vervolg voorpagina
rede oud-voorzitter ir. Geuze.
In kader
De watersnoodramp
Oorlog en bevrijding
De Mansholt doctrine
Sterk
Gift orgel past in bredere doelstelling
Z.L.M.
Radio-uitzending ZLM-concert
De meeste van die mensen zijn er
niet meer. Ik heb ze gekend - ik was
door het toeval, namelijk dat er na
oorlog en bevrijding gebrek aan
kader was. nu eenmaal een jonge
voorzitter geworden - ik heb al die
mensen, die vaak een generatie ou
der waren, meegemaakt, heb met ze
vergaderd en gewerkt, gegeten en
gedronken, ik ben bij ze thuis ge
weest. heb ze leren kennen in hun
gezin, hun werk. hun gevoelens, hun
belangstelling, hun zorgen en in het
bijzonder hun inzet voor méér dan
hun bedrijf alleen, hun inzet voor de
gemeenschappelijke zaak, een zaak
die we na de oorlog de weidse en
eigenlijk wat romantische naam
plachten te geven "de verheffing van
het platteland".
Laten we die kwart eeuw nu eerst
eens in een groter kader zetten. Een
stukje van Nederland, het zuidwes
ten en daarvan nog alleen een be
paald gerichte beroepssektor en die
groep weer in het verband van zijn
standsorganisatie, daarover gaat het
in de kroniek, te beginnen derhalve
met de wederopbouw vanaf de be
vrijding.
Om welke jaren ging het? Men dient
zich te realiseren dat het grotere
kader enorm geschakeerd is en dat
die kleine groep niet in afzonderlijk
en geïsoleerd aan schadeherstel en
wederopbouw is begonnen om ver
volgens weer 25 jaar agrarische pro-
dukten voort te brengen, maar dat
men te maken kreeg met alle zetten
op het politieke wereldschaakbord
en de gevolgen daarvan. Dat men
ook moest leven met en onder de
druk van een koude oorlog en een
Marshallplan, een Suez-krisis, een
Korea-oorlog, destalinisatie en een
Kroetsjev die met zijn schoen op de
lessenaar van de V.N. timmerde, het
neerslaan van de opstand in Honga
rije in 1954 en dito in Tschjecho-
Slowakije in 1968. En realiseren we
ons ook dat die bevrijding begint met
Hirosjima, met de bom, dat we in die
25 eerste jaren in het algemeen een
andere diskussie daarover onder
hielden, dan thans het geval zal zijn.
De aktualiteiten en vooral de priori
teiten van toen lagen veelal heel an
ders dan die van nu. Wij liepen in die
jaren nog niet zo met de milieupro
blematiek op onze rug: jarenlang
heb ik gepleit voor een wet op de
waterverontreiniging maar de mees
ters in de rechten en doktorandus-
sen, overwegend mijn kollega's des
tijds in de Eerste Kamer, lieten je
praten. Dat men je laat praten is,
tussen twee haakjes, wel een demo-
kratisch goed. En we hadden andere
akties dan tegenwoordig, ik noem die
over de Westerscheldeveren (Col-
sen). Ik denk trouwens dat ik met het
punt "veren" een van de beste pun
ten bij de kop heb om het veranderde
Zeeland te illustreren. Korteweg
noemt ze op, de veren die in 1946 nog
funktioneerden.
Van die 11 zijn er dus nog 3 over. We
gaan nog even verder met het veran
derde geografische beeld: 1949 de
Quarlespolder, 1952 de Braakman,
de Oosterscheldebrug, het Schelde-
Rijnkanaal dat nog West-Brabant in
tweeën destijds dreigde te splitsen,
de Biesboschwaterleidingbekkens,
alle rondwegen rond dorps- en
stadskernen, de strijd om de silo-
bouw - was het niet in Zierikzee dat
we voor het eerst het woord hori
zonvervuiling tegenkwamen.
Trouwens een hele boel woorden van
nu kenden we niet of nog nauwelijks.
Landinrichting was nog niet ver
schenen, het groene front van toen
was wat anders dan het groene front
van nu; daarentegen is een begrip als
nozem alweer van de baan. Opgaan,
blinken en verzinken, blijkt ook voor
de eigentijdse woordenschat te gel
den.
Het jaar 1953, schrijft Korteweg, zal
in de geschiedenis en in het geheu
gen van veel van de leden van de
Z.L.M. en de N.Br. Mij van Land
bouw geboekstaafd blijven als het
jaar van de watersnoodramp.
Een ramp die in de nacht van 31 ja
nuari op 1 februari Zuidwest-Neder
land overviel, die meer dan 1800
mensenlevens kostte, een oppervlak
te van meer dan 133.000 ha kuituur-
grond overstroomde en daarnaast
zeer veel materiële schade aan ge
bouwen, vee en inventaris aanricht
te. Ziehier de nuchtere en harde
weergave van de feiten in 1953 door
de kroniekschrijver.
Ik gebruikte voor dit citaat de tekst
van het Nrd.Br. gedeelte. In het
Zeeuwse gedeelte gewaagt hij van de
grote en ingrijpende veranderingen
die de ramp teweeg bracht in het
leven van de zeer velen die door het
water werden overrompeld. Alleen
op Schouwen-Duiveland kwamen
525 mensen om. In beide provincies
kwam ongeveer 40.000 ha land onder
water te staan. Ook in Noord-Bra
bant ging het, in tegenstelling met
wat misschien de meesten menen,
om water met een hoog zoutgehalte.
Duizenden gezinnen verloren hun
huisraad, duizenden boeren hun
paarden, vee en werktuigeninventa
ris.
Enkele getallen slechts. In Zuidwest
Nederland waren 3820 woningen to
taal verwoest en 3960 zwaar bescha
digd, resp. 460 boerderijen totaal
verwoest en 1020 zwaar beschadigd.
Van die boerderijen lag driekwart
in Zeeland.
Het valt me altijd weer op dat, wan
neer ik in gesprek met toeristen in
Zeeland kom - en ik bedoel dan niet
Duitsers van mijn leeftijd maar ge
woon Nederlanders van elders, ze
meestal geen idee hebben, van de
omvang van de schade, waarmee het
zuidwesten na de bevrijding te kam
pen had. Ze weten soms iets lokaals,
maar ze hebben er b.v. geen idee van
dat Oostburg of Schoondijke in puin
lagen of hoe het met Sluis, Aarden
burg en Breskens gesteld is geweest,
dat er 725 boerderijen in de provin
cie Zeeland verwoest of zwaar be
schadigd waren, dat 'Z? van de kul-
tuurgrond, n.l. 25.810 ha bouwland
en 16.410 ha grasland door zout wa
ter bedorven waren, dat het decem
ber 1945 was eer het deel van Wal
cheren ten westen van het kanaal
droog viel, dat de polder Kruiningen
tweemaal onder water kwam, dat
4200 ha onbruikbaar ingenomen
waren door vliegvelden, mijnenvel
den, bunkers, tankgrachten, dat tal
van akkers overwoekerd waren door
onkruid, zodat de opbrengsten in
1945 gemiddeld niet hoger waren
dan 2020 kg voor tarwe, 13.800 kg
voor aardappelen en 26.800 kg voor
suikerbieten.
Over schade aan inventaris en vee
stapel is dan nog niet gesproken, laat
staan over het verlies aan mensenle
vens.
Minister Mansholt was tussen '46 en
'57 vijfmaal op algemene vergade
ringen van de Z.L.M. wezen spreken,
daarbij ook nog in Brabant. De boe
ren hadden dus wel gelegenheid ge
had te ontdekken wat voor man hij
was. Men wist dat hij een machtig
man was geworden in Brussel. En
toen opeens manifesteerde hij zich
als een groot profeet.
Hij voorspelde het einde van het ge
zinsbedrijf en voorspelde dat de toe
komst zou zijn aan zeer grote bedrij
ven. De kengetallen waren, als ik mij
goed herinner, veebedrijven met 400
koeien (5-man bedrijven) en akker
bouwbedrijven van 500 a 1000 ha,
althans als produktie-eenheden. Ik
heb toen in het Z.L.M.-blad van
5/3/1966 gereageerd onder de titel:
"Mansholt's klap op de vuurpijl. Dit
bestek is niet geschikt om uitvoerig
op die destijds enorm veel sensatie
verwekkende knal in te gaan. "Mag
ik toch twee zinnen uit mijn eigen
artikel van toen citeren: eerst "Het
zal naar mijn opvatting echter, zeker
in een land als Nederland, niet alleen
om vergrotingen gaan, maar ook om
wat men belieft te noemen diversifi-
katie en specialisatie". En even ver
der: "Tenslotte dacht ik dat dr.
Mansholt de bereidheid tot werken,
zelfs in een anders geaarde maat
schappij van de agrariër in zijn zelf-
standigheidsstreven onderschat.
Toehoorders, daar ligt nog onze
kracht. En al signaleer ik daarna, dat
er grenzen zijn en moeten zijn en al is
vandaag ons kostenpeil een groot
vraagstuk, dr. Mansholt is geen Jules
Verne gebleken. En het leven was
weer eens sterker dan de leer.
Ik denk dat de Z.L.M. als organisatie
vandaag een sterke klub is, misschien
sterker dan ooit tevoren.
Terwijl in het algemeen het organi
satieleven ledenverlies kent - zie de
vakbonden-blijft de Mij. sterk. Doch
op de europese kaart vertegenwoor
digt men slechts een kleine regio. En
moge de afstand tot Brussel in km
klein zijn, de procedurele afstand tot
het laatste beslissend kader is groot.
Dit leidt gemakkelijk tot het zelf ook
nemen van distantie tot datgene wat
zich ver weg lijkt af te spelen. Ik
dacht dat een levende agrarische or
ganisatie toch onder alle omstandig
heden, verweg of dichtbij, gehouden
is aktief te blijven medewerken en
meedenken over de ontwikkelingen
die nodig zijn en niet moet schromen
eigen initiatieven gemotiveerd on
derbouwd, zo breed mogelijk ter dis
kussie te stellen en uit te dragen.
Men zal niet mogen volstaan met het
kommentariëren van "Was die
Schweden jetzt wieder machen", in
tegendeel men zal, als een horzel zijn
eitjes zijn vruchtbare plannen bij
overheid en publieke mening moe
ten deponeren. Alléén kommentaar
leidt tot steriliteit. Kommentaar
moet rollen, net als geld, verder rol
len en dan kan er ook effekt komen.
Men zal m.i. vooral ook met de eigen
agrarische jongeren een permanente
diskussie moeten aangaan, veel meer
en grondiger dan de tijd die daarvoor
in het verleden uitgetrokken is. Het
punt dat de jongeren vooral ook zich
sterk blijven maken voor het behoud
van het agrarisch karakter van een
bevolkt platteland, verdient steun,
hoe moeilijk het met de huidige
tegenstroom van de bezuinigingen
ook uitvoerbaar lijkt. En al is men
het op delen niet eens, men blijve
elkander zoeken.
Op een wereldwijd vlak zal het te
rugvinden van een opgaande ekono-
mische groei voort moeten komen uit
een betere koördinatie t.a.v. de eko-
nomische doelstellingen, primair
door de regeringen van de leidende
landen. Nog toenemend internatio
naal overleg zal financiële afgronden
moeten slechten en monetair ver
trouwen weer versterken, een en an
der zich noodzakelijk uitstrekkend
tot de derde-landen politiek, w£ar
Nederland als gidsland althans iets
presteert.
Van de dichter Eliot stamt de uit
drukking: "the presence of the past'',
het tegenwoordig zijn van het verle
den. Korteweg's kroniek biedt daar
toe hem of haar die van de inhoud
bewust kennis neemt op vrijwel iedere
bladzijde gelegenheid. De kronikeur,
noch de begeleidingskommissie, heb
ben de pretentie, dat er nergens een
losse steek gevallen is, maar zij zijn
evenzeer ervan overtuigd, dat menig
herinneringslampje aan zal flitsen.
En aan het einde van het verhaal is de
fusie tussen de twee Landbouwmijen
dan meer dan een herinneringslamp,
alleen het was een daad, een goede
daad. En van goede daden hebben we
geleerd, mag de wereld blijven be
staan.
24 juni 1983
De minister bekijkt de hem zojuist uitgereikte ZLM-Kroniek vol aandacht.
Rechts van hem mevrouw Doeleman.
12
Bij de aanbieding van de gift voor het orgel, woensdagavond 22 juni j.l. in
de Grote Kerk te Goes, wees Z.L.M.-voorzitter A.J.G. Doeleman o.m. op
de ruime doelstelling van deze landbouwmaatschappij die naast de be
langenbehartiging van de landbouw ook de algemene sociale en Kulturele
belangen omvat van hen die daarin of in een aanverwant bedrijf werk
zaam zijn, "breder bezig zijn op maatschappelijk en kultureel gebied".
Hij zei zich gelukkig te prijzen, een belangrijke bijdrage te hebben
kunnen leveren aan een uitbreiding met twee registers van het orgel in de
Grote Kerk. (We komen de volgende week uitvoeriger terug op deze
feestelijke gebeurtenis).
Op donderdag 30 juni zal door de NCR V in het programma Muziek in
vrije tijd", van 19.00-20.00 uur een uitzending worden verzorgd van het
concert dat op 22 juni j.l. plaats vond in de Grote Kerk te Goes, georga
niseerd door de ZLM waaraan meewerkten het Zeeuws Orkest o.l.v.
Louis Stotijn en de organist Kees v. Eersel.
Een overzicht van het middenschip van de Grote Kerk te Goes dat tijdens de plechtigheid gevuld was met genodigde