Fosfaat en kali in het bouwplan
Loofvernietiging van
konsumptie-aardappelen
Fosfaat en kali zijn essentiële bestanddelen in het voedingsstoffenpak-
ket van de plant en zijn als zodanig onmisbaar. In een bouwplan met
fosfaat- en kalibehoeftige gewassen (zoals aardappelen) is de gemid
delde onttrekking al gauw 70 kg P2C>5en 150 kg K2O per ha per jaar.
De planten dienen bovendien gemakkelijk over de voedingsstoffen te
kunnen beschikken, daarom is een ruime, goed verdeelde voorraad
voedingsstoffen over de bouwvoor vereist.
Vooral voor fosfaat luistert één en ander nauw; fosfaat wordt in de
grond nauwelijks verplaatst. Wil de jonge plant er snel over kunnen
beschikken, dan moet het fosfaat op een plaats worden gedeponeerd,
die voor de kiemwortel gemakkelijk bereikbaar is en waar voldoende
vocht is voor een goede opname. Fosfaat dient daarom tijdig te worden
gestrooid en goed ingewerkt te worden.
Bij grondonderzoek wordt de voor-'
raad direkt voor de plant opneem
baar fosfaat tot bemonsteringsdiepte
bepaald en uitgedrukt in het Pw-ge-
tal. Eén eenheid Pw-getal komt
overeen met ca. 2,5 kg P205per ha
bij 25 c'm bemonsteringsdiepte. De
voorraad direkt voor de plant op
neembaar kalium wordt uitgedrukt
in het K-getal. Eén eenheid van het
K-getal komt overeen met ca 33 kg
K2O per ha bij 25 cm bemonste
ringsdiepte. Op lichte gronden is dit
wat minder en op zwaardere gron
den wat meer dan 33 kg K2O.
Bemestingstoestand en opbrengst
Uit het onderzoek blijkt, dat voor het
behalen van maximale opbrengsten
van fosfaat/kalibehoeftige gewas
sen, zoals o.a. konsumptie-aardap-
pelen en suikerbieten, een bepaalde
bemestingstoestand van de grond
gewenst is.
Voor fosfaat betekent dit, dat een
bodemvoorraad gewenst is overeen
komend met Pw-getal 31/45 (waar
dering "ruim voldoende").
Bij een lagere toestand dan Pw-getal
31/45 is men teveel afhankelijk van
het direkte effekt van de bemesting
Bijkomstige faktoren (te diep of te
ondiep inwerken, onregelmatige
verdeling) kunnen dan het effekt
onzeker maken.
Voor kalium is een bodemvoorraad
gewenst overeenkomend met mini
maal K-getal 18 (waardering "ruim
voldoende).
Bij de kalitoestand wordt gestreefd
om de gewenste toestand van "ruim
voldoende" in 4 jaar te bereiken.
Om alvast enig idee te hebben,
waarmee de huidige adviesgiften
moeten worden verhoogd, zijn in ta
bel 1 enkele vermenigvuldigingsfak-
toren opgenomen.
Een gelijknamige verdeling van de kunstmest is van het grootste belang
Tabel l Niveau (globaal) nieuwe fosfaat- en kalirichtlijnen
Waardering bemestingstoestand
Vermenigvuldigingsfaktor x
huidige richtlijn
"voldoende" en lager
"ruim voldoende"
"vrij hoog" en hoger
ca 1,7 a 1,8
ca 1,6
1
Opmerkingen
Algemeen
1. Voor het handhaven van de toe
stand "ruim voldoende" zal de
onttrekking aan fosfaat (ca. 70 kg
P205per jaar) en kali (ca. 150 kg
K2O per jaardoor de gewassen,
moeten worden gekompenseerd.
Dit betekent een verhoging van
het huidige advies met een faktor
van ca. 1.6.
Fosfaat
2. Op sterk ijzerhoudende gronden
(fixatie) zal het bereiken van de
bemestingstoestand "ruim vol
doende" niet goed mogelijk of te
kostbaar zijn.
3. Op sommige zeer kalkrijke jonge
zeekleigronden is het bereiken
van de bemestingstoestand "ruim
voltjoende" nog onzeker of zal in
De extra bemesting aan aardappelen
en bieten bij een "gedeelde bouw
planbemesting" geeft een grotere
oogstzekerheid van deze gewassen
zonder extra kosten. Tevens bespaart
men hiermee op arbeid.
Kalium
"Bouwplanbemesting" in de herfst
de kaliadviezen van de gewassen
in het bouwplan opgeteld) voor
konsumptie-aardappelen zal bij be
mestingstoestanden van "voldoen
de" en lager bij toepassing van de
nieuwe richtlijnen tot ongewenste
hoge giften aanleiding geven. Beter
is het om in deze gevallen te kiezen
voor een bemestingssysteem, waarbij
de voor minder kalibehoeftige ge
wassen als de granen bestemde kali
gift bij die voor kalibehoeftige ge
wassen als bijvoorbeeld aardappelen
op te tellen. Blauwgevoeligheid
wordt op deze wijze voldoende be
perkt.
Op grond waar knolbeschadiging
duidelijk een probleem vormt, op
matig kalifixerende grond en op zeer
lichte zavelgronden (12-18% afslib-
Konsulentschappcn voor de Akker
bouw en de Rundveehouderij in
Zuidwest Nederland
Serie Aardappelen nr. 20
bare delen) kan een deel van de kali
(maximaal 200 kg K2O) in het voor
jaar worden gegeven. Mede gelet op
het feit van de eveneens nog toe te
dienen stikstofgift, dient voorkomen
te worden dat teveel zout (stikstof
kali) vlak voor het poten wordt toe
gediend i.v.m. zoutschade.
Samenvatting
- Voor fosfaat- en kalibehoeftige
gewassen is een "RUIM VOL
DOENDE" bemestingstoestand
van de grond vereist om maximale
opbrengsten te kunnen behalen.
Het bereiken en handhaven van
deze gewenste bemestingstoe
stand is in het algemeen mogelijk
en rendabel.
- In 1984 zullen nieuwe richtlijnen
verschijnen en worden afgedrukt
op nieuwe grondonderzoeksfor
mulieren, waarmee realisatie van
één en ander mogelijk wordt.
In dit artikel is d.m.v. vermenig-
vuldigingsfaktoren globaal aan
gegeven in hoeverre het huidige
advies zal veranderen.
- Bij bemestingstoestanden van
"voldoende" en lager zal volgens
de nieuwe bemestingsrichtlijnen
kalibouwplanbemesting tot onge
wenst hoge adviesgiften aanlei
ding geven. Een gedeelde bouw
planbemesting voor zowel fosfaat
als kali zal hier de aangewezen
methode zijn. Met een gedeelde
kalibouwplanbemesting wordt
bovendien de blauwgevoeligheid
van konsumptie-aardappelen vol
doende beperkt.
J.J. Kroon
Er zijn een aantal redenen waarom het gewenst is het loof van aardap
pelen te vernietigen. Bij de konsumptie-aardappelen gaat het vooral om
een goede afharding van de schil te krijgen en om de oogstwerkzaam-
heden te vereenvoudigen. Bovendien wordt de aantasting en de even
tuele uitbreiding van de aardappelziekte (Phytophthora infestans)
tegengegaan.
Nieuwe richtlijnen voor fosfaat en
kali
De vraag, die uit het voorgaande di
rekt opkomt is: Is het rendabel om
het gewenste niveau te bereiken door
de bodem extra te bemesten?
De nu beschikbare proefveldresulta
ten wijzen uit. dat het bereiken en
handhaven van het gewenste fos
faat/kaliniveau (beméstingstoestand
"RUIM VOLDOENDE") mogelijk
en rendabel is. tenzij het bouwland
binnen ca. 10 jaar aan de landbouw
zal worden onttrokken.
Verwacht wordt, dat de nieuwe be
mestingsrichtlijnen, waarmee één en
ander realiseerbaar is. in de loop van
1984 kunnen worden afgedrukt op
nieuwe grondonderzoeksformulie
ren.
Nieuwe grondonderzoeksformulie
ren. die aanmerkelijk overzichte
lijker zullen zijn dan de huidige.
Met de nieuwe richtlijnen wordt
beoogd óm de bodemvoorraad fos
faat jaarlijks met 2,5 eenheden Pw te
laten stijgen, tot de toestand "ruim
voldoende" bereikt is.
12 augustus
elk geval wat minder snel bereikt
kunnen worden.
Kali
4. De vermenigvuldigingsfaktoren
gelden niet voor de "aardappel
bemesting ter beperking van
blauwgevoeligheid" (tussen
haakjes geplaatste getallen op
grondonderzoekformulier)
5. Op licht tot matig kalifixerende
zeekleigronden zal het met de
nieuwe bemestingsrichtlijnen en
kele jaren extra vergen voordat
de toestand "ruim voldoende"
bereikt wordt.
Bouwplanbemesting
Fosfaat
Omdat granen, vooral als het voor
gaande gewas ruim is bemest, veelal
nauwelijks reageren op een fosfaat
bemesting, zal veelal zonder veel ri-
siko de bemesting voor deze gewas
sen achterwege kunnen worden ge
laten. mits de bemestingstoestand
van de grond niet "laag" en "zeer
laag" is. Men rtoemt dit wel een "ge
deelde bouwplanbemesting".
Methode van loofvernietiging
Er zijn een drietal methoden om het
loof te vernietigen:
1looftrekken
2. loofklappen
3. doodspuiten
'Voor de konsumptieteelt komt alleen
het doodspuiten, dikwijls gevolgd
door loofklappen, in aanmerking.
Looftrekken en het loofklappen
zonder spuiten is te afhankelijk van
het weer. Bij nattere omstandighe
den (herfst!) bestaat een grote kans
op struktuurbederf en slechter oogst-
resultaat.
Tijdstip van doodspuiten
Het doodspuiten wordt meestal zo
lang mogelijk uitgesteld, om een zo
hoog mogelijke opbrengst te verkrij
gen. Dit uitstellen zal in 1983 zeker
niet minder zijn. De aardappelen
moeten echter nog wel een keer ge
oogst worden en liefst onder goede
omstandigheden. Daarom ook: wie
het onderste uit de kan wil hebben,
krijgt dikwijls het deksel op zijn neus.
Voor een goede afharding van. de
schil moet minstens 10 dagen voor de
oogst gespoten worden.
Wanneer er aardappelziekte (Phy
tophthora infestans) aanwezig is,
moet er tot doodspuiten worden
overgegaan als 20% van de planten is
aangetast. Dit geldt ook al betreft het
slechts enkele blaadjes per plant.
T oepassingsprincipes
De resultaten van de bespuitingen
zijn sterk afhankelijk van ras, weers
omstandigheden en hoeveelheid
spuitvloeistof. Bintje is gemakke
lijker dood te spuiten dan Eigenhei
mer, terwijl Alpha de meeste pro
blemen geeft.
Voor de meeste middelen is een hoge
relatieve luchtvochtigheid gewenst.
Bij aanhoudend droog en zonnig
weer moet 's avonds gespoten wor
den. Middelen op basis van diquat
(Reglone, Agrichem, diquat) daar
entegen geven de beste resultaten en
de snelste doding als er gespoten
wordt bij een lage luchtvochtigheid
op een droog gewas en tijdens zonnig
weer.
Dit betekent dus over het algemeen
midden op de dag. Bij aanhoudend
droog en zonnig weer verdienen de
middelen op basis van diquat geen
aanbeveling. Het spuiten bij mist,
lichte regen of zware dauw wordt in
alle gevallen ontraden omdat dan de
doding onvoldoende is.
De gewenste hoeveelheid spuitvloei
stof hangt samen met de hoeveelheid
loof. Voor een goede werking is 800 -
1000 liter water per ha nodig.
Naveleindrot
Vrijwel ieder jaar zijn er.partijen met
verschijnselen van naveleindrot. Dit
is een verkleuring van de vaatbun-
dels aan het naveleinde van de knol
len. Het is een gevolg van een te
snelle afsterving van het looi' na het
doodspuiten. Naveleindrot treedt
vooral op wanneer het gewas wordt
doodgespoten na een langdurige
droogteperiode en als het kort na de
bespuiting gaat regenen. Naarmate
het gewas eerder last heeft van
droogte, zal dit verschijnsel eerder
optreden; In dat geval dient gewacht
te worden met doodspuiten totdat de
grond na regen weer goed vochtig is.
Het beregenen van aardappelen
15 mm) voor de bespuiting zal de
risiko's sterk verminderen.
Wanneer het doodspuiten geen uit
stel duldt, is het gewenst een eerste
bespuiting uit te voeren met een lage
dosering doodspuitmiddel en een
tweede bespuiting met een normale
dosering.
Middelen
DNOC en dinoseb bevattende mid
delen zijn zeer giftig, vooral bij ho
gere temperaturen. Het gewas kleurt
geel en geeft een snelle doding van
het loof. Middelen op basis van di
quat zijn minder giftig, kleuren en
stinken niet en geven een snelle
loofdoding.
Metoxuron bevattend middel Puri-
vel) is weinig gevaarlijk voor de toe
passer. Na ongeveer 2 a 3 weken is
het loof pas goed dood. Het middel
heeft geen effekt op de aardappel
ziekte Phytophthora infestans.
Daarom moet het alleen worden
toegepast op een gewas dat vrij is van
deze ziekte, gelijktijdig met de laatste
bespuiting tegen deze ziekte. Wan
neer er nog in hetzelfde jaar een an
der gewas wordt ingezaaid, moet er
rekenipg mee worden gehouden dat
het middel nog enige tijd in de grond
aanwezig blijft.
Namens de Konsulentschappen in
Zuidwest Nederland,
de gewasbeschermingsspecialist
ing. L. Zwemer