Rantsoenen voor jongvee Van alternatieve landbouw nauwelijks alternatief te verwachten ft ft ft lO '0 10 Prof.dr.ir. G.J. Vervelde in afscheidsrede: Investeringen Duitse landbouw omhoog Op de proefboerderij Cranendonck is vanaf1978 het jongvee tijdens de stalperiode gevoerd met verschil lende rantsoenen. De resultaten hiervan hebben een aardig steentje bijgedragen aan een goed advies voor de voeding van jongvee. Hoe met verschillende voedermiddelen een juiste groei kan worden be reikt, leest u in dit artikel. Een regelmatige groei Voor het opfokken van een goed ontwikkelde en uitgegroeide vaars is het groeischema van tabel 1 geschikt. Tijdens de eerste acht maanden is het benutten van een snelle jeugdgroei van veel betekenis. De leeftijd van 9 tot 15 maanden, dat wil zeggen als de dieren tussen de 220 en 360 kg we gen, is belangrijk voor de uieront wikkeling. Een te snelle groei geeft vetvorming in de uier, wat nadelig is voor de latere melkproduktie. Vanaf 15 maanden is de kans op overmati ge vervetting aanwezig. In deze pe riode zal de groei beperkt moeten zijn. Tracht de groei regelmatig te laten verlopen binnen de aangege ven trajekten. Voeren volgens de ad viezen in tabel 2 zorgt voor de regel matige groei. De eerste acht levensmaanden Tijdens de eerste 8 maanden is een snelle jeugdgroei belangrijk. De krachtvoergift moet zo snel mogelijk worden verhoogd tot maximaal 2 kg per dier per dag op de leeftijd van 3 maanden. Smakelijk hooi met een hoge voederwaarde is tot nu toe het beste ruwvoeder. In de periode van 3 tot en met 8 maanden moet de krachtvoergift geleidelijk worden verminderd. Bij voorkeur geven we aan deze groep kalveren volop goede kwaliteit voordroog of hooi. Snij- maiskuil kan een deel van het rant soen vormen. Op deze manier zijn we zeker van een snelle jeugdgroei. Stro en krachtvoer kan ook! Vanaf 9 maanden Vanaf de leeftijd van 9 maanden zal de groei van het jongvee ongeveer 650 gram per dier per dag moeten zijn. Deze groei is te bereiken met meerdere ruwvoeders. Een aanvul ling met krachtvoer is vaak noodza kelijk. Bij voordroogkuil en hooi is de kwaliteit erg belangrijk. Naast goede voordroogkuil en goed hooi is krachtvoer niet nodig. Is de kwaliteit slecht, dan is niet alleen de voeder- waarde lager, maar ook de opname ervan. Vooral deze stalperiode is er veel voordroog en hooi met een lage voederwaarde beschikbaar. Dit slechte ruwvoer gaat vaak, terecht, naar de pinken. Beschikt u voor deze pinken alleen over slechte voor droogkuil of hooi, dan is ongeveer 2 kg krachtvoer per pink per dag ge wenst (zie tabel 3). Met snijmaiskuil moeten we voorzichtig zijn. Snijmais bevat erg veel energie, zodat gemak kelijk een te snelle groei en dus ver vetting kan optreden. Een rantsoen van half snijmais en half goede voordroogkuil hoeft geen krachtvoer te bevatten. Is er sprake van slechte voordroogkuil, dan moeten pinken ongeveer V2 kg krachtvoer per dag opnemen. Bij alleen snijmais in het rantsoen, is volop voeren sterk te ontraden. Het jongvee wordt hierbij onherroepelijk te vet. Het verdient aanbeveling om op basis van de droge stof minstens de helft van het rantsoen uit voordroog of hooi te halen. Extra eiwit, mineralen en vi taminen zijn dan niet nodig. Bij een tekort aan eigen ruwvoer is het zeker de moeite waard eens te denken aan een rantsoen van stro en krachtvoer. Dit hoeft niet duurder te zijn dan aankoop van ander ruwvoer. Voor een groei van 650 gram per dier per dag kan als vuistregel dienen: stro: 1% van het levend gewicht en krachtvoer (120 vre): 1% van het le vend gewicht 1 kg. Dus een dier van 360 kg kunt u 3,8 kg stro voeren en 3,6 1 4,6 kg krachtvoer. Dit krachtvoer bevat voldoende eiwit, mineralen en vitaminen voor een gezonde opfok. Perspulp is ook voor jongvee een geschikt voedermiddel. Na een korte gewenningsperiode is Door de heer ing. N. Albers, specia list voor de Voedervoorziening bij het Konsulentschap voor de Rundvee houderij en de Akkerbouw te Roer mond Cranendonck Tabel 1 Groeipatroon voor de opfok van melkvee Leeftijd (maanden) Gewicht (kg) Groei (gram/dier/dag) 0- 8 40-220 750 9- 15 220 - 360 650 16-24 360 - 520 650 Tabel 2 Stalnormen voor jongvee normen voor jongvee Leeftijd (maanden) ca. 3 ca. 8 ca. 12 ca. 17 ca. 22 Streefgewicht (in kg) 100 200 300 400 500 Tabel 3 Kilogrammen krachtvoer (120 vre) nodig voor jongvee bij ver schillende rantsoenen Toelichting: I goed voordroog of hooi II slechte voordroog (dit voorjaar?) III IV V VI Behoefte per dag VEM vre 2.650 300 3.900 390 4.800 430 6.150 470 7.200 500 half snijmais half goed voordroog half snijmais half slecht voordroog snijmais, maar niet volop tarwestro. Leeftijd in maanden: 8 12 17 22 Rantsoen I Rantsoen II m m 2ft Rantsoen III -r- Rantsoen IV i/2. Rantsoen V 10 Rantsoen VI 3 4 5 6 0 Snijmaiskern de opname goed. Perspulp is arm aan eiwit. Daarom is naast perspulp minimaal een half rantsoen uit goede voordroogkuil of goed hooi noodza kelijk. Onderzoek op Cranendonck Bovenvermelde ruwvoeders zijn op de proefboerderij Cranendonck uit voerig beproefd in rantsoenen voor jongvee. Al deze voedermiddelen zijn geschikt voor pinken, als maar normvoedering wordt toegepast. In tabel 3 zijn voorbeeldrantsoenen vermeld. Het verdient aanbeveling om eens na te rekenen, met behulp van tabel 2, of uw jongvee voldoende energie en eiwit opneemt. "Een stelsel dat heel wat regelmogelijkheden van de gangbare land bouw uitsluit, kan alleen maar bijbenen door er andere werkzame beginselen voor in de plaats te stellen. Hier schort het aan bij de studies rondom de alternatieve landbouw: er is niet gebleken van hoopgevende aanvullende beginselen en er kan ook niet worden aangegeven van welk type die zouden kunnen zijn. Ondanks dat er dus in feite weinig te onderzoeken en te bereiken is, moet onze buitenwacht de indruk heb ben dat er een alternatief op komst is. Dat is vrijwel zeker niet te verwachten en dus wordt er geld en (onderzoeks)kapaciteit aan besteed volgens ongebruikelijke beginselen". Aldus één van de konklusies die prof.dr.ir. G.J. Vervelde op donderdag 15 december in de aula van de Landbouwhogeschool trok in zijn af scheidsrede, getiteld "Met gewisheid missen van ooest". Vervelde nam afscheid als buitenge woon hoogleraar in de Landbouw plantenteelt aan de Landbouwhoge school en als staffunktionaris voor biosfeeraangelegenheden bij het Centrum voor Agrobiologisch On derzoek (CABO) Volgens Vervelde ziet ^men in het onderzoek, mensen aan het werk gaan met opdrachten waarvan het einddoel aanlokkelijk lijkt maar te gelijkertijd onhaalbaar. Voorbeel den daarvan zijn: gewasbehandeling die de planten met minder waterver bruik hetzelfde of liefst meer doen presteren; werkwijzen die wel aan kleine en niet aan grote boeren in ontwikkelingslanden ten goede ko men; werkwijzen om gladjes en niet te duur dê grote mesthoeveelheden van onze dierenkoncentraties te doen verdwijnen; de mogelijkheid om planten te vinden die wél on kruiden wegkonkurreren maar geen last voor kuituurgewassen opleveren. Alternatieve landbouw Speciaal noemde Vervelde het stu diegebied van de alternatieve land bouwmethoden. Het voor velen sympathiek aandoende zoeken van alternatieve landbouwmethoden in de trant zoals het gebeurt, lijkt dui delijk tot de uitzichtarme bezigheden te horen. Men zoekt het vooral in het buiten de deur houden van chemi sche hulpmiddelen. Beter zou zijn de krachtsinspanning te doen aanslui ten bij de stand van het huidige on derzoek in de gangbare landbouw. Men zou dan zonder vooropgezette veroordelingen kunnen streven naar een effektiviteitsvergroting en dus gebruiksinkrimping van de schei kundige of anders als minder ideaal beschouwde hulpmiddelen. Men heeft dan ook de stroom mee van de te bereiken kostenbesparing. "Feite lijk gebeurt dit ook wel, maar dan te zwak bemand", aldus Vervelde. "Behalve van de voedingsmineralen zijn het van de chemische middelen vrij kleine frakties, die effektief zijn en in staat de beoogde uitwerking op zichzelf tot stand te brengen, de rest gaat verloren. Er zijn ook al principes aangegeven, die de chemische maatregelen doel matiger kunnen maken, bijvoor beeld rijenbemesting, onkruidbe- strijkers, gewijzigde druppeltoestand van spuitvloeistoffen en het kiezen van nog gunstiger toepassingstijd stippen. Ook mogen we uiteraard hopen sommige problemen met niet-chemische middelen de baas te worden", aldus Vervelde. Bezorgdheid over chemicaliënge- bruik Uitvoerig stond Vervelde stil bij het chemicaliëngebruik in land- en tuin bouw. Hij noemde het begrijpelijk dat met de geweldige verruiming van de chemische kennis en scheikundige technieken het aantal bezwaren zich in de recente tijd nogal verdicht heeft. Juist daardoor zijn sommigen zich gaan afkeren van het omgaan met chemicaliën en ontraden dit ook aan anderen. Maar juist dén vervalt men in het weggooien van goede mogelijkheden samen met de kwade die men wil vermijden. De laatste prof. dr. G.J. Vervelde driekwart eeuw is meer dan de heltt van de vooruitgang in produktiviteit in land- en tuinbouw voortgevloeid uit het gebruik van chemicaliën. Desondanks is het begrip chemicalie voor sommigen belast met een zoda nige bijsmaak van fabrieksherkomst, giftigheid en tegennatuurlijkheid, dat zij alles wat uit die hoek komt, wensen uit te bannen. Dit streven is een miskenning van wat scheikunde heel simpel is: kennis en hanteren van de stoffelijke verscheidenheid van dingen en produkten. Onder na tuurlijke, even goed als onder gefa briceerde verbindingen zijn bewon derenswaardige, uiterst fijnzinnige, nuttige en veilig bruikbare stoffen. In In 1982/83 is het inkomen van de landbouw in Duitsland met 12% ges tegen. In dat jaar dat 30 juni eindigde zijn de bruto-investeringen met no minaal 16,5% gestegen tot DM 10,1 miljard. Nadat in twee voorgaande jaren de investeringen aanzienlijk kleiner waren, is thans weer het hoge inves teringsniveau van 1979/80 bereikt, aldus mededelingen van minister Ig- naz Kiechle. Hij rekent met een teruggang in het beide kategorieën treffen we ook hinderlijke, onder omstandigheden gevaarlijke en met uiterste omzich tigheid te hanteren bestanddelen aan. De omgang met natuurlijke verbindingen is inmiddels al ^>ed- deels van oneffenheden en bezwaren ontdaan, soms met vallen en op staan. Met de veelal nóg jonge gefa briceerde verbindingen is het "glad strijken" nog gaande; het moét in elk geval doorgaan, aldus Vervelde. Probleemverplaatsing De gerustheid dat men door af schaffing van chemicaliëngebruik tenminste de grond en de natuur spaart is, volgens Vervelde, onte recht. Doordat men het opbrengend ver mogen van het eigen teeltoppervlak inperkt, lokt men via het ekonomi- sche krachtenspel ingebruikname van areaal elders uit. Bevindt zich dat areaal elders in de wereld, waar men primitieve teeltwijzen heeft of de biosfeer kwetsbaarder is, dan wordt daar wellicht een onevenredig groter stuk natuur opgeofferd. Men werkt bezwaren uit Nederland weg naar plekken waar ze veelal heftiger gevolgen hebben. Het is het zoveelste voorbeeld uit de milieukunde, dat bezwaren gemakkelijker vermoed en verplaatst worden dan dat ze verhol pen worden, aldus Vervelde inkomen in 1983/84 met gemiddeld 5 tot 6%. Na aftrek van de prijsstijgingen be droeg de netto-investering in 1982/83 nog 12% meer dan in het jaar daarvoor. Aan landbouwmachi nes werd voor een bedrag van DM 4,89 miljard geïnvesteerd, dat is 8,4% meer dan vorig jaar. De investering aan trekkers bedroeg DM 2,1 mil jard, bijna 30% meer dan vorig jaar. vdw 16 december 1983 cüfe 1 ïidflieaeo i 11

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 11