KNLC kommentaar
Landbouwonderwijs
over geld
en goed
Oudedagsreserve vorm van
belasting uitstel!
Doet u mee aan de kursus Ekonomische Vorming
Gevestigde Ondernemer? E.V.G.O.
Eenmalige Uitkering Zelfstandigen
Waarschuwing: Gebruik geen
vegetatie-dodende middelen op taluds!
Kursus
Ruilverkaveling
Walcheren
Dr.ir. C. van
Heemert konsulent
voor de bijenteelt
Braks: geen
toetsingskriteria
voor agrarische
grondmarkt
Landbouwschap
akkoord met andere
heffingsgrondslag
Ai
In samenwerking tussen de 3 Landbouworganisaties in Zeeland en de
Direktie Bedrijfsontwikkeling in Zeeland worden dit jaar wederom 4
E.V.G.O.-kursussen georganiseerd.
a. in Walcheren voor de veehouderij
b. in Walcheren voor de akkerbouw
c. in Zuid-Beveland voor de fruitteelt
d. in Oost Zeeuws-Vlaanderen voor de akkerbouw
Deze kursus is bedoeld voor diegenen die reeds als zelfstandige een
onderneming drijven. Ook de echtgenote's zijn welkom. Van hen wordt
wel verwacht dat zij de ondergrond van ekonomische begrippen kennen.
Inhoud van de kursus
De inhoud van de kursus is vastge
steld op 10 halve dagen en zal prak
tijkgericht zijn.
3 x Bedrijfsekonomie; 3 x Fiskale
Boekhouding; 2 x Financiering; 1 x
Bedrijfsvormen en Samenwerking; 1
x Afzet en Kwaliteit.
Aantal deelnemers(sters)
De kursus gaat door bij minimaal 15
deelnemers. Er worden er niet meer
dan 25 toegelaten.
Opgave voor deelname
De opgave voor deelname dient te
geschieden vóór 1 november bij de
S.E.V.-er in uw gebied of bij de be-
drijfsvoorlichter in uw gebied.
De kosten
Deze bedragen 75 per deelnemer,
inbegrepen kursusmap, zaalhuur e.d.
Wanneer en waar wordt de kursus
gehouden?
De kursussen worden gehouden in
de periode van 5 december 1983 t/m
17 februari 1984 voor de veehouderij
en de akkerbouw in de namiddag.
Voor de fruitteelt is dit in de morgen
uren. De plaats en de dag waarop
de kursus wordt gehoude zal later
aan de deelnemers worden bekend
gemaakt. Op de eerste les zal de
kursusmap worden uitgereikt.
Bijblijven is noodzaak!
Het is 2 jaar geleden dat de kursus
werd gestart in Tholen. De toeloop
was zo groot dat er 2 moesten worden
gehouden. Vorig jaar waren er 4 kur
sussen in West Zeeuws-Vlaanderen,
Schouwen-Duiveland en Zuid-Beve-
lan Uit de evaluatie bleek dat de in
houd van de kursus zeer goed had
voldaan.
Dat is dan ook de reden dat wij menen
hiermee door te moeten gaan. In wat
voor bedrijf of zaak je ook werkt, bij
scholing is hard nodig. Natuurlijk is
de praktijk van groot belang, toch
zijn de verschillen in opbrengsten en
kosten tussen gelijksoortige bedrij
ven groot. Wellicht kunt u op de kur
sus veel opsteken waar u in de prak
tijk van uw dagelijks werk veel voor
deel mee kunt doen.
Daarom meldt u aan als kursist. Het
is nodig om bij te blijven.
J. Markusse
De regering heeft in 1981 en 1982
reeds een eenmalig uitkering ver
strekt aan loontrekkenden en uitke
ringsgerechtigden, die minder dan het
minimum-inkomen verdienden. Om
dat ook voor sommige zelfstandigen
de inkomenspositie zorgelijk is, is
voor 1982 een dergelijke regeling in
het leven geroepen voor zelfstandi
gen.
De regeling wordt uitgevoerd door
de STULM. Informatie en aan
vraagformulieren zijn verkrijgbaar
bij de Distriktbureauhouders, alwaar
ook de aanvragen kunnen worden
ingediend.
De hoogte van de uitkering is maxi
maal 450,- voor gehuwden of sa
menwonenden, 400,- voor onge-
huwden met een of meer kinderen en
300,- voor ongehuwden zonder
kinderen.
Zelfstandigen komen hiervoor eerst
in aanmerking als hun inkomen zich
bevindt onder of net iets boven het
zogenaamde minimumniveau.
Er wordt daarbij uitgegaan van het
zogenaamde onzuiver inkomen in
1982, verminderd met evt. alimenta
tieverplichtingen en ontvangen
huursubsidie.
Het minimumniveau voor gehuwden
ligt bijv. op 30.850,-, voor een al-
lèenstaande zonder kinderen (boven
35 jaar) 19.610,- of (onder 35 jaar)
20.272,-.
Voor alleenstaanden met kinderen
zijn de minimumniveaus 24.794,-
of 23.771,-.
Indien het inkomen boven-het mini
mumniveau ligt, neemt de bijdrage
af naarmate het inkomen hoger is.
Bij een inkomen van meer dan
640,- boven het minimumniveau is
er geen bijdrage meer mogelijk.
De uiterste inzenddatum is 29 fe
bruari 1984.
Als u er niet zeker van bent of u in
aanmerking komt, vraagt informatie
bij de STULM.
J. Markusse
Het agrarisch onderwijs heeft het de
laatste tijd binnen het totale onder
wijsveld goed gedaan. Ondanks een
terugloop van de agrarische beroeps
bevolking en een dalend aantal van
jeugdigen als geheel, vertoonde het
agrarisch onderwijs in alle geledingen
nog groei. Zo nam tussen 1977 en
1982 het aantal leerlingen van het la
ger agrarisch onderwijs toe van 27
duizend naar 30 duizend, van het
middelbaar agrarisch onderwijs van
10.500 naar 14.500; van het hoger
agrarisch onderwijs van 3.700 naar
4.800 en' van de Landbouw Hoge
school te Wageningen van 5.000 naar
6.000 studenten. Intussen zal in de
komende jaren de terugloop van het
aantal geboorten toch ook tot vermin
dering van het aantal leerlingen in het
agrarisch onderwijs leiden. Het eerst
bij het lager agrarisch onderwijs.
Daarnaast zal de toekomst van het
agrarisch onderwijs vooral bepaald
worden door de herstrukturering die
vanuit het ministerie van Onderwijs op
ons af komt. In de eerste plaats de
doorvoering van de middenschool ge
dachte volgens het recept Deetman.
Het zal onder meer het einde beteke
nen van het zelfstandig lager agrarisch
onderwijs, dat grotendeels (eerste drie
jaren) zal opgaan in een algemeen
voortgezette onderwijsfase. Daarna
zullen het vooral de middelbaar agra
rische onderwijscentra worden die als
vervolgopleiding na de middenschool
gaan funktioneren en de werkelijke
basisopleiding voor boer en tuinder
zullen gaan vormen.
Een deel van het lager agrarisch on
derwijs, inklusief de leerlingenstelsels,
zal hierin opgenomen dienen te wor
den.
Op het ministerie van landbouw denkt
men daarbij aan tussen de veertig en
de zestig centra voor agrarisch onder'
Naar ons is gebleken neemt het ge
bruik van vegetatie dodende middelen
direkt tegen of zelfs op de taluds van
openbare waterlopen weer hand over
hand toe, waardoor het gevaar be -
staat, dat de oevers door het ontbre
ken van elke vegetatie afkalven. In
een aantal gevallen is dit al oorzaak
geweest van schadegevallen.
Om verdere schade te voorkomen'
hebben wij moeten besluiten in het
vervolg streng op te treden tegen
eventuele overtreders van het be
paalde in artikel 15 sub b van het
reglement van politie op de water
kering en de waterbeheersing in
Zeeland, waarin is bepaald, dat het
spuiten binnen 0.30 m uit de insteek
van een waterloop met alle gewas
sen-dodende middelen is verboden.
Het dagelijks bestuur
van het Waterschap Walcheren
De laatste twee jaar is er op Walche
ren een kursus ruilverkaveling geor
ganiseerd. Dat is bij de deelnemers
goed bevallen. Daarom wil de
Z.L.M., bij voldoende belangstelling
en in samenwerking met de C.B.T.B.,
komende winter wederom een ruil-
verkavelingskursus organiseren.
Men krijgt uitleg over de procedure
en hoort pver de werkwijze van alle
instanties die met de ruilverkaveling
te maken hebben. Als er van de zijde
van de leden en/of vrouwen of de
jongeren belangstelling is voor deze
kursus kan men zich opgeven bij:
dhr. A. Langebeeke,
Sn. Hurgronjeweg 4
4352 SG Gapinge, tel.: 01189-1311
Met ingang van 1 januari 1984 zal
dr.ir. C. van Heemert benoemd wor
den tot konsulent in algemene dienst
voor de bijenteelt te Hilvarenbeek.
Hij volgt daarmee ir. J.J. Pettinga op
die gebruik maakt van de mogelijk
heid om vervroegd uit te treden.
14 oktober 1983
Minister Braks van landbouw en
visserij meent dat er thans geen aan
leiding is toetsingskriteria in te voe
ren voor de agrarische grondmarkt.
In een notitie aan de Tweede Kamer
zet hij uiteen, dat de recente prijs
ontwikkelingen op de grondmarkt
op zich niet voldoende aanleiding
vormen om nu al tot invoering van
een dergelijk mechanisme over te
gaan. Er doen zich volgens de be
windsman geen ontwrichtingsver
schijnselen op de agrarische grond
markt voor, die het noodzakelijk
maken om op korte termijn tot in
voering van de toetsingskriteria over
te gaan. In de notitie kondigt Braks
wijziging van de wet agrarisch
grondverkeer aan. De wijziging
houdt vereenvoudiging van de pro
cedureregels in, waardoor de prakti
sche hanteerbaarheid van de wet kan
worden vergroot.
De oudedagsreserve, ook wel aangeduid als Fiscale Oudedags Reserve
(F.O.R.), die ondernemers ten laste van hun onzuiver inkomen mogen
vormen, is geen oudedagsvoorziening maar een vorm van belastinguit
stel.
Dit belastinguitstel kan tweeërlei zijn n.l. voor de inkomstenbelasting
en voor het premie-inkomen waarover AOW/A WW etc. wordt gehe
ven.
Moet men weinig inkomstenbelasting betalen, dan zal men nog niet het
maximum aan premieheffing hebben betaald, zodat het totale uitstel
aan Inkomstenbelasting en premieheffing aardig kan oplopen.
Bij een hoog inkomen spreekt het bedrag van het uitstel voor zich.
Men kan niet onbeperkt doorgaan
met het vormen van de oudedagsre
serve. In de wet is vastgelegd dat de
ze niet hoger kan zijn dan de Fiscale
boekwaarde van het binnenlands
ondernemingsvermogen aan het
eind van het jaar verminderd met
Fiscale reserves.
Boven deze Fiscale boekwaarde mag
men dus niet uitkomen.
Vooral in gevallen waarin de ruimte
tussen de totaal gevormde oude
dagsreserve en de vorengenoemde
Fiscale boekwaarde niet groot meer
is, is het oppassen geblazen.
Indien nl. het ondernemingsvermo
gen lager wordt dan de oudedagsre
serve moet het verschil toegevoegd
worden aan het inkomen van het
betreffende jaar. Van de hoogte van
het inkomen zal afhangen hoeveel
over dit bedrag aan inkomstenbelas
ting en eventueel premiehefFing ver
schuldigd zal zijn. Het onderne-
mings- of ook wel bedrijfsvermogen
genoemd kan onder andere vermin
deren door onttrekking van gelden
aan het bedrijf voor doeleinden die
niets met het bedrijf te maken heb
ben.
Wij denken aan b.v. het bouwen van
een privé-woning of het kopen van
aandelen en obligaties op de effek-
tenbeurs. Of spaarrekeningen en de
positorekeningen hieronder vallen
kan men in zijn algemeenheid niet
stellen. Het hangt er van af wat men
met deze overtollige geldmiddelen
van plan is. Het kan zijn dat men nog
geen plannen heeft en dat deze gel
den dienen om tegenvallers in de
toekomst op te vangen, of dat zij
dienen voor vervangings- of uitbrei
dingsinvesteringen in de toekomst.
wijs in ons land. Van belang zal daar
bij zijn, dat het land- en tuinbouwbe-
drijfsleven zich voldoende in deze on
derwijscentra kan herkennen. Voor
onze organisatie betekent dat zeker
ook meer direkte betrokkenheid bij
instellingen van middelbaar agrarisch
onderwijs dan tot nu toe het geval is.
Voor het hoger agrarisch onderwijs
zal zeker in de toekomst de wisselwer
king tussen hogere agrarische scholen
en de Landbouw Hogeschool met
slechts een vierjarige doktoraal studie,
van groot belang zijn. Overigens wordt
het hoger onderwijs op dit moment
vooral gekonfronteerd met het streven
van de minister.van Onderwijs naar
grotere eenheden van minimaal zes
honderd leerlingen. Dit zou betekenen
dat de meest hogere agrarische scho
len (even als andere instellingen van
hoger onderwijs) gedwongen worden
tot fusies: Dat geldt ook voor de
KNLC-school in Dordrecht.
In dit kader heeft het hoofdbestuur
van het KNLC zich dan ook uitdruk
kelijk uitgesproken voor handhaving
van bestuurlijke verantwoordelijkheid
voor een instelling van hoger agra
risch onderwijs. Het zo scherp stellen
van een minimumgrens van zeshon
derd leerlingen is naar mijn mening
overigens volstrekt onverantwoord.
Onze gewestelijke organisaties heb
ben voorts belangrijke verantwoorde
lijkheden voor het landbouwhuishoud-
en nijverheidsonderwijs. De voorstel
len om de minimumgrenzen voor zelf
standige scholen belangrijk te vergro
ten, dreigen hier vooral de platte-
landsscholen te duperen. Ik vind dat
het ministerie van Onderwijs zeker
hier nogal onzorgvuldig te werk gaat.
Overigens vraag ik me toch af, de la
wine van nota's, voorstellen en dis-
kussiestukken overziende, of in het
kader van bezuinigingen en deregule
ring niet juist de centrale staf van het
ministerie van Onderwijs meer zou
moeten worden aangepakt in plaats
van het voortbestaan van scholen en
het werk van de daar aanwezige leer
krachten op het spel te zetten.
LUTEIJN
H et bestuur van het Landbouwschap
is op 5 oktober akkoord gegaan met
een andere grondslag voor het bere
kenen van de hefFingsbedragen. Bij
de nieuwe methode, die in 1984 en
1985 in twee gelijke fasen wordt in
gevoerd, wordt rekening gehouden
met de door het LandbouwTEkono-
misch Instituut berekende winstge
vendheid van de diverse produkten.
Tot nu toe werd uitgegaan van de
eveneens door het LEI berekende
gemiddelde kosten voor arbeid,
grond en kapitaal.
De nieuwe berekeningsmethode
leidt tot lichte verschuivingen in de
hefFingsbedragen per sektor. Akker
bouw en intensieve veehouderij gaan
iets minder betalen. Voor de vee
houderij is er praktisch geen verschil,
terwijl de tuinbouw, met name de
glastuinbouw, meer gaat betalen.
In deze gevallen is het redelijk deze
gelden tot het bedrijfsvermogen te
blijven rekenen.
De hoogte van het bedrijfsvermogen
is niet alleen van belang voor de ou
dedagsreserve, doch ook voor de
vermogensaftrek en de vrijstelling
voor de Vermogensbelasting.
Alvorens men geldmiddelen aan het
bedrijf onttrekt is het raadzaam
hierover overleg te plegen met Uw
accountant.
MJ. Robijn