Vaars betaalt zelf een goede opfok terug Onderzoek verwarmingssystemen bij mestvarkens kippenstapeliets toegenomen De jaarlijkse vervanging van uitgeselekteerde koeien door vaarzen ligt globaal tussen 25 en 35%. Een ruime vervanging is ekonomisch niet aantrekkelijk, evenmin als het aanhouden van meer jongvee dan strikt nodig is. Ongeveer één derde van de kalveren, het beste fokmateriaal, wordt aangehouden voor de opfok tot melkvaars. Aan die opfok mag niets mankeren want een slechte opfok wreekt zich later in een lagere melkproduktie. De kalveren voor de verkoop, hoofdzakelijk stiertjes, zijn slechts kort op het melkveebedrijf; hooguit twee weken. Toch verdient ook deze korte eerste opfok voldoende aandacht, want ook in de kalfsvlees- en de stierenvleesproduktie is men gebaat bij gezonde kalveren met veel weerstand. Jong kalf is kwetsbaar Bij een pasgeboren kalf moet het natuurlijk afweersysteem tegen ziek ten nog worden opgebouwd. Het is dan ook uiterst belangrijk dat ziekten geen kans krijgen. Daarom moet men de kalveren snel een zo groot mogelijke weerstand laten opdoen en de besmettingsdruk zo laag mo gelijk houden. Medicijngebruik dient men bij de eerste opfok tot een minimum te beperken. Ga zoveel mogelijk preventief te werk. Dit begint in wezen met het niet of zo weinig mogelijk aankopen van koeien of vaarzen. Neem verder voor, tijdens en na het .afkalven de hygiëne zo goed mogelijk in acht. Houdt het kalf daarom ook niet een of twee dagen bij de koe. De nadelen daarvan zijn veel groter dan de voordelen. Van veel betekenis is ook een ruime en doelmatig ingerichte opfokstal die van veel frisse lucht kan worden voorzien. Bij ruimtegebrek of wanneer de nor male opfokruimte zwaar besmet is zou men kunnen uitwijken naar "buitenhokjes" of "kalverhutten". Toch moet dit systeem worden ge zien als een noodoplossing. Het is wel te overwegen in dergelijke hokjes de stierkalveren gedurende de eerste opfok te huisvesten. De kalverhan- delaar hoeft dan ook niet meer in de opfokstal te komen. Men zou ook kunnen denken aan het plaatsen van normale eenlingboxen onder een af dak, wat veel goedkoper is. Eerste opfok Een kalf wordt vrijwel zonder af- weerstoffen geboren. Deze afweer- stoffen (immunoglobulinen) zitten vooral in de eerste biest. Het gehalte hiervan daalt zeer snel. Na 36 uur is het verschil tussen biest en melk reeds vrij klein geworden. Bovendien is het kalf slechts tot ongeveer 24 uur na de geboorte in staat de zo nodige afweerstoffen via de darm in het bloed op te nemen. Daarom is het voor het pasgeboren kalf van le vensbelang dat het snel en voldoende biest ontvangt. Men mag na het af kalven eigenlijk niet bij de koe weg lopen, voordat het kalf de eerste biest heeft gehad. Men moet niet zuinig zijn met biest. Een eerste gift van 1,5 a 2 liter verdient zonder meer aan beveling. Verder kwam uit onderzoek de aan wijzing dat 7 liter biest op de eerste dag de hoogste concentratie aan an tilichamen in het bloedserum van kalveren te zien gaf. Een kalf wordt als zuigeling geboren. Waarom zou men de eerste biest dan ook niet met een speenfles of een speenemmer geven? Indien men speenvoedering blijft toepassen (be langrijk voor hoge opname) dan is het kalf er reeds aan gewend en kan het drinken wanneer het wil. In de kalfsvleessektor is wel eens de op merking gehoord dat kalveren die de eerste dagen met dq speenemmer zijn gevoerd, later meer drinkpro- blemen zouden geven. Er zijn echter onderzoekgegevens van de Veevoe derfabriek "Sloten" die dit tegen spreken. Bij de biestverstrekking past de leus: Vlug, Veel en Vaak. Verder is het zinvol van oudere koeien wat porties biest (ingevroren) achter de hand te hebben, zodat men hierop eventueel kan terugvallen. Na een biestperiode van drie dagen kan worden overgestapt op kunst melk, ook voor stierkalveren die verkocht worden. Het is verstandig deze kalveren reeds op het melkvee bedrijf aan kunstmelk te wennen. Zeer waarschijnlijk geeft dit bij de kalfsvleesproducent de eerste dagen minder slecht drinkende kalveren en minder overgangsdiarree. Kunstmelkvoeding niet overdrijven Op ca. 93% van de Nederlandse be drijven met melkvee gebruikt men bij de opfok van de vaarskalveren in hoofdzaak kunstmelk. Van bedrijf tot bedrijf lopen de hoeveelheden uitgesloten, waardoor klierweefsel- vorming wordt afgeremd. Dit zou de latere melkproduktie nadelig kun nen beïnvloeden. Met name boven een leeftijd van één jaar is bij een te hoog voerniveau de kans op vervet ting zeer groot. Een groei van 600 a 650 gram vanaf een leeftijd van ca. 15 maanden hoeft geen aanleiding te geven tot overmatige vervetting. Normvoedering Voor een evenwichtige groei en een goede ontwikkeling is normvoede- ring ook bij jongvee een vereiste. In tabel 3 worden 4 rantsoenen gegeven voor een pink van 300 kg bij een da gelijkse groei van 650 gram. Bij voordroogkuil is de kwaliteit erg belangrijk. Naast goede voordroog kuil kan krachtvoer achterwege blij ven. Is het kuilvoer slecht dan is niet alleen de voederwaarde laag, maar Jong kalf is kwetsbaar. kunstmelkpoeder per opgefokt kalf uiteen van 30 kg tot meer dan 100 kg; gemiddeld is het ca. 70 kg. Daarnaast wordt nog bijna 80 liter koemelk verstrekt. Dit betekent dat de kalve ren gemiddeld pas tussen de 2e en 3e levensweek overgaan van koemelk op kunstmelk. In tabel 1 is te zien hoe de kosten van melk en melkproduk- ten van bedrijf tot bedrijf uiteenlo pen. Op ca. de helft van de bedrijven zijn de opfokkosten 100 tot 200, ter wijl 38% boven 200 uitkomt en zelfs 10% boven 300. Op verreweg de meeste bedrijven kunnen deze kos ten aanzienlijk naar beneden. Met gemiddeld 35 Mg kunstmelkpoeder per kalf in ca. 9 weken is in het alge meen een goede opfok te realiseren. Dat kost ongeveer 80,— Naast melk goed ruw voer Vanaf de 3e levensweek moet men de kalveren reeds wennen aan het opnemen van goed ruwvoer, kracht voer en water. Nadat ze van de melk zijn afgewend is het onbeperkt voe ren van goed hooi of eventueel goede voordroogkuil gewenst. Ook kan zonder bezwaar een deel van het ruwvoerrantsoen worden vervangen door wat snijmais. De krachtvoergift kan na de melkperiode vrij snel .wordeü verhoogd tot 2 kg per dier per dag. In de leeftijd van drie tot negen maanden kan de krachtvoergift ge leidelijk worden verminderd. Op een leeftijd van 9 a 10 maanden is bij onbeperkt hooi of voordroogkuil van goede kwaliteit (ca. 830 VEM in de droge stof) geen krachtvoer meer nodig. Zorg voor regelmatige groei Voor het opfokken van een kalf tot een zo goed mogelijk ontwikkelde en uitgegroeide maar toch niet vervette melkvaars kan het groeipatroon in tabel 2 als richtlijn dienen. Belangrijk is om binnen de aangege ven trajekten de groei zo regelmatig mogelijk te laten verlopen. In de eerste 7 a 8 levensmaanden is een goede groei van veel betekenis voor de verdere ontwikkeling. Ook de pe riode tussen 7 en 15 maanden (ge wicht ca. 200 - 350 kg) is van groot belang omdat in deze periode een sterke ontwikkeling van de uier (klierweefsel) plaatsvindt. Wordt dan een te hoog voederniveau aan gehouden dan is vooral vetvorming in de zich ontwikkelende uier niet ook de opnamen ervan. En veelal gaat de slechtste voordroogkuil naar het jongvee. Wil men dan toch de groeinorm halen, dan zal er kracht voer bijgevoerd moeten worden. Bij een snijmaisrantsoen dient men de eiwit- en mineralenvoorziening goed in de gaten te houden. Bij een tekort aan eigen ruwvoer kan men overwegen het jongvee op een rant soen van stro en krachtvoer te zetten. Dat hoeft niet duurder te zijn dan aankoop van snijmais. Gezond blijven in de weide Maagdarmwormen kunnen de ont wikkeling van de kalveren sterk af remmen. Ze komen bij alle kalveren voor. Als het er maar weinig zijn is het niet erg. Dat is zelfs goed, want. door een lichte besmetting krijgt het kalf er weerstand tegen op latere leeftijd. Maar wanneer het kalf "on der de wormen" komt te zitten is het niet best. Zorg er dus voor dat het kalf in het eerste jaar voldoende im muniteit opbouwt. Bij goed omweiden op etgroen krijgt men een goede groei en voldoende immuniteit. Een (dure) preventieve behandeling tegen maagdarmwor men is dan overbodig. De bewei- dingsduur dient wel minstens 6 we ken te zijn. Iedere veehouder doet er verstandig aan minstens één keer per maand de mest van de kalveren te laten onder- Tabel 1 Opfokkosten van melk en melkprodukten per kalf op LEI-steek- proefbedrijven over 3 jaar Kosten (gld) Totaal aantal bedri jven Aantal be drijven Aantal weken kunstmelk 1) cn O i O O 98 10 8 101 - 200 540 52 16 20l - 300 295 28 26 30l - 400 79 8 36 Meer dan 400 22 2 48 Totaal 1034 100 Gem.20 1Berekend bij gemiddeld 5 liter per dag. I abel 2 Groeipatroon voor opfok van melk vaarzen Leeftijd in maanden Groei in grammen per dag Gewicht (kg) einde periode Geboorte 0-8 9-15 16 - 24 750 - 800 650 - 700 600 - 650 1) 38 220 360 525 (na afkalven 1) Exklusief groei van het ongeboren kalf. Tabel 3 Rantsoenen voor 650 gram groei per dag bij een pink van 300 kg Soort ruwvoer Voordroogkuil goed slecht Snijmaissilage Tarwestro Droge stof (kg) 6,0 4,5 Krabhtvoer (kg) - 2,5 4,5 1,0 1) 3,0 4,0 1) snijmaiskern Tabel 4 Gewicht na Ie keer afkalven (kg) en melkproduktie (kg) bij 4% vet (FCM) in 305 dagen Gewicht na 1e keer afkalven Melkproduktie le lactatie 2e lactatie 2e - le lactati< 420 470 520 520 - 420 4900 5325 5750 850 6350 6565 6775 425 1450 1240 1025 zoeken op maagdarmwormeieren. Een preventieve enting tegen long worm verdient zondermeer aanbe veling. Wil men pinken ook tijdens de weideperiode een goede groei meegeven, dan zullen ze steeds over goed weidegras dienen te beschik ken. Goede opfok loont Het voordeligste is de vaarzen op ongeveer tweejarige leeftijd te laten kalven. Van invloed op de latere produktie is echter ook het levend gewicht vlak na het afkalven. Ne derlandse gegevens hierover (tabel 4) wijzen in dezelfde richting als resul taten uit het buitenland. We zien dat naarmate het levendge wicht van de vaarzen hoger is, de melkproduktie toeneemt. In het ge geven gewichtstrajekt betekent één kg hoger lichaamsgewicht na afkal ven een gemiddelde produktiever- hoging van 8,5 kg melk. In de tweede laktatie had een gewichtsverschil van 1 kg als vaars nog een melkproduk- tieverschil van 4,25 kg tot gevolg. De lichtere vaarzen hebben het in de tweede laktatie dus wel beter gedaan dan in de eerste laktatie, maar haal den toch lang niet de produktie van de goed uitgegroeide vaarzen.Dit wijst er overigens wel op dat de lich tere vaarzen wel tot een betere pro duktie in staat waren. Dit betekent dat men met de nodige voorzichtig heid te werk dient te gaan met de uitstoot van vaarzen vanwege onvol doende produktie. Let wel: de ge maakte opfokkosten zijn niet gering. Tot slot Duidelijk is dat een goede opfok van kalf tot melkvaars alleszins de moeite waard is. Van een goed opgefokte vaars mag men later meer melk verwachten. Zorg daarom bij de opfok voor een optimale voeding, huisves ting, verzorging en hygiëne. Een goe de opfok vraagt aandacht en dat kost tijd. Die tijd moet er zijn, of moet ervoor worden vrijgemaakt. Bedenk dat een goede opfok een investering is met een hoog rendement. Ing. Tj. Boxem Het toepassen van roostervloeren in mestvarkensstallen is bij nieuwbouw en verbouw algemeen geworden. Bij toepassing van een volledig roos- tervloer vormen de kosten van ver warming een belangrijke post. Door stijging van de energieprijzen gaat dit aspekt steeds zwaarder we gén. Om hierin meer inzicht te krij gen en gericht advies te kunnen ge ven naar de praktijk is er op het Varkensproefbedrijf te Sterksel een proef uitgevoerd waarbij twee ver schillende verwarmingssystemen in volledig roostervloerstallen met el kaar zijn vergeleken. Proef In de proef werden vergeleken: Systeem I: ruimteverwarming Systeem II: roostervloerverwarming Bij systeem II was een gedeelte van de vloer verwarmd middels een warmwatercircuit door de roosters heen. De verse lucht werd indirekt aange voerd vanuit de centrale gang, waar de lucht indien nodig, werd voorver warmd tot 5 graden C. De dieren werden onbeperkt ge voerd via de droogvoerbak. De twee vergeleken verwarmingssys temen in volledig roostervloerstallen leveren geen wezenlijke verschillen op in technische eindresultaten (groei, voederkonversie, slachtkwali teit, uitval, gezondheid). De geVonden lagere brandstofkosten bij het systeem van roostervloerver warming wegen niet op tegen de kos ten van de hoge investering per mest- varkensplaats bij dit systeem. Ook blijkt het regelbereik van de tempe ratuur bij de roosterverwarming be perkt te zijn. De omvang van de totale legkippen stapel, incl. kuikens en nog niet le- grijpe jonge hennen, was op 1 sep tember jl. bijna 400.000 stuks groter dan op 1 september 1982. Het totaal aantal bedroeg 47.709.000 dieren 0,8%). Een en ander blijkt uit een steekproefonderzoek van het Cen traal Bureau voor de Statistiek. Het aantal legrijpe hennen (excl. moederdieren van slacht- en legras sen) was ruim 1%.groter dan vorig jaar en kwam uit op 31.592.000 die ren. 18 november 1983 15

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1983 | | pagina 15