aq<c J?
Van zeer tevreden
naar diep bezorgd
Nog even geduld...
vanuit de Z.L.M. gezien
zuidelijke landbouw maatschappij
Landbouwschap:
Onroerend-goedbelasting op
landbouwgrond onaanvaardbaar
Kontrakten
Veenkoloniën
Brusselse voorstellen
z.l.m
VRIJDAG 18 NOVEMBER 1983
68e JAARGANG NO. 3707
land-
tuinbouwblad
We tak vleeshouderij heeft de laatste jaren in Zeeland een betrekkelijk sterke groei te zien gegeven. Deze
vleeskoeien staan dankzij het mooie najaarsweer nog in de wei. Toch is het wachten op een lekker brokje zo te
zien...
Veel akkerbouwers in ons werkgebied zijn zeer tevreden
mensen. Terecht immers door de bijzonder gunstige
weersomstandigheden; dit najaar verlopen de werk
zaamheden voorspoedig en is de kwaliteit van het werk
optimaal. Belangrijk voor een goede start volgend jaar.
En wanneer ook de financiële resultaten goed zijn als
gevolg van de gunstige prijzen voor de vrije produkten is
er zeker reden dankbaar en tevreden te zijn. Ook de
fruittelers zijn over het algemeen tevreden over de be
drijfsresultaten. De veehouderij profiteert eveneens van
de gunstige weersomstandigheden. Niet dikwijls heeft
het vee in november onder zulke gunstige weersomstan
digheden buiten kunnen lopen. Wanneer men zelf in deze
goede omstandigheden verkeert kun je gemakkelijk de
problemen van anderen vergeten.
Niet alle bedrijven, ook niet in ons werkgebied hebben
redelijke opbrengsten en/of profiteren van de gunstige
prijzen. Niet alle bedrijven hebben aardappels en uien in
hun bouwplan. Verder zijn er bedrijven, die langlopende
kontrakten hebben afgesloten voor aardappelen tegen
een vaste prijs per kg.
Opnieuw blijkt, dat een zekere risikospreiding verant
woord kan zijn. Daar kunnen vaste kontrakten een bij
drage toe leveren. Men moet echter wel bedenken, dat de
uitloop naar beneden bij lage prijzen, gerekend vanuit de
kontraktprijs veelal veel geringer is dan de uitloop naar
boven met hoge prijzen. Wanneer wij over kontrakten
spreken gaan wij er wel vanuit, dat alleen kontrakten
worden afgesloten met bonafide firma's. En ook dat kan
onvoldoende zekerheid geven. Dit ervaren nu de telers
van konservenerwten en -bonen, die hun produkten ge
leverd hebben aan VELUCO te Geldermalsen. Veluco
heeft altijd bekend gestaan als een zeer vertrouwd bedrijf.
Slechte prijzen en grote voorraden hebben het bedrijf in
grote financiële moeilijkheden gebracht. Getracht wordt
het bedrijf alsnog te redden. Dat kan echter alleen met
overheidssteun. De overheid wil daarbij vooraf de toe-
zegging, dat de gezamenlijke konservenindustrie mee
helpt Veluco te redden. De bereidheid tot samenwerking
van de konservenindustrie is gering. Wel zijn er indivi
duele bedrijven bereid, met overheidssteun Veluco over
te nemen. Wij vragen ons af of het inderdaad niet ver
standig zou zijn, dat de Nederlandse konservenindustrie
de krachten zou bundelen, waardoor men sterker komt te
staan in de harde konkurrentie, met name ten opzichte
van de Franse konservenindustrie. Voor de Nederlandse
akkerbouw blijft de teelt van konservenerwten en -bonen
een goed alternatief voor de verbreding van het bouw
plan. Het is triest, dat juist ook bedrijven in de Veenkolo
niën getroffen worden door de problemen bij Veluco.
Bij het werkbezoek van het K.N.L.C. aan de Veenkoloniën
zijn wij indringend gekonfronteerd met de problemen,
waar de akkerbouw in dat gebied mee worstelt: Te lage
opbrengsten van aardappelen en bieten. Lage aardappel
opbrengsten betekenen opnieuw slechte bedrijfsresulta
ten voor AVEBE met als gevolg een maximale heffing aan
de telers om de verliezen te kompenseren.
Daardoor worden de boeren extra zwaar getroffen door
lage opbrengsten en lage uitbetalingsprijzen.
De problemen in de veenkoloniën onderstrepen duidelijk
de problemen voor de akkerbouw, wanneer men alleen
afhankelijk is van gegarandeerde produkten. Dit is de
situatie van vandaag.
Daar dreigen dan nu de nieuwe prijsvoorstellen van de
E.E.G.-Commissie nog overheen te komen. Voor ons is
het dgn ook onbegrijpelijk, dat minister Braks zo gemak
kelijk meegaat met de voor de Nederlandse akkerbouw
zeer nadelige Brusselse voorstellen. Te weinig aandacht
heeft ook het graanbeleid gehad in de openbare be
stuursvergadering van het Landbouwschap.
Wij kunnen er begrip voor hebben, dat veel aandacht is
besteed aan de dreigende superheffing op melk. Maar 2
uur heen en weer praten om tot een duidelijke uitspraak
te komen is een slechte zaak. Tenminste, wij hebben niet
goed begrepen wat nu wel of niet aanvaardbaar is voor
het Landbouwschap.
Het voorstel van de commissie Christiaanse om land
bouwgrond onder de onroerend-goedbelasting te brengen
is voor het Landbouwschap volstrekt onaanvaardbaar.
Het zou voor de bedrijven in de land- en tuinbouw een
onbillijke en onrechtvaardige kostenstijging betekenen.
In de openbare bestuursvergadering van het Landbouw
schap van 9 november jl., noemde de heer Keur (KNLC) in
dit verband een bedrag van een kleine 400 miljoen gulden.
De in 1981 ingestelde commissie Christiaanse heeft deze
zomer aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
voorstellen gedaSn over de herziening van het belasting
gebied van provincies en gemeenten. In het eindrapport
wordt voorgesteld de vrijstelling van onroerend-goedbe
lasting op cultuurgronden te schaffen. De commissie acht
de ontheffing van cultuurgronden niet pneer nodig, om
dat de omslag van de waterschappen voor het gebouwd en
het ongebouwd vrijwel even hoog is. Het Landbouw
schap vindt dat de commissie hiermee voorbij is gegaan
aan het bijzondere karakter van de grondgebonden be
drijven. De bedrijfstak zou in vergelijking met overige
bedrijven zeer onevenredig, worden belast. Het Land-
bouwschapvindtdatdecommissiehiermeevoorbijisgegaan
aan het bijzondere karakter van de grondgebonden be
drijven. De bedrijfstak zou in vergelijking met overige
bedrijven zeer onevenredig worden belast. Het Land
bouwschap heeft tevens berekend dat de reële stijging
van de waterschapslasten per jaar in de periode 1970 tot
1979 voor het ongebouwd vrijwel even groot was als die
voor het gebouwd. De indruk die de commissie wekt, dat
de waterschapslasten van het gebouwd zijn gestegen ten
gunste van het ongebouwd, is dan ook volgens het
Landbouwschap niet terecht.
Voor het Landbouwschap is door de commissie Chris
tiaanse voorgestelde verruiming van het belastinggebied
van provincies en gemeenten aanvaardbaar. Wel zet het
Landbouwschap vraagtekens bij het voorstel om de on
roerend-goedbelasting te verdubbelen. Dit kan leiden tot
onaanvaardbare verschillen in belastingdruk en voorzie
ningenniveau tussen aanliggende gemeente. Het Land
bouwschap acht een compensatie van de verhoging van
de lastendruk van de gemeentelijke onroerend goedbe-
lasting door een verlaging van het hoge BTW-tarief van
de omzetbelasting op energiedragers en lastenverlichting
in de sfeer van de inkomstenbelasting voor agrarische
ondernemingen niet toereikend. Dit gezien het feit dat
tegenover relatief grote bedrijfsgebouwen slechts be
perkte winstmogelijkheden staan. Het voorstel om de
oppervlaktegrondslag bij onroerend-goedbelasting te
verlaten en de waarde in het economische verkeer te
handhaven heeft de instemming van het Landbouw
schap.
De voorzitter van het K.N.L.C. xwam met een nieuw
voorstel. Uitgaande van een algemene hogere medever
antwoordelijkheidsheffing (4 a 6%). Daarbij uitgaande
van een lagere heffing voor bedrijven, die niet uitbreiden
of de produktie verminderen.
Dit voorstel is, dunkt ons, waard verder uitgewerkt te
worden. Beter zou het dan ook geweest zijn, dat dit
voorstel eerst getoetst was in de verschillende geledingen
inplaats van onvoorbereid in de openbare bestuursver
gadering te brengen.
Daarmede had misschien voorkomen kunnen worden,
dat in de openbare bestuursvergadering het nauwelijks
mogelijk was de verschillende standpunten enigszins re
delijk samen te vatten.
Vanuit de akkerbouw komt er in elk geval wel een duide
lijk voorstel. Uitgegaan wordt van een handhaven van de
objektieve rekenmethode met daarbij het aanvaarden van
een heffing, waarmee de meerproduktie gefinancierd kan
worden. Het bestuur van het Landbouwschap wordt het
hiermee niet moeilijk gemaakt. Wij verwachten dan wel,
dat deze mening ook duidelijk doorklinkt naar de Minister,
van Landbouw.
Men moet wel bedenken, dat lagere graanprijzen nadelig
door kunnen werken in andere sektoren. Zo wordt in
Nederland ruim 50% graan en graanvervangers in het
veevoer verwerkt tegenover in Frankrijk slechts 9%.
Het is duidelijk, dat de Franse veehouder veel meer be
lang heeft bij lagere graanprijzen in de E.E.G. dan de
veehouderij in Nederland.
Zo blijkt het steeds nodig verder te kijken dan de situatie
van dit moment, ook al lijkt geredeneerd van de eigen
situatie daar nu minder reden voor te zijn.
Doeleman