In tegenstelling tot andere uienproducerende landen, die als regel maar
een gering gedeelte van de produktie exporteren, moeten van de in ons
land geteelde uien ongeveer 80% worden uitgevoerd. Om een goede
afzetspreiding te verkrijgen moet het grootste deel van de uien tijdelijk
worden opgeslagen, waarbij de kwaliteit zo goed mogelijk behouden
moet worden. Kwaliteitsbehoud tijdens de bewaring is mogelijk door
alleen die produkten te bewaren die een optimale bewaarkwaliteit be
zitten. Tijdens de bewaring moeten verliezen aan kwaliteit en gewicht
zo klein mogelijk blijven. Hoe langer de uien bewaard worden hoe
zwaarder de eisen zijn die aan de kwaliteit gesteld worden.
Onder het begrip KWALITEIT vallen huidvastheid, kleur, hardheid en
gaafheid van het produkt.
Ons rassensortiment biedt, door de veredelingsinspanningen, voldoen
de mogelijkheden om een keuze te maken uit rassen die uien van een
goedé kwaliteit kunnen produceren.
Nieuwe kwaliteitseisen
Met ingang van het komende pro-
duktiejaar zullen de kwaliteitseisen
ten aanzien van de verwering wor
den aangescherpt. De nieuwe norm
voor klasse II zal tussen de huidige
klasse II en klasse II NL liggen. De
klasse II NL norm schuift daardoor
wat op en komt te liggen tussen de
huidige klasse II NL en klasse I.
Bovendien heeft het Produktschap
Groenten en Fruit besloten met in
gang van juli 1984 alléén export toe
te staan van klasse 1 uien naar be-,
stemmingen buiten Europa.
Kleurverlies (verwering)
Kleurverliezen treden vooral op
wanneer tijdens de oogst het
weer slecht is. Onder dergelijke
weersomstandigheden zullen vooral,
tijdens een velddroogperiode, de
buitenste droge vliezen van de uien
gemakkelijk verweren.
Om dit te voorkomen is een oogst-
methode zonder velddroging nood
zakelijk. Tijdens de bewaring kan
echter, ten gevolge van broei, ook
kleurverlies optreden. Dit kan voor
komen worden door een goede ven
tilatie toe te passen.
van de uien kunnen dan echter in
wendig nog niet voldoende droog
zijn. Een nadroging met buitenlucht
kan daarom noodzakelijk zijn. Hier
bij dient naar een verlaging van de
temperatuur in de partij te worden
gestreefd.
In deze periode zal daarom veel ge
ventileerd moeten worden. Om echter
de uien met buitenlucht te kunnen
drogen en koelen moet steeds worden
geventileerd met buitenlucht die
kouder is dan de temperatuur in het
produkt. Wel dient in acht genomen
te worden dat wanneer de buiten
lucht niet geschikt is om te gebruiken
De kwaliteitseisen worden weer aangescherpt
Oogsten
Om kleurverlies te voorkomen dient
de "velddroogperiode" van uien zo
veel mogelijk achterwege te blijven.
Dit is mogelijk door rooien/oprapen,
in één werkgang, of in twee werk-
gangen vlak na elkaar toe te passen.
Als voorwaarden voor deze oogst-
methode gelden:
- een regelmatige standdichtheid
van het gewas, waardoor een ge
lijkmatige afrijping wordt ver
kregen.
- er mogen slechts weinig dikhal
zen voorkomen.
- de uien moeten volgens het zgn.
rijpadensysteem zijn gezaaid.
- vlak voor het rooien moet het
gestreken loof worden verwijderd
door loofmaaien of -klappen tot
ongeveer 10 a 12 cm boven de
bol.
- het aanwezig zijn van een goed
uitgeruste bewaarplaats met ven
tilatoren en kachels van voldoen
de kapaciteit.
Beschadigingen tijdens de oogst en
het transport moeten zoveel mogelijk
worden voorkomen. Het is van be
lang dat:
- de rooi-elementen of beitels goed
zijn afgesteld.
- de zeefkettingen steeds vol met
uien liggen (dit kan door de ket
tingsnelheid en de rijsnelheid op
elkaar aan te passen).
- de loofrollen met de transpor
trichting meedraaien.
- de valhoogten beperkt blijven tot
50 cm (zo mogelijk valbrekers
gebruiken).
- de machines zoveel mogelijk
bekleedt zijn met beschermings
materiaal.
10
Vullen van de bewaarplaats
Het is van belang om ook tijdens het
vullen de valhoogten te beperken
(maximaal 50 cm), bovendien moet
de stortbak niet steeds leeggedraaid
worden. De snelheid van de trans
portbanden mag niet meer dan 50
m/minuut bedragen. Het is van
groot belang dat het produkt gelijk
matig wordt verdeeld. Dit kan door
de boxenvuller steeds in beweging te
houden. Stortkegels kunnen op deze
manier voorkomen worden zodat
daardoor geen ventilatieproblemen
kunnen ontstaan.
De meest gewenste storthoogte is
4 m. Na het bezakken van het pro
dukt zal er dan 3.5 m overblijven.
Voor een goede luchtverdeling dient
de storthoogte in de bewaarplaats
overal even hoog te zijn.
Drogen
Om tijdens de bewaring de uien in
een goede konditie te houden moe
ten ze na de oogst zo snel mogelijk
worden gedroogd. In een produkt
dat direkt na het rooien wordt opge
slagen komt vooral in de wortels en
halzen veel vocht voor, dat zo snel
mogelijk moet worden verwijderd.
Dit is alleen mogelijk door direkt,
nadat het produkt is opgeslagen, met
voorverwarmde buitenlucht te ven
tileren. Daarvoor zijn ventilatoren en
luchtverhitters noodzakelijk. Om een
snelle droging van het produkt te
verkrijgen is een konstante tempera
tuur van de inblaaslucht van 25
graden C noodzakelijk. Hogere tem
peraturen veroorzaken kale uien en
een te lage temperatuur resulteert in
een te langzame droging. Met het
inblazen van verwarmde lucht moet
worden geëindigd zodra de tempe
ratuur van de uitgaande lucht gelijk
is aan de temperatuur van de in
blaaslucht. Het produkt zal dan uit
wendig goed droog aanvoelen. De
halzen van de uien kunnen dan ech
ter inwendig nog niet voldoende
goed droog aanvoelen. De halzen
doordat de temperatuur te hoog is,
overgegaan moet worden op tijdelijk
intern ventileren. Van een volledig,
droog produkt zal dan pas sprake
zijn wanneer de halzen van de uien
door wrijving tussen duim en wijs
vinger niet meer rollen.
Benodigde kapaciteiten
Dè ventilator dient een kapaciteit te
hebben van 150 m3 lucht/m3
uien'uur bij een tegendruk van 300
Pa. De kapaciteit van de luchtver-
hitter kan op de volgende manier
berekend worden
Met het oog op eventuele warmte
verliezen is het raadzaam een warm
tebron te kiezen die 10% meer
warmte kan leveren. Bij de gemaakte
berekening zal de benodigde kapa
citeit dus ruim 200.000 Kj moeten
bedragen.
Bewaren
Na de droogperiode dient gedurende
de daaropvolgende bewaarperiode
regelmatig te worden geventileerd
om het produkt in goede konditie te
houden. Voorkomen moet worden
dat de uien vochtig worden, waar
door kleurverliezen optreden. Er
dient alleen geventileerd te worden
met buitenlucht wanneer de tempe
ratuur hiervan lager is dan de tem
peratuur van het produkt. Wanneer
niet aan deze voorwaarde kan wor
den voldaan dient minimaal 3 maal
per week gedurende 4 uren intern te
worden geventileerd.
Onder alle omstandigheden dient het
produkt droog te blijven. Regelmati
ge kontrole is daarom noodzakelijk.
Regelapparatuur
Luchtverhitter
Om te voorkomen dat de lucht teveel
wordt opgewarmd moet de verwar
mingsbron voorzien zijn van een
oververhittingsthermostaat. De voe
ler van deze thermostaat dient achter
of onder de ventilator in het lucht-
kanaal te worden geplaatst. Door
deze thermostaat af te stellen op de
gewenste maximum temperatuur
van 25 graden C zal de temperatuur
hier niet boven komen. De ventilator
en dc luchtverhitter moeten gekop
peld worden zodat bij het eventueel
uitvallen van de ventilator de lucht
verhitter zichzelf ook uitschakeld ter
voorkoming van brand. Dit is moge
lijk indien de stroomtoevoer van de
luchtverhitter via de thermische be
veiliging van de ventilator loopt.
Het verdient aanbeveling om bij het
opstellen van een luchtverhitter
vooral kontakt op te nemen met Uw
verzekeringsmaatschappij.
Ventilatoren
Voor de bediening van de ventilato
ren kan men kiezen uit:
totale luchthoe-
veelheid per uur
aantal graden
opwarmen
1 m3
1° C
lucht
opwarmen
benodigde aantal
Kj/uur
100 x 15Q m3
15.000 m3
X
O
O
1
25 Kj
187.500 Kj
In het voorbeeld is uitgegaan van een
partij van 55 ton 100 m3 pro
dukt) en een buitentemperatuur van
15 graden C; voor het opwarmen van
1 m3 lucht is 1.25 Kj per 1 graden C
nodig.
bediening met een minimum en
maximum thermostaat
bediening met een differentiaal
en een minimumthermostaat,
bediening door middel van een
komputer.
Rooien en oprapen in één werkgang voorkomt kleurverlies
Meting van temperaturen
Voor een goede kontrole van de
ventilatie is het beslist noodzakelijk
dat de temperaturen op verschillen
de plaatsen in het produkt afgelezen
kunnen worden. Het is goed moge
lijk hiervoor de zgn. steekthermo-
meter te gebruiken. Gemakkelijker
is het om gebruik te maken van
elektronische temperatuurmeetin-
strumenten. De voelers hiervan wor
den tijdens het vullen van de be
waarplaats in het produkt gelegd en
verbonden met het centraal opge
stelde meetinstrument.
Bij iedere bewaarplaats moet naast
de binnentemperatuur ook de bui
tentemperatuur afgelezen kunnen
worden met goede geijkte thermo
meters.
Voor een uitgebreide informatie over
de verschillende technische moge
lijkheden van ventilatoren, regel
apparatuur, luchtverhitter, enz. kunt
U kontakt opnemen met de voor
lichtingsdienst of met de leverancier
van de apparatuur.
Toepassing anti-spruitmiddelen
Indien uien worden bewaard kan
reeds tijdens of kort na de bewaring
gemakkelijk spruitvorming optre
den. Afhankelijk van het tijdstip van
oogsten begint de spruitvorming in
januari/februari. Als van te voren
niet bekend is wanneer de afzet van
het produkt zal plaatsvinden is het
noodzakelijk te allen tijde een anti-
spruitmiddel toe te passen. Boven
dien heeft het Produktschap voor
Groenten en Fruit een nieuwe ver
ordening, voor de mate van sprui
ting in de bol, uitgevaardigd, die
strenger is dan de huidige maatregel.
Als antwoord hierop zal de uienpro-
ducent nog meer z'n best moeten
doen om z'n produkt spruitvrij te
houden.
Het meest geschikte middel hiervoor
is maleïne hydrazide (MH 30) dat
door verschillende Firma's onder di
verse namen wordt geleverd. Het
middel dient te worden verspoten in
minimaal 500 1 water per ha. Voor
een goed resultaat dient het na te
toepassing minstens 10 uren droog te
blijven.
Het effekt van de werking kan ver
stevigd worden door aan de spuit-
vloeistof een uitvloeier toe te voegen.
Kernpunt bij de toepassing is dat het
middel tijdens de groei moet worden
aangewend op nog groen en vitaal
loof, omdat de maleïne hydrazide via
het blad moet worden opgenomen.
Om die reden is het beste tijdstip van
spuiten aangebroken zodra in een
bollend gewas de éérste verschijnse
len van strijken voorkomen.
Wanneer te laat wordt gespoten zal
een gedeelte van het loof reeds zover
zijn afgestorven dat de opname van
het middel onvoldoende is. Spuiten
echter in een te vroeg stadium, als de
bolvorming nog onvoldoende gevor
derd is, is evenmin aan te raden om
dat de kans op het optreden van
zachte bollen dan groot is.
Op gewassen waarin een ernstige
aantasting door bladvlekkenziekte
optreedt, alsmede op onregelmatig
afrijpende gewassen en op percelen
met veel dikhalzen valt de werking
eveneens tegen.
Wanneer de omstandigheden van
het gewas aanleiding geven tot het
veronderstellen dat geen optimale
werking van de bespuiting uitgaat,
wordt geadviseerd deze achterwege
te laten. Het tijdstip van afzet zal
dan, aangepast aan deze omstandig
heid, plaats moeten vinden.
Proeven hebben aangetoond dat het
gebruik van een vliegtuig voor deze
bespuiting slechte resultaten geeft.
Daarom wordt geadviseerd gebruik
te maken van een landmachine.
5 augustus 1983