelt voor: boer a.
Hij heeft bijvoorbeeld een méérpro-
duktie van 6%.
Hij moet afdragen een heffing van
5% van de richtprijs, d.w.z. 3,75 ct/kg
Over een produktie van 200 ton
6% 212 ton, dus ƒ7.950,—
Dat is een vermindering op zijn ar
beidsinkomen.
Hij ontvangt méér aan arbeidsinko
men ca. 200,—
per ton melk, over 12 ton méér dus
2.400,
Daling van het arbeidsinkomen
ƒ5.475,-
Dit bedrag van 200,— is geschat
aan de hand van het L.E.I.-rapport
no. 3.100 d.d. juli 1980.
16 december 1983
f ledroooeb 8
boer b.
Vermindert zijn produktie met iz/o
en betaalt dus géén m.v.h.
Daling van het arbeidsinkomen aan
de hand van het L.E.I.-rapport no.
3.100:
12 x 0.225 ct/kg 2.7 ct/kg gepro
duceerde melk.
Hij produceert: 0.88 x 200 ton 176
ton en
heeft dus een arbeidsinkomen
achteruitgang van
176 x 27,- ƒ4.752,-
boer c.
Handhaaft zijn produktie op 200 ton.
Hij betaalt aan m.v.h. 2xh% van de
richtprijs,
dat is: 18,75 per ton over 200 ton.
Dat is een vermindering van ar
beidsinkomen van 3.758,—
Uit het effekt op de bedrijfsinkom-
sten blijken twee dingen:
1Er zal praktisch geen enkele aan
drang zijn tot produktievermin
dering.
2. De boeren wórden zeer ongelijk
bèlast, d.w.z. in géén verhouding
tot de last die ze met hun over-
schotmelk op de Gemeenschap
leggen.
Immers,
boer a. belast de Gemeenschap met
36 ton 700,- 25.200,-
en betaalt daarvoor ƒ7.950,— met
een verlies van arbeidsinkomen van
ƒ5.475,-
boer b. belast de Gemeenschap in het
geheel niet en heeft een verlies van
arbeidsinkomen van 4.752,— en
boer c. belast de Gemeenschap met
24 ton a 700,- 16.800,-
en betaalt daarvoor aan heffing
ƒ3.758,-
Hierbij neem ik aan dat de afzet van
de "overschotmelk" de Gemeen
schap via de verschillende verwer-
kings- en afzetmogelijkheden ca. 70
ct/kg melk kost.
Indien men, zoals de heer Luteijn
voor ogen staat, de boeren vrij wil
laten om hetzij hun produktie niét te
verminderen, maar dan te betalen;
hetzij wél te verminderen en niets te
betalen, dan moet men dit zódanig
doen dat de boeren gelijkelijk belast
Blijkens een persbericht van het ministerie van Financiën, hebben de
bewindslieden van Financiën, Ekonomische Zaken en Landbouw
voorstellen ingediend bij de Tweede Kamer om met ingang van 1
januari 1984 via fiskale maatregelen lastenverlichting voor het be
drijfsleven te bewerkstelligen. Die voorstellen zijn ontleend aan het
rapport van de 'Tnter-departementale werkgroep Fiskale Maatrege
len ten bate van het midden- en kleinbedrijf'. Voor de in dit rapport
genoemde maatregelen met betrekking tot het permanent maken van
de zelfstandigenaftrek, het verhogen van de voorraad- en vermogens
aftrek en de geruisloze doorschuiving zijn reeds wetsontwerpen inge
diend.
of ontlast worden naar rato van hun
prestatie voor de Gemeenschap. Dat
is natuurlijk heel goed mogelijk.
Een goed uitgangspunt daarvoor
biedt boer b.
In het voorstel van Luteijn - vermin
dert hij zijn produktie met 12% (d.i.
24 ton) en behoeft hij niets te betalen
omdat hij de Gemeenschap niet met
overschotmelk belast.
Boer c. vermindert zijn produktie
niet en zal dus 24 ton a 700,—
16.800.— moeten betalen aan
m.v.h.
Boer a. die verkiest méér te produ
ceren,» kan dat doen maar moet óók
de veroorzaakte last aan de Ge
meenschap betalen, d.w.z. 36 ton a
ƒ700,- 25.200,-.
Nu kan men, zo men dit wil, deze
bedragen heffen in de vorm van een
medeverantwoordelijkheidsheffing
en omslaan over de producenten
over de door hen geproduceerde
hoeveelheid melk. Dan worden de
heffingen voor de boeren a., b., en c.,
resp. 12, 0 en 8,4 ct/kg in plaats van
de door de heer Luteijn voorgestelde
heffing van 5,0 en 2,5 ct/kg.
Men kan echter, en dat is voor de
boer hetzelfde, de heffing ook zon
dermeer innen. Daaruit blijkt dat
een goed toegepast stelsel van m.v.h.
hetzelfde is als de zgn. contingente-
ring met behulp van een superhef
fing...
Bij beide heeft men de keuze om al
of niet zijn produktie te beperken en
de mogelijkheid om hetzij minder
melk te leveren, hetzij in geld te be
talen. En of dat laatste nu geschiedt
in de vorm van een heffing over alle
geproduceerde melk dan wel over de
overschotmelkproduktie maakt geen
enkel verschil voor de boeren.
Daarmee is de hele strijd over beide
stelsels tot zijn ware proportie terug
gebracht, d.w.z. lood om oud ijzer.
Tenslotte, hóe komt het nu dat er
tóch zo'n heftige diskussie is ont
staan over de keuze van de stelsels?
Wel, eenvoudig omdat de tot dusverre
toegepaste m.v.h. geen enkel verband
hield met de lasten die iedere produ
cent op de Gemeenschap legt door
het produceren van overschotmelk.
We mogen de heer Luteijn dankbaar
zijn voor het feit dat hij met zijn zui-
vePpIan de ware proporties heeft dui
delijk gemaakt.
Ik hoop dan ook dat het KNLC uit
het voorstel van haar voorzitter lering
trekt.
Wapserveen, 7 december 1983
S.L. Mansholt
miljoen, waarvan bijna 1 miljoen
voor huisvesting. Aan telefoon- en
portikosten zal 870.000,— worden
uitgegeven en aan vergaderkosten
ruim ƒ2 miljoen. Het Landbouw
schap zal de Stichting Public Rela
tions Land- en Tuinbouw volgend
jaar subsidiëren met een bedrag van
687.500, - Dat is 60.000,- meer
dan dit jaar. Verder gaan bedragen
naar het Landbouw Ekonomisch In
stituut, het centraal Orgaan voor
ekonomische betrekkingen met het
buitenland, de Flevohof en de Leer
stoel Agrarisch Recht in Wagenin-
gen.
Behalve met de begroting voor de
zogenaamde gewone dienst ging het
bestuur van het Landbouwschap
eveneens akkoord met de begroting
van de bijzondere diensten, waaruit
onder meer de bestrijding van dier
ziekten en onderzoek op het gebied
van de land- en tuinbouw wordt be
kostigd. Het hiervoor benodigde geld
wordt door de direkt belanghebben
de boeren en tuinders opgebracht in
de vorm van bestemmingsheffingen
en opcenten. Voor de bestrijding van
dierziekten gaat het om niet minder
dan 32,6 miljoen. Voor het Denar-
projekt in Rijswijk is 660.000,—
uitgetrokken en voor het bevorderen
van veiligheid, gezondheid en wel
zijn op de agrarische bedrijven
200.000,— Uit deze laatste begro
tingspost wordt onder meer een me
disch onderzoek gefinancierd dat
bedoeld is om meer te weten te ko
men over de gezondheid en even
tuele beroepsziektes van onderne
mers en werknemers in de agrarische
sektor.
De fiskale maatregelen die nog
voorgesteld worden hebben betrek
king op de achterwaartse verlies
kompensatie en op de betaling van
het suksessie- en schenkingsrecht.
De verlieskompensatie is nu zo gere
geld dat het verlies van een bepaald
jaar achtereenvolgens verrekend kan
worden met de inkomens waaronder
winsten van de twee voorafgaande
jaren ("carry back") en van de acht
volgende jaren ("carry forward").
Verliezen die in de eerste zes jaren
van het bestaan van een onderne
ming zijn ontstaan mogen onbeperkt
voorwaarts worden verrekend.
Voorgesteld wordt nu om het verlies
van een bepaald jaar te laten verre
kenen met het oudste positieve in
komen en niet zoals thans het geval
is, met het positieve inkomen van het
voorgaand jaar. Vooral voor de be
ginnende ondernemers, die vóór zij
ondernemers werden een dienstbe
trekking vervulden, is dit positief.
Ook wordt voorgesteld om de ter
mijn van de achterwaartse verlies
kompensatie te verlengen van 2 jaar
naar 3 jaar. Hierdoor heeft de on
dernemer die gedurende meerdere
jaren verlies lijdt meer kompensatie
mogelijkheden. Tevens wordt voor
gesteld de mogelijkheid te openen
om een voorlopige carry back be
schikking vast te stellen waardoor de
verliezen sneller worden verrekend.
Wat de betaling van het suksessie- en
schenkingsrecht betreft wordt voor
gesteld het mogelijk te maken om
hetgeen aan suksessierecht verschul
digd is over de verkrijging van het in
een onderneming belegde vermogen,
onder bepaalde voorwaarden, gelei
delijk over een periode van 5 jaar
renteloos te betalen.
Thans moet dat recht binnen een
maand na het opleggen van de aan
slag worden betaald. Uitstel kan
worden verleend maar dan moet de
wettelijke rente worden betaald.
Voor het schenkingsrecht dat ver
schuldigd is over door schenking
verkregen ondernemingsvermogen
wordt een soortgelijke regeling
voorgesteld.
A. Michaël